Rendement voor wie?

Vraag: wat was in 1995 nog 200.000 gulden waard, oftewel 93.000 euro, en in 2008 ineens 254.000 euro? Antwoord: het gemiddelde Nederlandse huis. Gesteld dat er dik zeven miljoen huizen zijn, is er in die dertien jaar grofweg 1100 miljard euro aan waarde gecreëerd, op een oorspronkelijke woningvoorraad van 700 miljard. Een fascinerende gedachte.

In 2012 en 2013 boog de Commissie Huizenprijzen, een onderzoekscommissie van de Tweede Kamer, zich over de vraag hoe bovenstaande mogelijk is. Het was volop huizencrisis. Sinds 2008 waren de prijzen juist met gemiddeld twintig procent gedaald. Een derde van de huishoudens had een huis dat ‘onder water’ stond: de hypotheekschuld was hoger dan de waarde van het huis. Waren het de bouwkosten? Was de kwaliteit zoveel verbeterd? Was alles meer waard geworden, was het de inflatie? Nee, concludeert de commissie: de ‘bovenmatige stijging van de huizenprijzen in Nederland’ komt vooral door een ‘exorbitante stijging van de leenmogelijkheden.’

Als iedereen meer geld kan lenen voor hetzelfde huis, biedt iedereen meer en gaat de waarde omhoog. Terwijl de inkomens feitelijk niet gestegen zijn. ‘Vervolgens zeggen de hypotheekbedrijven dat ze mensen hogere leningen moeten geven’, zegt Manuel Aalbers, destijds hypotheekmarkt-onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, in een openbaar verhoor van de Commissie Huizenprijzen: ‘Maar daarmee zijn zij begonnen.’ Met andere woorden: de woningen zijn zo duur omdat de hypotheken zo hoog zijn, niet andersom.

Stijgende huizenprijzen lijken mooi voor de eigenwoningbezitter, zestig procent van de Nederlandse huishoudens, maar hebben ook keerzijden. Zo kunnen starters steeds moeilijker een hypotheek krijgen, voor steeds minder huis. Voor doorstromers is hun eigen huis weliswaar meer waard geworden, maar dat duurdere huis nóg meer. De hoge hypotheekschulden zijn een bom onder onze economie, waarschuwen IMF en OESO jaar na jaar plichtmatig, omdat ze wel ooit afbetaald moeten worden. Wie heeft hier belang bij, was dit het plan? Dan concludeert de Commissie Huizenprijzen. ‘De woonconsument is (...) aangemoedigd (...) een zo duur mogelijk huis te kopen (...). Risico’s werden onderschat. (...) Partijen in het grond- en bouwproces en hypotheekverstrekkers (...) verdienden fors aan de prijsstijging. De woonconsument had nauwelijks inzicht in en invloed op dit proces.’ Waarschuwingen vonden geen gehoor, concludeert de Commissie, en de overheid had meer kunnen doen tegen de prijsstijging. Gerbert Hebbink, senior beleidsmedewerker bij De Nederlandsche Bank, in het eindrapport: ‘Als we er nu op terug kijken heeft al die ruime financiering maar tot één ding geleid, en dat is tot hogere prijzen.’

(Bron: CBS / W. Hupkes ©)

De muur van geld

Maar waar kwam al dat geleende geld vandaan? Niet van de spaarrekeningen van calvinistische individuen en ondernemers. Die deposito’s – spaartegoeden – waren sinds begin jaren negentig al niet meer genoeg om als dekking voor de hypotheek te dienen – ook niet na de stelselmatig opgerekte eisen voor de dekkingsgraad tot uiteindelijk 2 procent van het uitgeleende bedrag. Dat betekent dat een bank één bedrag vijftig keer kan uitlenen – de andere 49 worden simpelweg ‘geschapen’, die komen vanzelf binnen en verdwijnen weer na afbetaling, terwijl de bank de rente overhoudt als vergoeding voor operatieve kosten.

Het hypotheekkrediet kwam volgens het eindrapport van de Commissie Huizenprijzen uit ‘de aansluiting van de Nederlandse woningmarkt op de internationale financiële markten.’ Rodrigo Fernandez en Manuel Aalbers van de onderzoeksgroep Real Estate/Financial Complex aan de Universiteit van Leuven, hebben er een term voor: de muur van geld. Dat zijn de honderdduizenden opgestapelde miljarden euro’s, dollars en yen van professionele, commerciële beleggers uit de hele wereld, waaronder investeringsbanken, hedgefondsen en reserves van multinationals. Maar ook institutionele beleggers, als verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, in Nederland in de jaren negentig vanuit het publieke domein de markt opgeduwd. Door de internationale deregulering van de kapitaalmarkten in de jaren tachtig zijn de landsgrenzen voor kapitaal weggevallen, alsmede het onderscheid tussen spaarbanken, hypotheekbanken en investeringsbanken. Alles is samengevoegd in deze muur van geld, die de financiële wereldmarkten afstruint op zoek naar het hoogste rendement. Het geld ‘op de bank zetten’ kunnen dit soort fondsen niet: ze zijn zelf die bank, of het investeringsfonds waarbij de bank heeft aangeklopt. Waar ter wereld kun je duizenden miljarden kwijt, en die ook nog meer waard laten worden? In de jaren negentig lag het antwoord op de wereldwijde vastgoedmarkten, mede op de Nederlandse.

