SP Tribune 06/2004: Interview met Rudie Kagie

Tribune 6 juni 2004

Rudie Kagie Anderhalf jaar lang trok schrijver/journalist en redacteur Rudie Kagie langs de SP-afdelingen in het land, snuffelde hij in partijarchieven en bezocht hij zelfs besloten vergaderingen. Het resultaat van die monsterklus werd onlangs in Den Haag gepresenteerd: ‘De Socialisten – achter de schermen van de SP’. Het boek bevat ook voor Kagie zelf de nodige ‘eye-openers’. Maar: ‘Ik onthoud me van waardeoordelen. Een documentaire in boekvorm is wat ik wilde.’

Tekst Rob Janssen

Foto's Suzanne van de Kerk

‘Als je een beeld wil schetsen van een partij, moet je juist niet in Den Haag zijn’

‘We moeten een boek over de SP hebben. En dat ga jij schrijven, Kagie.’ Dat kreeg ik in december 2002 van mijn uitgever te horen. Dat was toen de SP in de peilingen voor de Kamerverkiezingen op 23 zetels stond. Ik sputterde nog wat tegen, want als redeacteur bij Vrij Nederland heb ik het al druk genoeg. Maar aan de andere kant zag ik kans op een heel interessant boek. Een boek dat nog niet geschreven is. Want als je kijkt naar wat voor boeken er al over de partij zijn, dan zie je dat de partij een groot aantal boeken heeft uitgegeven. En Kees Slager heeft natuurlijk een voortreffelijk boek geschreven (‘Het geheim van Oss’ – red.), maar dat ging vooral over de beginperiode van de partij. Ik had een boek voor ogen dat een beeld geeft van hoe de SP zich geëvolueerd heeft van een linkse splinterbeweging die jarenlang in de Kamer probeert te komen tot een grote politieke partij. Afijn; die 23 zetels zaten er niet in. Dus ik heb op de ochtend na de verkiezingen mijn uitgever nog maar eens gebeld met de vraag: Zeg, wil je dat boek nu nog wel hebben? Er werd geen seconde over getwijfeld dat het boek er moest komen. Wel was er nog één voorwaarde voor mij. Dat was dat de SP het zelf ook moest zien zitten.’

Hoezo? Had u het anders niet geschreven dan?

‘Dan had ik het niet kúnnen schrijven. Ik wilde een boek, waarin ik als auteur de vrije hand had. Ik heb met de partij gesproken en gezegd, dat ik in de archieven wilde kijken en stukken wilde doornemen. Ik wilde met iedereen kunnen spreken en bij zoveel mogelijk vergaderingen zitten. Ja, ook besloten vergaderingen. En bovendien wilde ik praten met zogenaamde dissidenten en mensen die teleurgesteld afgehaakt waren. Want ook dat vind ik een belangrijk element. Dus eigenlijk haalde de partij met mij iemand in huis die carte blanche zou hebben en met iedereen ging praten. Met andere woorden: er zat voor de SP wel degelijk een zeker risico aan vast. Het had immers best gekund, dat het voor de SP een heel negatief boek geworden zou zijn. Maar ik ben zeer te spreken over de medewerking die ik heb gekregen. Ik heb met iedereen gepraat en inderdaad: sommige mensen hebben ongezouten kritiek geuit. Ik heb echt geprobeerd om iets maken wat noch propaganda noch een frontale aanval op de partij is. En dat was nog helemaal niet zo gemakkelijk. Want als je het over politiek hebt, is het schrijven van een objectief boek bijna niet te doen. Want je hebt altijd je eigen perceptie.’

Werd het beeld dat u van tevoren van de partij had bevestigd?

‘Eigenlijk niet, nee. De SP is toch een andere partij dan ik had gedacht. Ik zal je zeggen hoe dat komt. Ik ben geboren in 1950 en ben dus van de generatie van Jan Marijnissen. Ook ik heb de jaren ‘60 en vooral de jaren ‘70 heel bewust meegemaakt. Ik ben vertrouwd met het spectrum van de vele radicaal-linkse groeperingen die er toen waren en ik weet wat er in de werken van Marx en Lenin staat. Uit die tijd herinnerde ik me de SP nog vrij goed. Ik zelf schreef een boek over Albanië, omdat ik vond dat ze het daar geweldig voor elkaar hadden. Maar op een gegeven moment donderde het daar ook allemaal in elkaar en eigenlijk had ik dat maoïstische gedoe al eerder gelaten voor wat het was. Ik ben daarna ook heel andere dingen gaan doen. Ik ben redacteur geworden en ik scheef ook niet meer zoveel over politiek. Dus toen ik met die oude herinneringen aan ‘De Socialisten’ begon, had ik in feite geen flauw idee hoe de SP zou zijn. Ja, en toen was het voor mij best verbazend om te zien dat er zoveel veranderd was in de partij. Die hele transformatie vond ik heel interessant om te zien. En niet minder interessant vond ik om te horen hoe daar nu door partijleden in het land tegenaan gekeken wordt.’

