publicatie

Spanning, december 2005 :: Historici sceptisch over mogelijkheden regeringssamenwerking

Spanning • december 2005

Historici sceptisch over mogelijkheden regeringssamenwerking

‘Links is inhoudelijk nog helemaal niet toe aan een kabinet’

Zet drie historici die zich verdiept hebben in de geschiedenis van links bij elkaar, en alle hoop op regeringssamenwerking tussen PvdA, GroenLinks en SP wordt vakkundig de grond in geboord. “Dat kan niet, en dat moet de SP ook niet willen,” is kort samengevat de boodschap van Piet de Rooy, Sjaak van der Velden en Dennis Bos.

Vrijdag 18 november, Universiteit van Amsterdam. Ronald van Raak heeft een drietal collega-geschiedkundigen uitgenodigd voor een rondetafelgesprek over linkse samenwerking, waarbij het accent sterk ligt op de mogelijkheden van een gezamenlijke regeringscoalitie.

“Kan dat, een links kabinet in Nederland?” trapt Van Raak af.

Bos: “Als gedachte-experiment kan het wel, maar in de praktijk kan het niet, omdat de PvdA daar niet toe overgaat.”

Van der Velden: “Alles kan, maar ik geloof het ook niet zo. Links komt niet verder dan rond de 75 zetels, en dat levert geen stabiele meerderheid op. Nog los van de vraag of de PvdA het wel wil. Ik denk het niet.”

De Rooy: “Er is nooit een stabiele electorale meerderheid voor links. Bovendien heb je allerlei verkiezingsonderzoekers die weten uit te leggen dat de linkse partijen een groter resultaat boeken als ze los van elkaar optrekken. Dat was in de jaren ’70 al hét argument tegen linkse samenwerking.”

Bos: “Dan heb je het over linkse samenwerking voorafgaand aan de verkiezingen.”

De Rooy: “Klopt. En dat zal ook de enige manier zijn om het voor elkaar te krijgen. Zo’n regering kan er alleen komen als dat van te voren is afgesproken.”

“Ideologische verschillen tussen SP en PvdA groter dan tussen VVD en PvdA”

Van Raak werpt tegen dat het rechts wél lukt. “Balkenende heeft Van Aartsen en Dittrich bij elkaar gekregen, iets wat vooraf niemand voor mogelijk hield. Waarom zou zoiets bij links dan niet lukken?”

Van der Velden: “Omdat de ideologische verschillen tussen SP en PvdA veel groter zijn dan tussen PvdA en VVD, waardoor de PvdA veel makkelijker tegen de VVD of het CDA aanschurkt – iets wat in het buitenland ook veel stabieler overkomt, dan in zee gaan met een gek links partijtje, want zo zal dat toch gezien worden.”

De Rooy: “De cruciale rol in de Nederlandse politiek wordt al heel lang vervuld door het CDA. We hebben even gedacht dat dat niet het geval was. Maar we weten nu weer beter. Dat betekent dat een partij die zich sinds de oprichting als een natuurlijke regeringspartij ziet, en dat doet de PvdA, zich nooit te ver mag verwijderen van het CDA om niet het risico te lopen langdurig uitgeschakeld te worden. CDA moet dus wel erg in het ongerede storten wil er een reële kabinetsmogelijkheid zijn voor links.”

Van Raak geeft niet op. “Maar je hebt nu Een Ander Nederland, het overleg tussen Kamerleden van PvdA, GroenLinks en SP. Elke maand houden we bijeenkomsten waar fractiespecialisten debatteren over de verschillen en overeenkomsten, en waar ook PvdA’ers serieus werk van maken. Zijn dat dan schijnbewegingen?”

Bos: “Dat heeft wel waarde, maar het hoeft absoluut niet automatisch te leiden tot commitment voor een links kabinet. Je moet het ook zien als een manier voor PvdA-Kamerleden om zich in de PvdA te manifesteren.”

Volgens de Rooy ligt het ingewikkelder. “De SP is op dit moment een consistente en coherente partij met een hechte band tussen leiding en leden en een mooie spreiding over het land. De PvdA is een ernstig zieke patiënt en GroenLinks heeft zich in een her-identiteitscampagne gestort, die niet in de partijorganen, maar in de Volkskrant wordt uitgevochten. Die twee partijen zijn op dit moment instabiel. Dat betekent dat er over van alles gepraat kan worden, maar dat de betekenis daarvan voor een modale historicus niet valt vast te stellen. Ik zie de winst van die gesprekken wel voor de SP: die zal er niet minder om worden, integendeel. De gesprekken passen in een al langer lopende campagne om serieus genomen te worden, niet langer als een linkse horzel afgeschilderd te kunnen worden. En als het breekt, dan heeft ze nog steeds haar eigen achterban en haar eigen programma. De twee andere partijen hebben zoiets van je weet nooit hoe het loopt. En natuurlijk zitten daarin ook mensen die grote aarzeling hebben over het liberaliseringsprogramma dat breed over Europa walst, en dan is het wel prettig praten over idealen en mogelijkheden. Maar ik zie daar niet erg veel brood in.”