Handelen in gesloten kamertjes

Volgens sommigen hebben we een internationaal financieel systeem gecreëerd waar de overgrote meerderheid van de wereldbevolking niets van snapt. Voor elke euro die in de reële economie rondgaat, veranderen er honderd van eigenaar in de financiële economie. Wat doen al die mensen in de financiële sector eigenlijk?

Kortste antwoord, van de Britse econoom John Kay: ze handelen met elkaar. Hij vergelijkt de financiële sector met publiek in een zaaltje waarvan hij de deur dichtgooit en ze de hele nacht handelen. Is er de volgende dag waarde gecreëerd? Natuurlijk niet. Toch strijkt de vier procent van de mensen die wereldwijd in die sector werkt, een kwart van alle winsten ter wereld op. Handelen in het financiële systeem is uitermate lucratief, zonder dat er iets gecreëerd wordt. Kortom: wie of wat schuift er 

’s nachts geld onder de deur door?

Van alles, waaronder de toekomst. Of eigenlijk: onze consumptie van nu, die we in de toekomst beloven te betalen. Schuld is een vorm van geld. Niet voor wie nog moet afbetalen natuurlijk, maar voor wie schuld bezit: het is een bewijs van geld in de toekomst. De financiële wereld draait op het creëren van schuld en het opknippen en verhandelen ervan; en in risico’s daarop, en daar weer speculaties op, en zo nog een paar lagen. Op internationale valuta, aandelen, grondstoffen, en alles wat de financiële wereld verder verhandelt is net zo’n complexe structuur gebouwd van risicodekking en speculaties. Ter illustratie van de omvang ervan: de waarde van één van die lagen, de derivaten, ligt ergens tussen 600.000 miljard en de 1.200.000 miljard dollar. Dat is tussen de drie en zes keer zoveel als al het bezit op de wereld.

Een hypotheek is een perfect voorbeeld van verhandelbaar geld in de vorm van schuld. Toekomstige inkomsten gegarandeerd, anders is de verschuldigde het huis kwijt. De waarde ervan is internationaal goed vergelijkbaar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld aandelen van bedrijven, die veel ingewikkelder zijn. Huizen nemen niet af in waarde, zoals auto’s of tv’s, maar juist toe. De echte waarde ervan schuilt namelijk niet in het huis zelf, maar in de grond, de locatie. Die is uniek, niet reproduceerbaar, en zal alleen maar gewilder worden naarmate de aarde verder bevolkt. En, het belangrijkste voor de internationale muur van geld: je kunt er onvoorstelbaar veel geld in kwijt. Ongeveer de helft van alle materiële waarde in ontwikkelde economieën zit in huizen of vastgoed. Daarbij verbleken andere investeringsmodellen, als collectieve grond onteigenen voor monocultuur in ontwikkelingslanden (landgrabbing) of grondstoffenwinning, zegt Fernandez. ‘Je kunt landjepikken tot het laatste stukje Antarctica. Of grondstoffen claimen tot aan mineralen op de maan. Maar daar kun je nooit zoveel geld in kwijt als in vastgoed.’

Het vliegwiel van de stijgende huizenprijzen

Stel, u zit ’s nachts in zo’n zaaltje en kunt een pakket van delen van hypotheken opkopen voor tien miljoen euro, dat u de komende twintig jaar jaarlijks één miljoen euro oplevert. De verkoper – een bank – kan dat doen omdat die de hypotheken dan van de balans kan halen. Eerder heeft de bank de hypotheken opgeknipt – bijvoorbeeld per loopjaar – en samengevoegd met talloze andere onderdelen van hypotheken. Dit heet securitisatie. De bank is dan van de hypotheken af en heeft 10 miljoen euro cash, wat opnieuw kan worden uitgeleend. U bent een pensioenfonds of een vermogensbeheerder en zit op miljoenen – of realistischer: miljarden – en uw werk is dat geld te laten renderen. Als u het pakket hypotheken koopt, int u de schuld van vele huizenbezitters ergens ter wereld. De huizenbezitter weet van niks, concludeert de Commissie Huizenprijzen. ‘Woonconsumenten hadden geen idee van de financieringswereld achter de verkregen hypotheek, namelijk dat de bank de afgesloten hypotheek doorverkocht.’ 

