publicatie

Tribune 2/2010 :: Buurtvader vecht voor veiligheid van onderop

Tribune, februari 2010

Reportage

Buurtvader vecht voor veiligheid van onderop

“Culturele verschillen leiden tot lange tenen”

Als buurtvader pakt SP’er Mohamed Ezhar onveiligheid in de buurt zelf aan. Je zou verwachten dat welzijnsorganisaties en gemeente zulke actieve bewoners van harte ondersteunen, maar zo eenvoudig is het niet in een prachtwijk.

Tekst: Diederik Olders Foto's: Bart Mühl

“Waar kom je vandaan? Waar ga je naartoe?” Aan elke jongere die buurtvader Mohamed Ezhar op straat tegenkomt, stelt hij dezelfde vragen. Niet dat er veel jongeren op straat zijn; het is een van de koudste januaridagen. In de Alkmaarse wijk Overdie kent hij iedereen van elke leeftijd en afkomst, en iedereen kent hem. Het antwoord van de jongeren is steevast aanleiding voor een kort gesprekje. Volgens Ezhar is praten een prima manier om te werken aan veiligheid in de buurt. Niet in vergaderzaaltjes, maar vooral op straat.

Overdie is een van de veertig Vogelaar-wijken, een wijk waar problemen zich opstapelen. Armoede, criminaliteit, verloedering. In Overdie overheersen de rijtjeswoningen, met flats aan de rand en aan de Melis Stokelaan, die midden door de wijk loopt. Zowel rijtjeswoningen als flats zijn de laatste jaren flink opgeknapt. Maar de sociale problemen zijn niet zo gemakkelijk te ‘renoveren’. Ezhar: “Er is veel werkloosheid. Ook wonen er, zeker in Nieuw-Overdie, relatief veel allochtonen. Culturele verschillen leiden tot onbegrip en lange tenen.” Hij laat de Marokkaanse moskee zien en vertelt over lange tenen: “Hier klagen buurtbewoners veel over. Dat er op vrijdag zoveel mensen hier komen. Maar de mensen van de moskee letten zelf goed op dat er niet op de stoep wordt geparkeerd en dat mensen niet te lang buiten blijven discussiëren. Het verhaal dat mensen in de moskee worden aangezet tot haat, tot radicalisering, is hier gelukkig niet van toepassing. Andersom hebben moskeegangers wel te maken met figuren die naar ze staan te schreeuwen dat de moskee weg moet, of dat Marokkanen niets te zoeken hebben in Nederland. Gelukkig gebeurt dat niet vaak. Maar klagen, dat gebeurt wel veel. Iedereen heeft nu lange tenen. Klagen dat het allemaal niet goed gaat, dat de jeugd alles aan het verzieken is. Maar als ik met die mensen terugga naar hun jeugd, dan moeten ze toegeven dat ze ook rottigheid uithaalden. Er wordt nu veel sterker op gereageerd. Dat komt volgens mij door wat mensen lezen in de krant en zien op tv. Men is in Alkmaar bang voor dingen

die bij wijze van spreken in Limburg gebeuren.”

Mohamed Ezhar verhuisde zelf op zijn dertiende naar Nederland: “Wij kwamen uit een klein dorpje in Midden-Marokko. Mijn vader en moeder zijn hier nooit geweest; mijn oudste broer heeft mij meegenomen hiernaartoe. Hij haalde zijn vrouw en twee dochtertjes naar Nederland toen mijn vader net overleden was. Toen is het idee ontstaan om mij ook mee te nemen, om zijn gezin een beetje bij te staan. Ik ben toen begonnen in de vierde klas lagere school en heb uiteindelijk de vakschool gedaan van Corus, dat toen nog Hoogovens heette. En daar werk ik nog steeds. Als machine-bedieningsman, in ploegendienst. Het is zwaar werk, in ploegen. Maar ik heb wel vaak vrij als anderen geen vrij hebben.”