In het boek wordt nogal veel aandacht besteed aan conflicten en ruzies. Waarom?

‘Omdat ik het bij conflictsituaties interessant vind om te kijken naar wat de standpunten zijn. Een conflict is vaak een uitvergroting van hoe relaties liggen. Vaak kun je eruit afleiden waar de pijn zit bij mensen. En wat hun kritiek is. Daar kun je van leren. Er zijn bijvoorbeeld bij de SP in het verleden wat toestanden geweest rondom gemeenteraadsleden die opstapten of die weigerden om mee te doen aan de afdrachtregeling, waarvoor ze overigens wel getekend hadden. Daar kun je bijvoorbeeld van leren, dat mensen - ook bij de SP - niet alleen maar goede kanten hebben, maar dat ook tamelijk banale dingen zoals geld een rol spelen. Ik vergelijk het wel eens met een huwelijk dat ontbonden wordt. Waar krijgen de mensen ruzie over? Over alimentatie. Kijk eens naar hechte vriendschappen die beëindigd worden. Dat gaat maar al te vaak zo van: Ja, maar ik heb je destijds 100 euro geleend. Maar in werkelijkheid zijn er natuurlijk vaak heel andere dingen aan de hand. Noem het abstract onbehagen; je weet niet precies wat het is, je kunt het niet benoemen. Dus begin je maar over geld. Het is een heel vervelend terugkerend probleem. Maar kennelijk is het wel iets waar je rekening mee moet houden. Waar ik trouwens in de context van die conflicten ook naar op zoek ben gegaan is of er zoiets als een prototype van een SP-lid bestaat. Ik heb moeten concluderen dat die er eigenlijk niet meer is. Van Adam Curry tot mensen in de rolstoel die op het Binnenhof staan te demonstreren; het zijn allemaal SP’ers.’

Wat was voor u, voordat u aan het boek begon, dan het prototype SP’er? Noemt u eens iemand!

‘Remi Poppe. Naar mijn idee vertegenwoordigde hij alles waar de SP voor stond. Brutaal, beetje arbeideristisch, goed gebekt en met veel humor.’

En wie niet?

‘Qua uiterlijk zou ik zeggen Jan de Wit. Die ziet er niet uit als een SP’er. Zet Poppe en De Wit naast elkaar en je ziét het verschil. Maar dat zijn natuurlijk maar uiterlijke kenmerken. Want Jan de Wit is toch echt een rasechte SP’er. Maar lokaal heb je in de partij wel een paar gemeenteraadsleden gehad die ineens gingen switchen naar een andere partij. Iemand die dat met zoveel gemak doet, vind ik geen echte SP’er. Want gemeenteraadslid is toch geen geringe functie.Maar de SP’ers die ik ontmoet heb, zijn over het algemeen zeer gezellige mensen. Maar wel met de aantekening die ik zojuist over die conflicten maakte, wat soms met name de lokale gesprekken wat lastig maakte. Maar dat hoort er ook bij, vind ik. Want voor mij als auteur is het niet zo interessant om alleen maar een opsomming van gevoerde acties te horen. Ik wil ook horen wat zit eronder en erachter zit. Psychologische diepgang, introspectie, motivatie; dat soort dingen. Daarom ik ben ook in een aantal conflictueuze zaken gedoken.’

Gaat u nou ook boeken schrijven over andere politieke partijen?

