Spanning, oktober 2007 :: Het rijke rooie leven
Deel 29:
Anton Constandse (1899-1985)
Tekst: Bart van der Steen
Anton Constandse verloor op zijn vijfde zijn vader. In 1919 werd hij lid van de Sociaal-Anarchistische Jeugd Organisatie. Hij leidde een sober leven en moest rondkomen van het geven van bijlessen en het verkopen van zijn eigen brochures. Constandse schreef voor anarchistische bladen als De Opstandeling, Opstand en De Moker. Later schreef hij ook boeken, zoals Grondslagen van het atheïsme (1926) en Grondslagen van het anarchisme (1938). Constandse kwam in de gevangenis nadat hij in 1927 in De Vrije Socialist mariniers had opgeroepen dienst te weigeren. In 1940 zetten de Duitse bezetters hem gevangen in kamp St. Michielsgestel. Na de oorlog werd hij redacteur van het Algemeen Handelsblad.
Radicaal bestrijder van religie
‘God – dat is dwaasheid en lafheid; God, dat is schijnheiligheid en leugen; God, dat is tyrannie en ellende – God, dat is het kwaad.’ Met deze felle woorden – een citaat van de Franse anarchist Proudhon – beëindigde Anton Constandse in de jaren twintig van de twintigste eeuw een van zijn vele brochures. Constandse schreef over veel onderwerpen, zoals anarchisme en vakbondsstrijd, maar de bestrijding van religie kwam voor hem in deze periode op de eerste plaats.
Arbeiders moeten het zelf doen
Constandse werd geboren rond de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw en groeide op in een vaderloos gezin. Anton kwam uit een vrijzinnig milieu en bracht zijn jeugd door in Dordrecht en Den Haag. Hij werd opgeleid tot onderwijzer. Zijn pubertijd viel samen met de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), waarvan de verschrikkingen grote indruk op hem maakten. Dit was een van de redenen waarom Constandse antimilitarist en radicaal socialist werd. Van de sociaal-democratie en haar leiders moest hij niets hebben, zij hadden de oorlogsinspanningen van hun regeringen jarenlang gesteund en hun achterban in de loopgraven aan hun lot overgelaten. Voor de vakbonden gold hetzelfde, ‘weg ermee!’, was zijn oordeel. Tegenover de sociaal-democratie plaatste Constandse het zelfstandig handelen van de arbeiders. Wanneer zij oorlogen wilden voorkomen en voor een betere wereld wilden vechten, konden zij niet vertrouwen op leiders, of dezen zich nu socialistisch noemden of niet. De arbeiders moesten het zelf doen.
Anton Constandse was een anarchist. Om toekomstige oorlogen te voorkomen móést het kapitalisme worden afgeschaft en een wereld worden gecreëerd waarin niemand macht had over een ander. Om dat te bereiken was een revolutie noodzakelijk. Juist omdat arbeiders dit zelfstandig moesten bereiken was de bestrijding van religie zo belangrijk. Volgens hem werkte geloof ‘verdommend’; in plaats van een wetenschappelijke kijk op de wereld propageerde zij het ‘hogere’. Religie werkte ook afstompend; in plaats van vertrouwen in eigen handelen plaatste zij het geloof in God. Bovendien was geloven reactionair; religie bestreed de revolutie en pleitte voor ‘orde en rust’. Arbeiders hadden zich neer te leggen bij hun schamel lot, God had het zo gewild!
Niet alleen op politiek, maar ook op ethisch gebied keerde hij zich tegen religie. Constandse was een seksueel hervormer en een humanist. Hij was voor geboortebeperking, keerde zich tegen de achtergestelde positie van de vrouw en de preutsheid die het christendom beleed. Door haar dogmatische houding in deze kwesties hadden de christelijke kerken eeuwenlang onnoemlijk leed veroorzaakt.