Bos, bijgevallen door Van der Velden: “Maar als dat linkse kabinet er komt, heeft de SP juist wél veel te verliezen. Dan blijkt men bijvoorbeeld toch niet onder de JSF’s uit te kunnen en dan gaat de liberalisering gewoon door.”

“De PSP en CPN van de jaren zevetig waren ideologisch krachtiger dan de SP van nu”

Nog een poging van Van Raak: “De partijen zitten samen in de oppositie, ze zijn alledrie bezig praktische antwoorden te vinden op dezelfde problemen. Daardoor groeien ze toch naar elkaar toe?”

De Rooy: “In de oppositie is het elkaar makkelijk vinden.”

Van der Velden: “De felle taal van de PvdA over het kabinet zegt niet zoveel. Kijk naar Paars. Jarenlang was er een enorme strijd tussen VVD en PvdA en toch hebben ze acht jaar samen geregeerd.”

Het gesprek komt op de politiek in de jaren zeventig van de vorige eeuw – toen er overigens getalsmatig nooit een meerderheid was voor links.

Bos: “De aard van links was toen anders. CPN en PSP waren ideologisch krachtiger partijen dan de SP nu is. Dat maakte samenwerking toen heel moeilijk. Ik denk dat de SP een stuk dichter bij de PvdA staat dan PSP en CPN in het verleden.”

Eindelijk ziet Van Raak een lichtpuntje: “Dat zou samenwerking dus gemakkelijker moeten maken. Want dan zitten we nu met een links dat gematigder is dan ooit sinds de Tweede Wereldoorlog, en dat een electorale aantrekkingskracht heeft die ook groter is dan ooit. Zitten we niet op een historisch moment?”

Bos: “Nee, een fusie tot een linkse eenheidspartij zou een historisch moment kunnen zijn, maar ideologisch is daar geen enkele overwegende reden voor. En dan is het nog maar de vraag of je met zo”n partij – of met een links kabinet – de Nederlandse samenleving radicaal zou kunnen wijzigen. Ik zie die revolutionaire breuk zich dus niet aankondigen.”

“Ook de linkse partijen hebben geen antwoord op drie cruciale vragen”

De vraag of er sprake is van een historisch moment, brengt De Rooy tot een kritische analyse.

“Er is momenteel sprake van een betrekkelijk ernstige crisis in het vertrouwen van de bevolking in de politiek als zodanig. Ook speelt er sinds 1990 een ernstig verval in het zelfvertrouwen van de politiek-bestuurlijke klasse in Nederland. Het gevolg is, dat er op dit moment een betrekkelijk stuurloze groep bestuurders is en dat ook de linkse partijen geen antwoord hebben op drie vragen die razend snel aan belang winnen. In de eerste plaats ontbreken heldere gedachten over hoe het verder moet met de integratie in Nederland. Links heeft daarop geen goed antwoord en komt niet verder dan een algemeen christelijk verhaal van laten we het niet al te gek maken, het zijn ook mensen.

Twee: de verzorgingsstaat is in het ongerede en we zijn als samenleving vooral enorm slonzig geweest met het personeel van die verzorgingsstaat: agenten, verpleegsters, onderwijzers, enz. Een links programma moet een helder beleid bevatten voor hoe we zouden moeten omspringen met deze mensen die volgens mij het cement zijn in de samenleving. Het bewustzijn daarvan zie ik echter niet.

En drie: de enorme aantallen banen die verdwijnen, vooral op eenvoudig niveau. Het lukt niet om Marokkanen aan het werk te krijgen. Er is geen werkgever die dat wil doen, en de staat doet ook niets, want die is bezig om de rol van de overheid terug te dringen. In ons arbeidsbestel zit een groot gat waarin de komende tijd mensen zullen verdwijnen. Het gebeurt nu al, vooral met Marokkaanse jongeren en mensen die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. Geen van de drie partijen heeft daar een antwoord op. Er wordt weinig nagedacht over de problemen die echt hard op ons aankomen. Ik zie wel veel nostalgisch gezeur over vroeger. Links is op dit moment als de generaals die de vorige oorlog aan het winnen zijn.”

“Doordat links pretendeert het beter te doen, is het voor rechts nog gemakkelijker oppositievoeren”

Van Raak begint het door te krijgen: “Dus links is inhoudelijk nog helemaal niet toe aan een kabinet?”

De Rooy, bijgevallen door de anderen: “Absoluut niet!”

Bos: “De minst verstandige stap zou zijn om voordat je die antwoorden hebt, verantwoordelijkheid te nemen voor een beleid dat niet bevredigend kan zijn. Dan krijg je over vier jaar – maar waarschijnlijk al eerder – de klappen en lig je er weer voor tien, vijftien jaar uit, net zoals links in Frankrijk is overkomen na de eerste periode Mitterand.”

Van der Velden: “Links moet zich inhoudelijk beter voorbereiden, en dan is het nog maar de vraag wat het kan winnen bij een eventuele regeringsdeelname. Banen bijvoorbeeld zijn inderdaad een groot probleem. Maar die kunnen niet gemaakt worden. Die hangen vooral af van de internationale economische ontwikkeling. Een linkse regering kan daar weinig aan doen.”