‘Nou, wat me wel interessant lijkt, is eens wat te doen met het CDA. Ik denk nog niet meteen aan een boek, hoor. Kijk, ik heb nu voor ‘De Socialisten’ een aantal lokale afdelingsbijeenkomsten van de SP bezocht en echt met de achterban aan de basis gepraat. Het lijkt me buitengewoon interessant om eens te kijken, hoe de achterban van het CDA reageert op de politiek van deze regering. Dat zou best een heel aardig beeld kunnen opleveren. Want dan krijg je echt een idee van hoe mensen denken. Want uiteindelijk zijn toch de leden de partij. Kijk, Kamerleden zijn allemaal goed gebekt, hebben ideeën en weten die precies te verwoorden. Beroepspolitici praten doorgaans glad om de problemen heen. Als je een beeld wil schetsen van een partij, moet je misschien wel juist niet Den Haag zijn, maar in de lokale afdelingen. Naar de basis dus. Kijk eens naar de tijd van de Centrumdemocraten. Die Janmaat probeerde zich er wel uit te kletsen. Maar als je echt wilde weten hoe die mensen dachten en naar de basis ging, nou, dan kreeg je wel andere taal te horen. En dan begreep je pas echt hoe gevaarlijk die partij was.’

Kunt u zelf een kwalificatie van uw boek geven? Is het onderzoeksjournalistiek? Onthullingsjournalistiek misschien?

‘Hmmm…heel moeilijk. Wat ik eigenlijk voor ogen heb gehad is een goede documentaire zoals je die op tv ziet. Dus je ziet allemaal beelden voorbij komen. Je hebt geen commentator die zegt wat voor verschrikkelijk ramp er is gebeurd. Nee, je ziet alleen de beelden. En al kijkend kom je tot je eigen conclusie.’

Vandaar dat het boek geen inleiding heeft?

‘Precies! Dát is mijn opzet geweest. Er staat dan ook nergens een waardeoordeel in.’

Maar begin dit jaar werd een verhaal van uw hand op de cover van Vrij Nederland aangekondigd met ‘De uitbuiters van de SP’…

‘Ja, ho! Die covertekst kwam niet van mij, maar van de hoofdredactie! Ik ben er vreselijk kwaad over geweest. Toen ik hoorde dat ‘De uitbuiters van de SP’ op de cover kwam te staan, zijn er de nodige woorden gevallen. Maar de hoofdredactie zei: Niet zeuren Kagie, wíj bepalen wel wat er op de cover komt. Ik heb toen gezegd: Als je maar weet, dat ik me dan ervan distantieer. En dat heb ik ook gedaan. Dus zo zie je: ook wij hebben conflictjes. Ik heb anderhalf jaar bij de SP rondgelopen en ben eerlijk gezegd geen uitbuiter tegengekomen.’

Wat is nou het meest opmerkelijke wat u ‘achter de schermen van de SP’ aantrof?

‘Wat mij eerlijk gezegd wel verbaasde, is dat het zo’n geoliede organisatie is. In het hoofdkantoor in Rotterdam is het echt een professionele organisatie met hoog gekwalificeerde mensen. Eigenlijk vergelijkbaar met een bedrijf.’

Wat had u dan verwacht, als ik vragen mag?

‘Nou, een oud stoffig gebouwtje, met mensen die…hahaha…nee, joh…ik zou het echt niet weten, hahaha.’

Vond u het leuk om het boek te maken of was het een vreselijke hangklus van anderhalf jaar?

‘Nou, het heeft me wel veel meer tijd gekost dan ik had verwacht. Er zit echt heel veel werk in. Voor het hoofdstuk over Groningen ben ik vier keer met de trein van Amsterdam naar het hoge Noorden gereisd. Want ik doe zoiets niet telefonisch. Nee, ik ga erheen en wil ter plekke met de mensen spreken. Maar ik heb absoluut geen klachten over de medewerking. Toen ik het manuscript af had heeft Tiny Kox het gelezen. Maar die wees me alleen op een en aantal verkeerd geschreven namen en dergelijke. Er is dus door de partij absoluut niet geprobeerd om mij te beïnvloeden of het boek in een bepaalde richting te sturen. Ik heb het dus met veel plezier gedaan.’

Rudie Kagie (53, Amsterdam) werd geboren in de Den Haag en doorliep in Hoogeveen de Mulo, de Havo en het Atheneum. Zijn studie Nederlands in Amsterdam rond hij niet af, omdat hij al vroeg ontdekte dat hij wilde gaan schrijven. Vanaf schrijft hij voor het weekblad Vrij Nederland en sinds 1992 is hij redacteur van dat blad. Kagie heeft een groot aantal boeken over uiteenlopende onderwerpen op zijn naam staan, waaronder ‘De verboden saxofoon’, ‘24 uur – Hoe Nederland de vrije tijd ontdekt’, ‘De eerste neger’, ‘Een passie voor New York’ en ‘De laatste kolonie’. Momenteel werkt Rudie Kagie over een boek over Boudewijn Büch.