Teleurgesteld in het anarchisme
Constandse schreef tientallen pamfletten waarin hij religie bestreed. Door het hele land hield hij lezingen, waarbij hij overvolle zalen trok. Maar Constandse was ook actief op andere gebieden. Hij had een grote interesse voor literatuur en filosofie en schreef ook daar veel over. Daarbij was hij actief in verschillende anarchistische jongerengroepen, met eigen tijdschriften, zoals Alarm en De Moker. Regelmatig kwamen deze groepen in contact met justitie. Begin jaren twintig pleegden kennissen van Constandse een bomaanslag op een militair, waarbij geen slachtoffers vielen. Eind jaren twintig werd Constandse veroordeeld wegens opruiing, nadat hij had opgeroepen tot dienstweigering. Waren de jaren twintig voor hem een periode van fel activisme, de jaren dertig luidden een periode in van bezinning. Na zijn gevangenschap besloot hij zijn studie af te maken, zodat hij zijn gezin kon onderhouden. Constandse was in 1921 getrouwd, maar dit huwelijk strandde in 1926. In 1938 hertrouwde hij met Gerarda Hendrika van der Gaag, met wie hij een zoon kreeg.
Met het aan de macht komen van Hitler in Duitsland en Stalin in Rusland leken de kansen voor een vrij socialisme steeds kleiner. De anarchistische beweging schrompelde ineen. Het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog, waarin anarchisten, socialisten en communisten samen optrokken tegen de fascist Franco, bood nieuwe hoop. De samenwerking tussen deze linkse groepen was echter van korte duur. Constandse ging naar Spanje en zag daar met eigen ogen hoe de communisten de anarchisten bestreden en zo de revolutie om zeep hielpen. Terug in Nederland probeerde hij steun te vinden voor de Spaanse anarchisten en de Nederlandse anarchistische beweging te verenigen. Veel anarchisten keerden zich echter af van Spanje; zij waren tegen oorlog, door wie die ook gevoerd werd. Ook over andere zaken kon men het niet eens worden. Zo bleef de anarchistische beweging in Nederland een klein en verdeeld clubje. Dat de Nederlandse anarchisten op een dergelijk cruciaal moment niet opstonden voor hun Spaanse kameraden kon Constandse niet bevatten. Door het uitblijven van steun brak er iets in hem. Hij keerde zich van de beweging af.
Afscheid van de revolutie
Mede hierdoor bemoeide Constandse zich de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog weinig meer met de actuele politiek. Toch werd hij direct bij het begin van de Duitse bezetting opgepakt. Hij werd als gijzelaar opgesloten in St. Michielsgestel, samen met veel andere politieke kopstukken, zoals Willem Drees. Hier maakte hij kennis met leiders van het politieke systeem dat hij altijd omver had willen werpen. Van onderlinge rancune was echter geen sprake. De groep gijzelaars in St. Michielsgestel hield zich gezamenlijk staande, bijvoorbeeld door het houden van discussiemiddagen. Constandse was één van de gevangenen die veel lezingen hielden. Aan zijn periode als gijzelaar hield hij bovendien belangrijke contacten over. Een van zijn medegevangenen was hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad. Na de oorlog regelde deze een baan voor Constandse bij de krant, als chef op de buitenlandredactie. De oud-anarchist werkte nu dus bij een liberale krant. Zolang men hem de vrije hand gaf, vond hij dat niet erg.
Dat was wederzijds: het werk van Constandse werd op de redactie van het Algemeen Handelsblad erg gewaardeerd. In het conflict tussen Amerika en de Sovjet-Unie, dat na de oorlog de kop opstak, benadrukte hij niet zozeer het tegenover elkaar staan van verschillende ideologieën, maar legde hij vooral de nadruk op de tegengestelde belangen van deze nieuwe wereldmachten in hun streven om voor zichzelf grondstoffen veilig te stellen. Door het werk bij het Algemeen Handelsblad kenden Constandse en zijn gezin voor het eerst een periode van relatieve voorspoed. In de jaren twintig en dertig had hij moeten leven van de verkoop van zijn pamfletten en zijn lezingen, maar daarvan kon hij nauwelijks rondkomen. Door de vaste baan bij de krant beschikte hij voor het eerst in zijn leven over een vast inkomen. In 1951 promoveerde hij, op een onderwerp in de Spaanse letterkunde. Naast zijn journalistieke werk lukte het hem ook nog om vele boeken te publiceren.