Zo ontstaat er een cirkeltje. De hypotheekschuld groeit; en daarmee de financiële sector, die leeft op het opknippen en doorverkopen daarvan. De muur van geld groeit en geeft druk op de reële economie om meer schuldpapier uit te geven, dat opgeknipt en doorverkocht kan worden. De normen voor kredietverlening worden versoepeld, er komen meer hypotheken, meer winst voor de financiële sector, meer vraag naar schuldpapier, et cetera. Ondertussen blazen de stijgende huizenprijzen de balansen van huishoudens op: meer hypotheek, maar ook een huis dat meer waard is – meer eigen vermogen voor huishoudens dus. Daarmee groeit de economie, en is die in staat meer schuldpapier te creëren. Het vliegwiel van de stijgende huizenprijzen, noemt Fernandez dit. Geef er een zwengel aan, en de economie zal groeien.

Alleen: de groei is niet duurzaam. Eens moeten al die schulden ook afbetaald worden, met geld dat verdiend moet worden door eenvoudige huishoudens, uit werk, uit de consumptie van anderen. Zodra de basis van de reële economie hapert, wankelen de talloze financiële lagen die erop gestapeld zijn. Schuldpapier dreigt waardeloos te worden, want het zal nooit de beloofde inkomsten opbrengen. Als dat eenmaal duidelijk wordt, klapt het hele kaartenhuis in elkaar. Ziehier de wereldwijde kredietcrisis van 2008 die, niet toevallig, begon op de huizenmarkt van de VS en zich als een olievlek over de wereld uitspreidde, omdat alle mondiale financiële instellingen diep met elkaar vervlochten zijn.

(Bron: Transnational Institute)

Welk rendement?

Na zes jaar dalende huizenprijzen en een paar flinke zwiepers aan het vliegwiel lijkt alles weer onder controle. De huizenprijzen stijgen weer (in de Randstad althans): welkom terug economische groei. Alleen: wie of wat garandeert ons dat het niet weer misgaat?

Twee fundamentele spanningen blijven. Hogere huizenprijzen zijn mooi voor wie een huis heeft, maar niet voor wie er een wil kopen of huren: die betaalt de winst van anderen. Ten tweede, in de woorden van David Madden, socioloog aan de London School of Economics: ‘Over de hele wereld scheppen zij die huizen als investeringsobject zien, problemen voor hen die erin willen wonen.’ De eerste groep heeft namelijk geen bewoners nodig, de tweede geen investeerders. 

Hebzucht is niet het probleem, zegt Madden. Het is de logica van het systeem. Het gefinancialiseerde denkframe van winstmaximalisatie is zo dominant dat we financieel rendement boven elke andere vorm van waarde stellen die je aan een huis kunt verbinden. Zoals behoefte, binding, recht, collectief woongeluk, vul maar in. ‘Efficiënt’ inrichten van de woningmarkt staat zo voor het optimaliseren van de winsten erop. Maar efficiënt voor wie, met welk doel? Als je het fatsoenlijk huisvesten van het volk tot doel neemt, zoals ruim honderd jaar geleden, krijgt efficiëntie een heel andere invulling. De eerste consequentie van zo’n andere kijk: stop onmiddellijk met de financialisering van de woningmarkt, die maakt wonen onbetaalbaar, reduceert mensen tot hun betalingscapaciteit en vergroot de ongelijkheid.

Fernandez maakt hetzelfde punt over het rendement dat de muur van geld geacht wordt te halen. In een gefinancialiseerd denkframe is het rendement het financiële surplus op kapitaal voor de investeerder ervan. Punt. Maar het maakt elders nogal wat uit of dat surplus gehaald wordt uit, pakweg, het financieren van wapenhandel of van de transitie naar een duurzame energievoorziening. Met een muur van geld kun je van alles doen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er honderdduizenden woningen mee opgetrokken. Van het rendement erop profiteren we nu nog, in de vorm van betaalbare sociale huur. Wie rendement echter reduceert tot winstmaximalisatie voor de investeerder, heeft juist belang bij het verder opdrijven van de prijs van vastgoed.

Is er ooit nagedacht over de keerzijde van alsmaar stijgende huizenprijzen? Fernandez denkt van niet. ‘Het is juist onderdeel van de hele kortzichtigheid en naïviteit van de neoliberale politicus-actor, de kortetermijnhorizon, alles in behapbare brokjes opdelen, dingen niet met elkaar willen verbinden, de gevolgen niet willen overzien. Terwijl dat juist nodig is om in z’n volledigheid de problematiek op de woningmarkt te begrijpen.’

Werkgelegenheid, betaalbaarheid van woningen, koopkracht, sociale cohesie, bestaanszekerheid, uitgaven voor ziektekosten, mobiliteit, kansengelijkheid voor toekomstige generaties – het hangt allemaal samen met het frame van waaruit we woningen bekijken. Het financieel rendement erop maximaliseren is mooi voor de eigenaar op korte termijn, maar niet los te zien van de gevolgen ervan – zie de kredietcrisis. De vraag is: welk rendement zoeken we als samenleving op woningen? Welke functie hebben ze in een duurzame, solidaire wereld? Dat is een politieke vraag, geen boekhoudkundige. Het antwoord ligt niet in de spreadsheets van financiële instellingen, maar midden in de samenleving, bij iedereen die zich er als mens over wil uitspreken.

Bronnen: