Spanning, mei 2007 :: Het failliet van Bush' politiek in Irak
Het failliet van Bush’ politiek in Irak
De SP wil een onderzoek naar de Nederlandse bijdrage aan de oorlog in Irak. Ook in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten gaat de discussie over Irak in alle hevigheid door. Het afgelopen anderhalf jaar is duidelijk geworden dat de manier waarop Bush de oorlog tegen het internationale terrorisme voert, op steeds minder steun kan rekenen. Kritiek is er niet alleen vanuit de oppositie, maar ook onder zijn eigen aanhangers en sympathisanten.
Tekst: Arjan Vliegenthart
Onder de Amerikaanse bevolking is Bush op dit moment de minst populaire president sinds de Tweede Wereldoorlog. Bij de laatste verkiezingen verloren Bush’ Republikeinen de meerderheid in zowel het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat. Tweederde van de bevolking is op dit moment voor terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak. Net als zijn Britse collega Blair lijkt George W. Bush met name afgerekend te worden op zijn mislukte oorlog in Irak. De kritiek heeft directe gevolgen voor zijn regering. De afgelopen tijd moesten diverse steunpilaren van Bush’ beleid het veld ruimen. Minister van Defensie Donald Rumsfeld moest opstappen na aanhoudende kritiek over het Amerikaanse Irak-beleid en prominente politieke adviseurs worden ervan verdacht staatsgeheimen te hebben gelekt, om zo politieke tegenstanders een hak te zetten.
The Project for a New American Century
Bush’ buitenlandse politiek dreigt al na tien jaar definitief te mislukken. Op 3 juni 1997 bekritiseerden vijfentwintig Amerikaanse beleidsmakers en intellectuelen het buitenlandse beleid van de regering Clinton, Zij riepen op tot een ‘Project for a New American Century’. Dit project had tot doel de Amerikaanse hegemonie in de wereld te versterken en bevatte ambitieuze doelen voor de buitenlandse politiek, waarbij de Verenigde Staten een unieke rol zouden moeten spelen in de wereld. Het document pleitte voor een wereldorde waarin de Amerikaanse veiligheid, rijkdommen en waarden centraal zouden komen te staan. Onder de ondertekenaars bevonden zich Donald Rumsfeld, de voormalige Amerikaanse minister van Defensie, en Paul Wolfowitz, voormalig onderminister en nu wankelend hoofd van de Wereldbank, die beiden een stempel zouden drukken op het beleid van Bush jr.
Met het aan de macht komen van de jonge Bush in 2000 kon meteen handen en voeten gegeven worden aan dit project. De oorlog tegen Irak, waartoe de neo-conservatieven al vóór de aanslagen van 11 september 2001 hadden besloten, was daarvan wel het meest markante voorbeeld. Bush kon voor deze oorlog aanvankelijk rekenen op de steun van één van Amerika’s meest vooraanstaande politicologen, Francis Fukuyama. Hij was ook één van de ondertekenaars van het bovengenoemde project. In 2006 publiceerde hij echter ‘Na het Neoconservatisme. Waar Rechts verkeerd afsloeg’, waarin hij genadeloos afrekent met het buitenlandbeleid van Bush.
Van ‘het einde van de ideologie’ naar een neoconservatieve ideologie
De ontwikkeling van Francis Fukuyama is tekenend voor de politieke ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Elf jaar voor de aanslagen op New York en Washington, op 11 september 1990, kondigde George Bush sr. een ‘Nieuwe Wereldorde’ aan, die gekenmerkt zou worden door vrede en welvaart en waarin een grote rol zou worden toegekend aan de Verenigde Naties. De Koude Oorlog was voorbij en de Sovjet-Unie, die toen net uiteen dreigde te vallen, was niet langer een bedreiging voor de Verenigde Staten en haar bondgenoten.
In deze Nieuwe Wereldorde nam de economische globalisering een hoge vlucht. Het vrije internationale kapitaalverkeer bloeide als nooit tevoren. De wereld werd een ‘global village’ en onder president Clinton groeide de Amerikaanse economie. Francis Fukuyama maakte destijds furore met zijn analyse dat met de overwinning van het liberalisme de tijd van ideologische strijd voorbij was. Het neoliberalisme, vooruitgegaan door het kapitalisme, had de grote slag der ideologieën gewonnen. Het zou misschien nog wel even duren voordat dit neoliberalisme zich daadwerkelijk over de hele wereld had verspreid, maar in feite was de slag om de ‘hearts and minds’ gewonnen.
Breekpunt Irak
In de jaren daarna groeide de neoliberaal Fukuyama steeds meer toe naar het kamp van de neoconservatieven. In 1998 ondertekende hij de neoconservatieve oproep aan president Clinton om Irak binnen te vallen. In zijn nieuwste boek stelt Fukuyama echter dat het juist met deze oorlog fout is gegaan. De regering-Bush was onvoldoende voorbereid op de verantwoordelijkheden die gepaard gingen met het verdrijven van Saddam Hoessein. Er was binnen het neoconservatieve kamp nauwelijks aandacht geweest voor de vraag wat er met Irak moest gebeuren na de val van Saddam Hoessein. Bush en de zijnen hadden een te groot vertrouwen gehad in de maakbaarheid van de Iraakse samenleving.
Maar Fukuyama’s kritiek gaat verder. De regering-Bush was namelijk ook onvoldoende voorbereid op de negatieve reacties die zijn optreden in de rest van de wereld zou oproepen. In Amerikaanse regeringskringen had men verwacht dat de meeste landen wel mee zouden gaan in Amerikaanse strategie om het Midden-Oosten te hervormen. Dat bleek echter niet het geval; een meerderheid binnen de Verenigde Naties was en bleef tegen de Amerikaanse aanvalsoorlog. In Europa was een meerderheid van de bevolking tegen de oorlog en in de Arabische wereld nam de haat ten opzichte van het Amerikaans beleid alleen nog maar toe.
Het derde punt van kritiek dat Fukuyama naar voren brengt, is dat het gevaar van de radicale islam door Bush werd overschat. De inperking van de burgerlijke vrijheden, die het gevolg waren van de nieuwe veiligheidsstrategie, waren grotendeels overbodig en schoten aan hun doel voorbij. Daarnaast geeft Fukuyama aan dat de oorlog tegen het internationale terrorisme en de oorlog tegen Irak feitelijk niets met elkaar te maken hadden. Irak was ten tijde van Saddam Hoessein een seculiere staat en is pas sinds de Amerikaanse inval een trekpleister geworden voor religieus gemotiveerde terroristen.
Kritiek van binnenuit
De relevantie van de kritiek van Fukuyama is dat ze wordt geleverd door iemand die het Witte Huis en haar bewoners van binnenuit kent. Fukuyama kent bijna alle hoofdrolspelers van de regering-Bush persoonlijk. Hierdoor is de kritiek die hij in zijn boek ‘Na het Neoconservatisme’ geeft heel geloofwaardigheid. Fukuyama’s boodschap is niet erg nieuw en was al veel langer door tegenstanders van het beleid van Bush naar voren gebracht. Ook is de kritiek van Fukuyama op het beleid van Bush veel minder radicaal dan door veel anderen is geuit; Fukuyama blijft trouw aan veel uitgangspunten van de neoconservatieven, hoewel hij wel erkent dat dit gedachtengoed door het handelen van de regering-Bush aan geloofwaardigheid heeft ingeboet. Belangrijk is echter dat deze kritiek nu ook uit eigen gelederen komt. Dit ondermijnt voor veel Republikeinse kiezers het vertrouwen in een politiek goede afloop van Bush’ beleid.
De Democratische reactie
Nu het falen van Bush’ Irakbeleid met de dag duidelijker wordt, wordt ook de kritiek van Bush’ tegenstanders steeds heftiger. Onlangs nam het Congres een motie aan die Bush ertoe moet dwingen per 1 oktober 2008 de troepen uit Irak terug te trekken. ‘We zijn slechts één handtekening verwijderd van het einde van deze oorlog’, aldus de Democratische presidentskandidaat Barack Obama. Bush kan dit voorstel nog met zijn veto dwarsbomen, maar kan dan ook niet meer rekenen op extra geld. Het Democratische kamp lijkt eensgezind in haar kritiek op het buitenlandbeleid van Bush en dit is relatief nieuw. Aanvankelijk was een flink aantal Democratische vertegenwoordigers, waaronder Hilary Clinton, akkoord gegaan met de Amerikaanse inval in Irak. Vandaag de dag bekritiseert ook zij echter in felle bewoordingen het Irakbeleid van Bush. Beide kansrijke Democratische presidentskandidaten hebben aangegeven de Amerikaanse troepen terug te trekken als zij over anderhalf jaar gekozen zouden worden.
Ook de Amerikaanse vredesbeweging is nog steeds zeer actief met dit onderwerp. Regelmatig demonstreren duizenden mensen voor de terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Het is niet uit te sluiten dat vanuit deze beweging een presidentskandidaat opstaat die nog radicaler dan Clinton en Obama het Irakbeleid van Bush zal aanvallen en zo de discussie nog verder op scherp zal zetten. Het onderwerp houdt de gemoederen dusdanig bezig dat het waarschijnlijk het dominante thema zal zijn in de verkiezingsstrijd die aan het einde van dit jaar zal losbarsten.
Inhoud
- De oorlog tegen Irak, toen en nu
- Het failliet van Bush' politiek in Irak
- BinnensteBuiten
- Het rijke rooie leven deel 26: Een pragmatische romanticus