In de jaren zestig brak een periode aan waarin Constandse zijn grootste bekendheid genoot. Nederland werd in deze jaren opgeschrikt door Provo en de opkomende studentenbeweging. Hierdoor nam ook de interesse voor het anarchisme toe. Constandse steunde Provo en het protest tegen de oorlog in Vietnam. Hij ging zich opnieuw bezig houden met anarchisme. Een nieuwe stroom van publicaties brak los. Hij werd een veelgevraagde gast om lezingen te geven. Na zijn ‘pensioen’ in 1964 schreef Constandse onder meer voor De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Tussen 1968 en 1982 sprak hij voor de VPRO-radio. In de mogelijkheid van een revolutie geloofde hij echter niet meer. Constandse zag het anarchisme nu als een levensvisie waarbij humanisme en socialisme in elkaar samenvloeiden. Wel bleef hij het geloof afwijzen.
Constandse en de SP
Aan het einde van zijn leven heeft Constandse korte tijd contact gehad met de SP. In 1983 bracht de partij een brochure uit onder de titel Gastarbeid en Kapitaal. Daarin pleitte de SP ervoor gastarbeiders te laten kiezen of zij in Nederland een toekomst wilden opbouwen, waarbij het leren van de Nederlandse taal en mores een noodzakelijkheid was. Uitstel hiervan zou ertoe leiden dat deze groep tussen de wal en het schip terechtkwam. Ze zouden dan wel in Nederland leven maar geen deel van de Nederlandse samenleving worden en ook niet uit hun achtergestelde positie komen. De brochure van de SP – een poging om een discussie op gang te brengen over links en migrantenproblematiek – werd door andere linkse organisaties destijds erg slecht ontvangen. SP’ers werden beschuldigd van racisme en het lonken naar ‘Janmaatstemmers’.
Als reactie bracht de SP een tweede brochure uit, met onder andere reacties van Constandse en de linkse schrijver Theun de Vries.
Terwijl De Vries zich niet van zijn beste kant liet zien, hij noemde de islam een ‘religie voor nomaden en woestijnrovers’, deed Constandse zijn best om tot een afgewogen oordeel te komen. ‘Samenleven is slechts mogelijk door aanvaarding van één steeds in evolutie verkerend stelsel van regels omtrent het onderlinge sociale verkeer’, zo stelde hij. Maar dat systeem moest vrijzinnig zijn, losstaan van religie. Net zozeer als hij zich in de jaren twintig tegen het christendom keerde, maakte Constandse nu ook bezwaar tegen de islam, dat evenzeer patriarchaal zou zijn, de vrouw een achtergestelde positie toekende en geboortebeperking tegenging. Van deze feilen had de Westerse beschaving zich al lang geleden vrijgemaakt. Men kon niet toestaan dat opnieuw aan deze waarden getornd werd. Deze analyse werd Constandse niet in dank afgenomen door zijn anarchistische kameraden, die geen goed woord over hadden voor de SP. Constandse stapte hierom zelfs uit de redactie van de AS, een anarchistisch tijdschrift waar hij al enige tijd aan meewerkte. Opmerkelijk is in dit verband dat de laatste jaren steeds meer christenen én moslims actief worden in de SP.
Het beschermen van humanistische waarden vormde één van de constante factoren in het leven van Constandse. De strijd tegen religie was daar nauw mee verbonden. Volgens hem werden elementair menselijke rechten, zoals zelfbeschikking en vrijheid van lichaam en geest, vooral bedreigd door het geloof. Voortdurend bleef hij hierover schrijven, spreken en discussiëren. Want om een vrije wereld te kunnen scheppen moesten de arbeiders volgens hem éérst vrij van geest zijn.
Bart van der Steen (1983)
is historicus en specialist in de geschiedenis van het socialisme in Nederland. Hij publiceert hierover in verschillende tijdschriften en schrijft regelmatig boekrecensies voor NRC Handelsblad. Hij was een tijdlang voorzitter van ROOD Leiden..
Inhoud
- Hoofdrol voor de werkelijkheid : Twintig jaar SP-partijcongressen
- De congressen van de Nederlandse politieke partijen
- Socialistische congressen in het verleden
- Wethouderssocialisme
- Het rijke rooie leven, deel 29: Anton Constandse (1899-1985)