Ezhar laat de ruimte zien die de buurt-vaders sinds een paar weken mogen gebruiken om te overleggen. Woningbouwvereniging Woonwaard heeft dit mogelijk gemaakt. Wijkmeester Piet Lippe van Woonwaard is ook een bekende van Ezhar; ze hebben samen onder andere een tuintjes-opknapactie georganiseerd. Volgens Lippe is integratie een groot probleem in Overdie: “In dit deel van Overdie is maar liefst 65 procent allochtoon. Die mensen zeggen zelf: wij kunnen in deze wijk niet integreren, want we komen bijna geen Nederlandse mensen tegen.” Ezhar: “Er is ook geen toewijzingsbeleid dat voor spreiding zou kunnen zorgen. En nou hoor je vaak: maar ze zoeken elkaar altijd op en gaan bij elkaar wonen– en ‘ze’ dat zijn dan Turken of Marokkanen. Dat is niet de reden. Veel allochtonen zitten in de laagste inkomensgroepen: ze kijken waar de goedkoopste woningen zijn.” Lippe vult aan: “En door onbekendheid met subsidieregelingen letten ze vooral erg op de kale huurprijs. Nu heb je heel veel woningen hier met een heel lage kale huurprijs.” Ezhar kan er over meepraten: “Ik betaal aan kale huur 363 euro, voor een prachtwoning.”

Het buurtvaderproject dat Ezhar opstartte, stamt uit begin 2007. Tijdens de jaarwisseling van 2006 op 2007 was het misgegaan in de wijk. De flats op de Melis Stokelaan stonden toen in de steigers vanwege de renovatie. Jongeren uit de buurt richtten daar tijdens de nieuwjaarsnacht in een paar uur voor meer dan tachtigduizend euro schade aan. Er waren brandjes, er werden winkelwagens van hoog in de flat naar beneden gegooid en er sneuvelde veel glas. De aanpak van de politie om de schuldigen te vinden zette volgens Ezhar veel kwaad bloed in de wijk: “De politie kwam er maar niet achter wie die jongens waren. Drieënhalve maand later pakten ze een jongen op, die bij de Lidl aanstekers in zijn zak gedouwd had. Hij werd meegenomen naar het bureau en zo onder druk gezet, dat hij namen ging noemen. Die jongen noemde vervolgens alle namen die hij kende. Ook die van mijn kinderen, want ze spelen bij dezelfde voetbalclub. Nu waren wij met oud en nieuw met de kinderen bij familie in Heerhugowaard, dus de namen die hij noemde klopten niet helemaal. Wat deed de politie? ’s Morgens om half vijf, half zes belden ze aan bij alle huizen waar de genoemde jongens wonen, en dreigden met het intrappen van de deur; ze hebben echt commotie veroorzaakt. Bij mij hebben ze het anders gedaan, ik denk omdat ik bekend ben in de buurt. De wijkagent is bij mij langsgekomen en we hebben een afspraak gemaakt, mijn zoon mocht zich zelf op het bureau melden. Ik zei: ‘Zo had je het ook moeten doen bij de anderen – ik wil niet de uitzondering zijn.’ De opgepakte jongens hebben toen drie dagen in de politiecel doorgebracht. Zij werden ook weer onder druk gezet en ze gingen weer nieuwe namen roepen. Dus die groep werd steeds groter. Dat waren niet alleen Marokkanen en Turken; er zaten ook Nederlandse jongetjes tussen de namen die genoemd werden. Toen ben ik samen met de wijkcoördinator gaan praten en heb ik voorgesteld om vaders uit de buurt bij elkaar te brengen om te praten over een oplossing. Dat is het begin geweest van de buurtvaders, want we hebben ook besproken hoe we dit soort rottigheid in de buurt kunnen voorkomen. Uiteindelijk zijn zo’n dertien jongens gestraft en werden twaalf jongetjes die op de verdachtenlijst stonden vrijgesproken, waaronder mijn zoon.”

Sindsdien is er een groep Marokkaanse, Turkse en Nederlandse vaders, die als buurtvaders regelmatig op straat een oogje in het zeil houden. Met oud en nieuw lopen ze op volle sterkte in de wijk. En het helpt. De buurtvaders proberen ook structureel iets aan de veiligheid te doen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de jongeren ergens terechtkunnen. Ezhar: “Er is hier een jongerencentrum, Foxy. Daar hebben we jarenlang drie keer in de week activiteiten voor jongeren boven de veertien jaar georganiseerd. Tafeltennis was er, een pooltafel, een computer waarop ze e-mails kunnen sturen – het hoeven geen dure dingen te zijn. Daar kwamen tot tachtig jongeren op af, op één avond. Met EK’s, WK’s en Champions League voetbal huurden we een groot scherm. Dat ging zo goed, tweeënhalf jaar zonder schade, zonder ruzie, zonder probleem. Totdat Kern8, de welzijnsorganisatie, bedacht:

wij gaan dat doen, in plaats van die vrijwilligers.”

Met het tienerhonk ging het volgens Ezhar zonder de vrijwilligers snel achteruit: “De openingstijden zijn bijvoorbeeld niet goed. Als de jongetjes vakantie hebben en vrij zijn van school, dan zijn die gasten die ervoor betaald krijgen er niet. Tent dicht. ’s Avonds is de boel ook dicht. Dan komen die jongens uit school en dan kunnen ze nergens terecht. Dan gaan ze hangen op straat en dan komt er rottigheid.”

“In de gemeenteraad is een voorstel aangenomen voor een budget van vijftigduizend euro om ons als buurtvaders te ondersteunen. Dat is naar Kern8 gegaan, maar we hebben niks van dat geld gezien. Ja, de buurtvader-jassen. En er was een mevrouw die twee keer per week met ons kwam vergaderen, in totaal zes uur per week. Van de centen die voor de buurt-vaders bedoeld waren; en er kwam niks concreets uit.” In een reactie laat Frans McGonicle, directeur van Kern8, weten dat Kern8 zich over de besteding van de subsidie heeft verantwoord bij de gemeente: “De gemeente is opdrachtgever. Wij hebben geen negatief oordeel over onze afrekening gekregen.” De SP-fractie in Alkmaar heeft vragen gesteld over de besteding van de vijftigduizend euro. Ezhar is zelf ook SP’er en werd bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen met voorkeurstemmen in de raad gekozen. “Een hele eer om de SP daar te mogen vertegenwoordigen”, zegt hij daarover.

Vóór de kerst heeft Ezhar de dame van de welzijnsorganisatie verteld dat de buurt-vaders niet tevreden zijn over de ondersteuning. Dat werd een rel, omdat Ezhar volgens Kern8 de dame in kwestie had bedreigd. Ezhar: “Ik heb altijd samengewerkt met Kern8. Samen een voetbaltoernooi organiseren, ik ging met ze mee naar de Efteling, naar Artis – ze gebruikten me als vrijwilliger. Prima, dat doe ik graag. Maar nu had ik commentaar op de begeleidster. Ik heb natuurlijk niemand bedreigd. De wethouder riep ons op het matje en de mensen die erbij waren, onder anderen een politieagent, wisten hem te vertellen dat er van bedreiging absoluut geen sprake was. Toch heeft Kern8 nu besloten niets meer met de buurtvaders te doen. Dat is lastig. Gevolg is bijvoorbeeld dat we niet meer kunnen vergaderen in het tienercentrum. Gelukkig heeft woningbouwvereniging Woonwaard ons de mogelijkheid gegeven om in een van hun ruimtes te vergaderen. Maar ook afspraken met het sportcomplex in de buurt lopen nu vast. De jongeren kunnen daar sporten en kunnen terecht in de kantine. En nu doen de mensen van het sport-

complex ineens heel moeilijk over dingen die eerst geen probleem waren.”

Tijdens de tocht door de wijk brengen we ook een bezoek aan Lydia Schaddelee en Hennie van der Pol van de bewonerscommissie. Zij werken vaak samen met Mohamed Ezhar. Schaddelee woont op de tiende verdieping van Zonkant, een van de flats aan de Melis Stokelaan. Midden in de woonkamer staat een tafel met onder het glazen tafelblad allerlei kleurige stenen. Voor Schaddelee staat die verzameling symbool voor haar buren, die bijna allemaal een niet-Nederlandse achtergrond hebben: “Als mijn buurkinderen op vakantie gaan en vragen: ‘Buuf, wat zal ik meenemen’; dan zeg ik: ‘Het mooiste steentje dat je kan vinden.’ Dus ze komen uit Marokko, Turkije, Afghanistan. Iran, Irak, van de Chinese muur, Suriname, alles ligt ertussen.” Schaddelee woont nu ruim tien jaar in de flat, maar heeft er vroeger ook al gewoond, een paar etages lager: “In de tussentijd was er veel veranderd. Er gebeurden heel erge dingen. Stel je voor, je komt in de kelder en daar staan vijf jongens van twintig met een meisje van vijftien: verkracht. Ik heb staan overgeven. Meisje weggebracht, politie gebeld. Dat zijn erge dingen.”

