publicatie

Spanning, december 2005 :: Het rijke rooie leven - Lieverdjes

Spanning • december 2005

Het rijke rooie leven - deel 11

Lieverdjes

Tekst: Ronald van Raak

Wie mensen aan het lachten krijgt, heeft in de politiek een voorsprong. In het socialisme lijkt het gebruik van humor lange tijd taboe te zijn geweest. Het was ongetwijfeld gezellig, tijdens de geheime bijeenkomsten in de negentiende eeuw, bij de politieke stakingen rond de eeuwwisseling of in de kleine socialistische partijen in het interbellum, maar humor werd zelden ingezet als politiek strijdmiddel. Misschien waren daarvoor de persoonlijke belangen ook te groot: politiek activisme kon gemakkelijk leiden tot hechtenis, ontslag of sociale uitsluiting. In de jaren zestig stond een generatie actievoerders op die het zich wél konden veroorloven om gevangen te worden genomen, werkloos te zijn of zichzelf af te keren van de samenleving. Deze “provo’s” predikten een elitaire vorm van anarchisme, maar hun humorvolle provocaties waren ook een effectieve methode van politieke strijd.

Op het Spui in Amsterdam staat een klein standbeeld van Het Lieverdje. Het verbeeldt het Amsterdamse straatschoffie, altijd op zoek naar kattenkwaad, maar met een gouden hart. Na de oorlog schreef Henri Knap in Het Parool een serie verhalen over deze “lieverdjes”. Carel Kneulman maakte het bronzen beeld, dat in 1959 op het Spui werd gezet, als geschenk van de Amerikaanse sigarettenfabrikant Hunter. In 1964 koos de “anti-rookmagiër” Robert Jasper Grootveld (1932) dit Lieverdje, dat voor hem een symbool was van de verslaafde consument, als plaats voor zijn “happenings”. Het Lieverdje werd een centrum van de provobeweging, waarin jongeren op humorvolle wijze de strijd aanbonden tegen de markteconomie, de politie, en de publieke moraal. Niet door machthebbers te bestrijden, maar simpelweg door ze belachelijk te maken. Hun provocaties leren hoe goed onze televisiedemocratie zich leent om autoriteiten in hun hemd te zetten.

Provoceren

Provoceren is kinderwerk, aldus Roel van Duijn (1943) in een Provo Manifest 1967: “Je hoeft maar even in het openbaar een praatje af te steken bij een beeldje, ergens een bloem te leggen, op de grond te gaan zitten of wat rozijnen uit te delen of het hele politieapparaat met al z’n uniformen, laarzen, petten, sabels, knuppels, waterkanonnen, politiehonden, traangasbommen en overvalwagens komt in het geweer. We hebben gezien dat dit de politie er niet populairder op gemaakt heeft. De eerste gezagskrisis is op deze manier al door ons geprovoceerd.” Deze filosofiestudent wilde het anarchisme in Nederland, dat met Domela Nieuwenhuis een tumultueus verleden had gekend, nieuw leven inblazen. Traditionele anarchistische idealen, zoals individuele vrijheid en geweldloos protest, bleken echter onvoldoende om een groter publiek te bereiken. In juli 1965 verscheen het tijdschrift Provo. Dit woord was bedacht door de criminoloog Wouter Buikhuisen, als term voor lastige pubers die relletjes uitlokken op straat. Van Duijn omarmde “provo” als geuzennaam, én als politiek programma: “Hun agressiviteit moesten wij sublimeren tot een bewust revolutionairisme.”

