Tribune 07/2000 Interview: Hein de Kort

Tribune 14 juli 2000

Interview

Hein de Kort

Striptekenaar Hein de Kort schoot ooit wortel bij De Waarheid. Inmiddels vindt hij communisme een mooi maar onuitvoerbaar plan. ‘Het communisme gaat ervan uit dat iedereen meewerkt. Dat kan je wel vergeten!’ Een gesprek met de geestelijk vader van Dirk en Desirée over belasting, strippenkaarten en ‘goeie dikkerds’.

Tekst Christine de Vos Foto Akke van Eck

‘Heerlijk om ongestraft de vreselijkste dingen te kunnen zeggen’

Met De Waarheid kwam ik in contact door Ger van Wulfsen, mijn eerste uitgever. Ik was net begonnen en hij had een groep van tien tekenaars naar die krant gestuurd. Het betaalde vreselijk slecht, maar mijn korte grappen leverden me wel bekendheid op bij m’n latere werkgevers. Daar ben ik De Waarheid nog altijd dankbaar voor. Wat ik toen produceerde waren niet echt politieke strips, maar meer commentaar op de actualiteit. En dat mocht van alles zijn. Toen ik het op een gegeven moment zat was, maar niet durfde te zeggen dat ik er eigenlijk vandoor wilde, ben ik heel foute grappen gaan maken. Dat wil zeggen, dingen waarvan ik dacht dat ze zouden gaan steigeren. Over domme vrouwen die alleen goed zijn voor de afwas en het strijkgoed bijvoorbeeld. Dat bleken ze echter fantastisch te vinden. Vloeken voor eigen parochie scheen te mogen. Dus werd ik er helaas niet uitgegooid. Maar kort daarop was het met de hele Waarheid gedaan en kon ik ook vertrekken.

Met de CPN zelf heb ik nooit echt opgehad. Als de Telegraaf me als eerste had gevraagd, zou ik ook ja hebben gezegd. Ik was het wel eens met hun standpunt dat mensen meer moesten delen en er, voor het goed van de samenleving, gezamenlijk de schouders onder moesten zetten. Dat bleek al snel een weliswaar mooi maar onuitvoerbaar plan is. Toen al ging het communisme ervan uit dat iedereen meewerkt. Vergeet het maar! In iedere maatschappij zitten luie, egoïstische, machtsbeluste of asociale types, die het systeem onderschoffelen en geen enkel oog hebben voor het algemeen belang. Voor bejaarden en zieken moet je zorgen en wie geen werk heeft, heeft óók recht op eten. Dat kan best, want daar betalen we met zijn allen belasting voor. Maar er zijn nogal wat mensen die daar heel anders over denken. Leg je oor maar eens te luisteren op een verjaardagsfeestje. Een en al gezeur over hoe ontzettend veel belasting er wel niet betaald moet worden. Alsof ze daar zelf ook niet van profiteren! Als ik ga fietsen vind ik het bijvoorbeeld fijn dat er al een fietspad ligt en ik dat niet zelf hoef te leggen. Vrij normale zaak dat je voor dat pad hebt moeten dokken, toch? Het één voor allen principe staat me best aan.

Ik beschouw mijzelf als linkserig. Zweef tussen GroenLinks en de PvdA. Stemmen ga ik altijd wel, want dan hou je recht van spreken over wat de politiek bekokstooft. Degenen die klagen dat ze er in Den Haag een zootje van maken, maar zelf niet de moeite nemen om te gaan stemmen, moeten ophouden met zeuren.

Tien, vijftien jaar geleden stelde de politiek kennelijk écht nog wat voor. Kijk alleen maar naar de betrokkenheid van mensen. De zaken lagen toen ook duidelijker. Rechts was rechts en links had veel meer betekenis dan nu. In die tijd maakte ik me – met een heleboel anderen – vreselijke zorgen over kernwapens. Ik was er heilig van overtuigd dat de bom zou gaan vallen en vond dat zo eng dat ik, helemaal tegen mijn gewoonte, mee heb gelopen in die demonstraties.

Daar maak je trouwens de beste grappen over, dingen waarover je je opwindt. Dat kunnen wereldschokkende gebeurtenissen zijn, maar ook hele kleine voorvallen. Een voorbeeldje. Voor ik naar dit interview ging heb ik mijn hele huis ondersteboven gehaald om een buskaart te vinden. Ik gebruik die dingen nooit. Maar uiteindelijk dook ik toch een verkreukeld exemplaar op. Hing er in de tram een bord met de mededeling dat kaarten voor de oude prijs – 11 gulden 75 – niet meer geldig waren. Je moest er één van een kwartje duurder hebben. En meteen dreigen met een boete van zestig piek, belachelijk! Ik zat me er al helemaal op te verkneukelen dat de conducteur mij zou bekeuren voor die paar centen dat mijn twee strippen meer kostten. Dan was ik natuurlijk een enorme scène gaan schoppen. Leuk voor in Revu. Maar de man is nooit gekomen. Erg jammer. Èn ik ben kwaad geweest dat mijn Dirk en Desirée-strip in de Revu van een hele pagina naar een paar plaatjes is gegaan. Ben ik halve grappen gaan maken. Sorry, geen ruimte meer. Hahaha!

Ik teken het liefst gemene figuurtjes, die zijn nu eenmaal het leukst. Sigmund, de psychiater die Peter de Wit elke dag in de Volkskrant tekent, vind ik geweldig. Wat een ontzettend naar kereltje! Het is ook heerlijk om ongestraft de vreselijkste dingen te kunnen zeggen. Onlangs ben ik gevraagd om voor een bedrijf dat videospelletjes maakt de televisieproductie te schrijven die bij een bepaald spelletje hoort. Het spelletje gaat over een ridder die onderweg is naar een toernooi en daarbij van alles meemaakt. Waarom hebben ze mij nu benaderd? Omdat die ridder een heel slecht, vervelend mannetje moet zijn dat nare dingen doet. Ik schijn dat te kunnen.

Of mijn grappen misschien té naar zijn, maak me niet zo veel zorgen. Als ik Desirée, een enorm dikke vrouw, in een pashokje kleren laat aantrekken en ze komt eruit met het pashokje aan omdat ze helemaal klem is komen te zitten, moet ik daar zelf erg om lachen. Moet toch kunnen? Als je dikkerd zegt tegen een dikkerd en die wordt daar kwaad om, is het geen goeie dikkerd. Ik zenuw-trek met mijn oog en als iemand mij dan knipperbol noemt, zeg ik: ja je hebt gelijk. Het zijn ook niet de dikkerds, de zenuwlijders of de blinden zelf die zich storen aan mijn strips. Vooral niet-gehandicapten krijgen er een soort plaatsvervangende schaamte van.

Voor Nieuwe Revu heb ik eens een strip gemaakt over blinden. Daar kwam een ingezonden brief op binnen van een man die vroeg hoe ik dat had kunnen doen. Of ik niet wist hoe verschrikkelijk het is om visueel gehandicapt te zijn? Ik schrok me een ongeluk. Nooit had ik er bij stilgestaan dat mensen mijn grappen als kwetsend konden ervaren. Maar diezelfde dag werd ik gebeld door de Gehandicaptenraad. Of ik juist het soort grappen waar meneer zo’n moeite mee had voor hun magazine wilde maken.

Ik teken alleen wat ik zelf leuk vind. Grappen zoals ik die vroeger met vrienden en vriendinnen in de kroeg maakte. Vreselijk gelachen hebben we in die tijd. Ik dacht: als ik dit nu op papier weet te vangen zijn we klaar. Want als wij die grappen allemaal leuk vinden, zijn er vast nog wel meer mensen die erom kunnen lachen. Net zoals er ook wel meer mensen zijn die net als ik pindakaas lekker vinden. En wie geen pindakaas lust, moet maar wat anders eten.’

Hein de Kort (43) begon zijn carrière als cartoonist bij de Waarheid. Later verschenen albums als Pardon lul, u staat op mijn hondje, Liggend naakt met staande schemerlamp, Eikels, Apestoned, Jean-Pierre en Dirk en Desirée en het kwartaalblad Pardon lul magazine. Momenteel tekent De Kort onder meer voor het Parool, Nieuwe Revu en Penthouse.

Inhoud