Inverdieneffecten pensioen op 65
Het verlagen van de leeftijd waarop mensen recht hebben op AOW brengt uiteraard kosten met zich mee. Tegelijkertijd wordt er ook een hoop geld uitgespaard. Het wetenschappelijk bureau van de SP dook in de microdata van het CBS om hier meer over te weten te komen.
In de keuzes in kaart die het CPB publiceerde in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2017, werd geschreven: ‘Door de verlaging van de AOW‐leeftijd naar 65 jaar bij de SP daalt het beroep op arbeidsongeschiktheids‐, WW‐ en bijstandsuitkeringen. Dit is een ombuiging van 2,2 mld euro in 2021.’ Een terechte kanttekening, want mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken verliezen vaak het recht op deze uitkeringen. Een verlaging van de AOW-leeftijd heeft dus als neveneffect dat de overheid elders minder kosten maakt. Bij beleid wordt daarom ook wel gesproken van zogenaamde ‘inverdieneffecten’.
In ‘Keuzes in kaart’ wordt daar rekening mee gehouden, maar tegelijkertijd wordt slechts het totaalbedrag genoemd. Op verzoek van de Kamerfractie dook het wetenschappelijk bureau van de SP in de cijfers van het CBS op basis waarvan deze berekening was gemaakt. Concreet was de vraag: Als de AOW de afgelopen jaren al was verlaagd, wat waren dan de inverdieneffecten van een aantal van deze uitkeringen?
Een manier om antwoord te krijgen op deze vraag, is door te kijken naar het totaalbedrag dat uitkeringsgerechtigden geboren in een bepaald jaar op dat moment ontvangen. Zo kan per jaar dat mensen eerder met pensioen gaan, worden bekeken welk bedrag wordt bespaard op andere uitkeringen. Daarbij is het belangrijk om twee zaken in het achterhoofd te houden.
Ten eerste: de laatste beschikbare gegevens betreffen 2017 of 2018, en dat brengt context met zich mee. Zowel 2017 als 2018 waren jaren met een lage werkloosheid. In 2014, toen Nederland nog flink last had van de eurocrisis, was het aantal uitkeringsgerechtigden aanzienlijk hoger. Overigens is dat aantal sindsdien alleen maar afgenomen (zie hier). Dat heeft grote consequenties voor het verlagen van de AOW-leeftijd. Als er weinig uitkeringsgerechtigden zijn, is het verlagen van de AOW-leeftijd duurder dan wanneer er veel mensen recht hebben op een uitkering. Dit verklaart het verschil tussen het bedrag dat wordt gebruikt in ‘Keuzes in kaart’ en de bedragen die in dit onderzoek naar boven zijn gekomen.
Ten tweede: voor sommige jaargeneraties is het uitgekeerde bedrag zoals weergeven in de tabel nul. Dit komt omdat deze generatie reeds met pensioen is, en dus geen aanspraak meer maakt op de uitkeringen. Ook het bedrag bij de laatste jaargeneratie kan lager zijn dan in de andere jaren is weergegeven. Dit komt omdat ook deze generatie deels al de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
De cijfers
In bovenstaande tabel is weergegeven welke bedragen in 2017 door mensen geboren in de jaren 1951 tot en met 1959 werden ontvangen aan ww-uitkering. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat van de mensen die zijn geboren in 1952 een deel in 2017 al met pensioen zal zijn gegaan.
Voor de bijstand waren ten tijde van dit onderzoek de gegevens van 2018 beschikbaar. Anders dan bij eerdere tabellen, blijft de bijstand ook na de pensioengerechtigde leeftijd relevant. Mensen die na hun pensioengerechtigde leeftijd met hun opgebouwde pensioenrechten onder de bijstandsnorm terechtkomen, hebben recht op een aanvulling. Toch nemen ook hier de kosten aanzienlijk af.
Spanning februari 2020: Ons Pensioen
- Het sprookje van eerlijk duurt het kortst
- Oudedagsvoorziening: van gunst naar recht
- Vijf vragen over pensioen
- Hoe de betaalbaarheid van de AOW werd ondermijnd
- Frans Vakbondssucces: Macron gedwongen plan verhoging pensioenleeftijd in te trekken
- De grote pensioenmythe: jong betaalt voor oud
- Politiseer duur en onrendabel vermogensbeheer pensioenfondsen
- 'We sparen als gekken'
- Het pensioenakkoord nader beschouwd: Vier onvoldoendes
- Tien manieren om ons pensioenstelsel te verbeteren
- Inverdieneffecten pensioen op 65