Ook Schaddelee gelooft in de kracht van met elkaar praten als er problemen zijn: “Erop af! Dan draai je dingen helemaal om. Er zat een meisje te plassen in de gang. Ik heb haar aangesproken en gezegd dat als ze het nog een keer deed, ik haar moeder en de huismeester ervan zou vertellen. Later zat ze bij mij tekeningen te maken dat je niet mag plassen in de hal, dat je geen vuil moet neergooien, en die tekeningen hingen hier beneden in de flat.” Schaddelee houdt van tienhoog de boel goed in de gaten. Als ze wat ziet, dan belt ze Ezhar: “Die komt meteen aan-rennen. De politie komt niet meer als je ze belt.” Ze voelt zich vaak in de steek gelaten door de gemeente: “Ik zeg al jaren, gooi die Foxy open voor de groep van dertien jaar en ouder. Niks helpt. Als het slecht weer is, gaan de jongeren de flat in. En dan krijg je de ellende. Maar ze kunnen ook nergens heen. Mijn kleinzoon is enig kind, die heeft een grote kamer waar hij kan zitten gamen met vrienden en zo. Maar deze jongens komen uit gezinnen met veel kinderen, hebben geen eigen kamer.

Dus ze zoeken het op straat. Moeten ze wel. Ze hebben geen ruimte om anderen

te ontmoeten.”

Gemeente en welzijnsorganisatie hebben geen benul van wat er nodig is in de buurt, vinden alle aanwezigen. Schaddelee: “Ze huren mensen in uit Amsterdam, Schagen, weet ik waar, om dingen over te nemen die goed worden gedaan door vrijwilligers zoals Mohamed die de buurt kennen. En hébben ze een keer een echt goede jongerenwerker, wordt die om iets lulligs ontslagen. Ibrahim heet hij. Die jongen heeft zo gigantisch ingegrepen. In een paar maanden tijd had hij het allemaal onder controle. Was hartstikke te gek, je kon het aan alle kanten merken. Hij werd ontslagen, omdat hij volgens Kern8 meisjes alleen had gelaten met een vrijwilliger. Weet je waarom hij dat deed? Hij had een gesprek met die meiden, en hij wordt op dat moment opgebeld door een jongen hier uit de flat – Turkse jongen, net zijn vader kwijt. Die vertelt huilend dat zijn fiets is gestolen, dat hij niet naar huis durft want zijn moeder heeft geen geld voor een fiets, en hij moet weer naar school. Ibrahim zegt: ‘Ik ben met een kwartiertje terug. Dit moet ik effe oplossen.’ Heeft-ie gedaan. Kwartier: fiets terug, jongen hartstikke blij. Ibrahim werd op staande voet ontslagen.” Ook hierover is een reactie aan Kern8 gevraagd. Directeur McGonicle kan niet vrijuit spreken over redenen voor ontslag: “Het is voorgelegd aan de kantonrechter, en als wij gekke dingen zouden doen, komen we daar bij de rechter niet mee weg.”

Ezhar: “Soms lijkt het wel of de gemeente en Welzijn de slechte situatie in de buurt willen behouden, misschien omdat er zoveel geld voor komt van het Rijk. Het gaat om veel geld, maar dat komt te weinig terecht bij de bewoners.” Een paar buurtvaders hebben het opgegeven, maar Ezhar gaat gewoon door.

“Waar komen jullie vandaan?”, vraagt Ezhar aan twee jongens als het donker begint te worden. “Van de Turkse moskee.” Ezhar legt uit dat het gebrek aan ontmoetingsplaatsen de tweedeling versterkt: “Deze jongens van Turkse afkomst voelen zich in de Turkse moskee in ieder geval welkom, zodat ze bij gebrek aan beter daar maar naartoe gaan.” De jongens, allebei een jaar of achtttien, beamen dat: “In de moskee kunnen we achter de computer, en met dit weer is binnen zitten toch beter. Maar ik zou liever iets willen waar alle jongeren uit de buurt terechtkunnen. Dat is beter voor de integratie, maar het is ook leuker voor ons. Wij zitten in de moskee tussen de ouderen. We gedragen ons anders als de ouderen erbij zijn. Bijvoorbeeld schelden: dat doen we niet als de ouderen erbij zijn. Niet dat we anders de hele dag lopen te schelden, maar je voelt je toch vrijer als je met

alleen jonge mensen samen bent.”

“Waar gaan jullie naartoe?” “We gaan naar huis, eten.”