Provoceren kon op vele manieren, bijvoorbeeld tijdens de zaterdagse happenings van Grootveld. Deze kunstenaar riep Het Lieverdje uit tot magisch centrum van de wereld. In ludieke toespraken hekelde hij het materialisme van “de misselijkmakende middenstand” en de gehoorzaamheid van “het klootjesvolk”. De geweldloze protestbijeenkomsten gingen gepaard met veel theater en trokken steeds meer publiek. Zoveel zelfs dat de politie besloot op te treden en mensen te arresteren. Dit “gratis politieoptreden” vergrootte de sympathie voor deze jongeren. De bekendheid van de provo’s steeg tot een hoogtepunt tijdens het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg op 10 maart 1966. Een Provo Oranje Comité had geld ingezameld voor een “anti-geschenk”. Geruchten werden verspreid dat provo’s op deze “Dag van de Anarchie” LSD aan de politiepaarden zouden voeren en in het Amsterdamse leidingwater zouden doen. Een ProvoVerf Kanon zou de bruidsstoet oranje spuiten. Dat gebeurde allemaal niet. Wél brachten de televisiebeelden van rookbommen vlak achter de Gouden Koets Provo in elke Nederlandse huiskamer.

Witte plannen

Provo stelde zich niet tevreden met provoceren alleen. Aansluiting werd gezocht met bestaande politieke bewegingen. In juni 1966 vrolijkten deze jongeren een demonstratieve optocht van bouwvakkers op. Het harde politieoptreden tijdens deze en andere demonstraties leidde tot veel protest en tot het aftreden van de Amsterdamse hoofdcommissaris. Provo werd ook zélf een politieke beweging en nam in 1966 met de leuze “Stem Provo, kèjje lache” deel aan de gemeenteraadsverkiezingen. In Amsterdam wonnen zij een zetel. Bovendien presenteerde Provo ludieke, maar ook serieus bedoelde “witte plannen”. Het meest bekend is het Witte Fietsenplan van Luud Schimmelpennink (1935), voor openbaar vervoer op witte fietsen, die niet gestolen kunnen worden omdat ze voor iedereen gratis beschikbaar zijn. Daarnaast waren er een Witte Lijkenplan, een alternatieve straf voor verkeersmoordenaars; een Witte Schoorstenenplan, een heffing op viezigheid; een Witte Woningplan, tegen de woningnood; een Witte Kippenplan, voor een vredelievende politie en een Witte Wijvenplan, voor geboorteregeling en vrije liefde.

De verhouding tussen Provo en de toenmalige linkse partijen was moeizaam. Binnen de CPN was veel kritiek op het elitaire karakter van de beweging. Van Duijn op zijn beurt daagde de communisten uit met de kreet “Met de CPN naar Siberië”. De PSP wilde evenmin de handen branden aan deze anarchisten. Wel maakte Provo deel uit van een netwerk van studentenorganisaties. Enkele bekende Nederlanders toonden sympathie voor Provo, onder wie de schaakgrootmeester Jan Hein Donner – een neef van de huidige minister Donner – en de schrijvers Simon Vinkenoog en Harry Mulisch, die in Bericht aan de rattenkoning (1966) op literaire wijze verslag deed van de strijd rondom Het Lieverdje. De laatste provocatie was in mei 1967, toen Van Duijn in Het Vondelpark blijmoedig de opheffing van Provo aankondigde. Leden van Provo bleven de daaropvolgende jaren symbolische acties voeren en velen vonden hun weg naar de kraakbeweging, die volgende maand aan bod komt. Roel van Duijn bleef politiek actief binnen de PPR, de Groenen en in GroenLinks. Tegenwoordig is hij onder meer liefdesverdrietconsulent. Luud Schimmelpennink is deelraadslid voor de PvdA in Amsterdam Centrum en nog altijd bezig met leenfietsprojecten.

Wat kunnen activisten nu nog leren van Provo? Sommige activiteiten van deze “lieverdjes”, zoals het gooien van rookbommen en het bedreigen van machthebbers, zouden nu waarschijnlijk als “terroristisch” worden aangemerkt. Meer dan ooit echter kunnen activisten strijden met publiciteit, het wapen bij uitstek in onze mediamaatschappij. Ondernemers, politici en bestuurders zijn beducht voor hun imago – Provo sprak van “Imaazje”. Acties die breed worden uitgemeten in kranten, op de radio, tv en internet kunnen hen veel imagoschade bezorgen. Bovenal leert Provo echter de politieke kracht van humor. Een spreker, staker of actievoerder die bij het publiek een glimlach weet los te maken kan altijd rekenen op sympathie.