Van Raak: “Kunnen we er dan beter maar helemaal mee ophouden?”

Van der Velden: “Nee, links heeft de taak zoveel mogelijk voor elkaar te krijgen en moet daar beslist mee doorgaan. Maar als links nu de regering zou vormen, dan zegt over vier jaar iedereen die klootzakken hebben precies hetzelfde gedaan. Want je kunt niet anders.”

Bos: “En bedenk wel, dat rechts nog veel makkelijker oppositie kan voeren dan links, omdat links een claim heeft van wij gaan het beter doen voor de mensen. Als links dan de puinhopen van de voorgaande decennia moet opruimen en dat niet kan, dan zie ik de Telegraafkoppen al voor me.”

Van Raak: “Maar de linkse partijen staan niet alleen. Met steun van de vakbonden en allerlei andere maatschappelijke organisaties die kritisch staan tegenover het huidige beleid kan er toch een krachtige beweging komen?”

Van der Velden: “Wat de vakbeweging doet, is niet het liberale beleid aanvallen, maar alleen de gevolgen. De vakbeweging was ook vóór de Europese Grondwet, bijvoorbeeld. Politiek en vakbondsactiviteit staan heel ver van elkaar vandaan. Dat was in de jaren ’70 een tijdje minder, omdat de vakbondstop zich toen veel meer aan een politiek standpunt verbond, maar daarvan is nu geen sprake.”

“Een rood gevoel moet buiten de raads- en Kamerzalen ontstaan”

Van Raak komt met een nieuw aspect van linkse samenwerking. “Moet er in Nederland een rood gevoel ontstaan, en hoe zou dat kunnen?”

Bos: “Dat lijkt me essentieel. Het kan door je niet blind te staren op de Eerste en Tweede Kamer, of op de gemeenteraad. En fataal voor een rood gevoel is dat je jezelf verantwoordelijk maakt voor een beleid dat mensen niet trekken. Stel dat het linkse kabinet er komt, of alleen al die gezamenlijke linkse verkiezingscampagne, dan is dat voor de SP het grootste risico, omdat in de SP het rode gevoel nog het roodst is en de leden meer motiveert dan in PvdA en GroenLinks. Dan gaan bij de SP dus de klappen vallen als de campagne of de regeerstijl strijdig worden met dat rode sentiment.”

Van Raak: “Jullie hebben breeduit aangegeven waarom linkse samenwerking niet lukt. Tot slot zou ik graag een reden horen waarom het wél lukt.”

Van der Velden: “Wil ik het wel? Wil ik wel met de PvdA vereenzelvigd worden? Ik weet niet of de SP dat zou moeten willen. Ze wordt natuurlijk opgeslokt, met als gevolg dat ze wel de kastanjes uit het vuur mag halen en de schuld krijgt van alles. En dan ook nog samenwerken met een partij met zo’n verleden.” (Eerder waren bijvoorbeeld de instemming van de PvdA met de politionele acties in Indonesië en die van de SDAP met de oorlogskredieten over tafel gegaan.)

Ook Bos weet niets te noemen waarom het wel zou lukken: “Als het al lukt, is dat meteen het einde van links en van wat het tot nu heeft bereikt. Dan is dat het begin van een groot fiasco.”

De Rooy: “Een links kabinet is alleen mogelijk als de samenleving nog ernstiger wordt geschokt dan nu al een aantal keren het geval is geweest. Dan praten we over totaal andere verhoudingen en zullen oude kwesties toch een tijdje begraven dienen te worden en zal er iets verzonnen moeten worden om de samenleving bij elkaar te houden. Maar als we het over normale politiek hebben, dan zie ik er niet veel in.”

Dr. Dennis Bos (1969) is universitair docent geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Hij schreef onder meer Vele woningen, maar nergens thuis (1996) over de joods-Amsterdamse revolutionair Barend Luteraan en Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam, 1848-1894 (2001). Momenteel doet Bos onderzoek naar het “rode gevoel” en de erfenis van de Parijse Commune.

Prof. Dr. Piet de Rooy (1944) is hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef onder meer De rode droom. Een eeuw sociaal-democratie in Nederland (1995) en Republiek der rivaliteiten. Nederland sinds 1813 (2002). Hij is ook medeauteur van het boek Met Kok. Over veranderend Nederland (2005) (besproken in Spanning van oktober). Momenteel werkt De Rooy aan een boek over de geschiedenis van Amsterdam in de negentiende en twintigste eeuw.

Dr. Sjaak van der Velden (1954) is archiefcoördinator en onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en schreef onder meer Stakingen in Nederland. Arbeidersstrijd, 1930-1995 (2000) en Werknemers in actie. Twee eeuwen stakingen, bedrijfsbezettingen en andere acties in Nederland (2004) (besproken in De Tribune van februari). Deze maand verschijnt zijn boek Werknemers georganiseerd, over de geschiedenis van vakbond NVV.