Wolfgang Streeck: ‘Democratie en kapitalisme zijn continu in conflict’

De socioloog Wolfgang Streeck is een van de scherpste kapitalisme-critici van deze tijd. Hij onderzoekt al jaren de ontwikkelingen van samenlevingen. ‘We hebben een prachtige wereld gecreëerd, voor kapitaal.’

U beweert dat er een fundamentele tegenstelling tussen democratie en kapitalisme bestaat. Hoe verklaart
u dat?

‘Kapitalisme is in de kern een ongelijke orde. Het produceert verschillen in inkomen en status. Terwijl democratie, waarbij iedereen één stem heeft, in essentie een ingebouwde egalitaire kracht in de samenleving is. Daarom zijn democratie en kapitalisme continu in conflict. In de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw was de werkende klasse altijd bang voor een putsch van het kapitaal en de oude feodale klasse. Ze zouden het egalitaire gevaar van democratie willen stoppen. Aan de andere kant spanden kapitalisten in de meeste landen ook daadwerkelijk samen met het leger en de staatsbureaucratie om de ambities van de werkende klasse te overwinnen.’

Wolfgang Streeck is socioloog en directeur emeritus van het Max Planck Institut für Gesellschaftsforschung. Hij schreef onder andere Gekochte Tijd en How Will Capitalism End? Foto: Institut der deutschen Wirtschaft Köln (CC BY 2.0)

Hoe konden democratie en kapitalisme in de rijke westerse landen na de Tweede Wereldoorlog dan toch samengaan?

‘Op dat moment waren de traditionele bovenklassen – kapitalisten en de feodale klasse in landen als Frankrijk, Italië en Duitsland – hun macht en prestige in de politiek grotendeels kwijt. Duitsland was bijvoorbeeld doormidden geknipt, waarbij de oosterse aristocratie eerst door de nazi’s en daarna door de Russen en de communisten was weggevaagd. In zowel de verslagen als de zegevierende landen was de werkende klasse relatief sterk, omdat de heersende klassen door de oorlog in diskrediet waren geraakt.

De westerse democratieën werden vervolgens allemaal opgebouwd volgens hetzelfde sjabloon. Ze hadden sterke centrumlinkse en centrumrechtse partijen, een politiek systeem dat openstond voor beïnvloeding door sterke vakbonden, een systeem van min of meer gecentraliseerde collectieve onderhandeling, een vakbond als tweede representant van de werkende klasse in aanvulling op sociaaldemocratische of communistische partijen, een actieve staat die volledige werkgelegenheid nastreeft en een groeiende welvaartsstaat die steeds meer sociale zekerheid voor de meeste mensen bracht. Dit gebeurde allemaal in een rap groeiende economie, doordat de samenlevingen na de Tweede Wereldoorlog weer moesten worden opgebouwd.

Dit kwam allemaal samen, waardoor de sociaaldemocratie en georganiseerde arbeid strikte controle over kapitaal kregen en het in een melkkoe voor de samenleving veranderde. In de jaren zeventig viel dat echter uit elkaar.’

Wat gebeurde er in de jaren zeventig waardoor het kapitaal zich aan regulering kon ontworstelen?

‘Dat kwam deels doordat de groeimogelijkheden van deze economieën waren uitgeput, maar belangrijker was dat de regulering niet langer door kapitaal werd getolereerd. Het kapitaal ontworstelde zich aan de democratische invloed door te internationaliseren. De zeventiger jaren waren een periode waarin na hard nadenken het antwoord van kapitaal was om de natiestaat achter zich te laten. Kapitaal bewoog naar een globale economie waarin geen sociaaldemocratie en vakbonden waren om het aan banden te leggen. Een prachtige wereld, voor kapitaal.

Alle grote historische gebeurtenissen hebben meerdere oorzaken, nooit slechts een. Maar doorslaggevend was dat de oliestaten in de jaren zeventig meer geld voor hun grondstoffen opeisten, waardoor olie veel duurder werd. Historisch gezien heeft kapitalisme een onderworpen periferie nodig om aan goedkope grondstoffen te komen en markten uit te breiden. Die constructie viel in de jaren zeventig uit elkaar. De strijd over de welvaartsverdeling binnen westerse landen werd daarmee lastiger. De winst voor kapitalisten kwam namelijk onder druk te staan. De profit squeeze werd dat genoemd. Door fabrieken naar landen met lage lonen te verplaatsen kon de winstgevendheid vergroot worden, ten koste van de binnenlandse werkende klasse.’

Kunnen we kapitaal opnieuw aan banden leggen?

‘Dat is de grote vraag van onze tijd. En ik denk dat vooralsnog niemand daar echt een goed antwoord op heeft. Volgens mij raken we wereldwijd de controle kwijt over ons economisch systeem. Economieën beginnen totaal losgezongen te raken van democratische structuren. Democratie internationaliseerde niet zoals kapitaal dat deed, want democratische structuren kunnen alleen op kleinere plaatsen bestaan. Het is onmogelijk om een parlementaire democratie op te tuigen voor de wereld als geheel. Er zijn wel pogingen van regeringen om de economie onder controle te krijgen, zoals de G20-bijeenkomsten, de Wereldhandelsorganisatie, het IMF en de Europese Unie. Maar dat zijn allemaal geen democratische instituties.

De fundamentele vraag is wat de juiste organisatievorm is voor een internationaal politiek systeem in een geglobaliseerde economie. In kleine nationale economieën die openstaan voor de wereldmarkt verliezen overheden de controle over inkomens- en regionale ongelijkheid. Dit zijn belangrijke parameters voor sociale samenhang. Aan de andere kant geldt dat hoe groter de politieke entiteit is, hoe groter de kans is dat deze uit elkaar valt of onbestuurbaar wordt. De drie grootste politieke entiteiten in de wereld – de Verenigde Staten, China en Rusland – kampen met dit probleem. China en Rusland worden steeds autoritairder om het land bij elkaar te houden. In de Verenigde Staten is een chaoot president, terwijl het land uit elkaar lijkt te vallen. We zien met de Europese Unie ook dat het bouwen van een nieuwe politieke entiteit van het formaat van de VS compleet mislukt. Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk stapt de op een na grootste economie uit de EU. De andere lidstaten zijn enorm verdeeld in economische belangen en in de wijze waarop hun politieke economie werkt. Binnen de Europese Monetaire Unie vormen Duitsland, Nederland en Oostenrijk een groep en de mediterrane landen de andere groep. Deze tweedeling komt door groeiende economische ongelijk­heden tussen de landen. Daardoor zijn wij hartstikke rijk, terwijl de Italianen door het putje gaan.

Het is een enorme politieke wanorde die we nu in de wereld zien.’

Waarom is het moeilijk om kapitaal aan banden te leggen?

‘Historisch gezien is kapitalisme nooit alleen een economie, het is altijd een politieke economie. Kapitalisme heeft als bedding een staat en een internationaal statensysteem nodig. Staten stellen de buitengebieden veilig om aan grondstoffen te komen en ze breiden markten uit. Het kapitalisme begon in het huidige Noord-Italië, met Genua als centrum. Genua had een sterke marine in heel het Middellandse Zeegebied om ervoor te zorgen dat het voor koopmannen veilig was om handel te drijven. Daarna verschoof het kapitalistisch centrum naar Amsterdam, eveneens een sterke zeemacht. Daarmee werd Nederland het centrum van welvaart in de wereld, tot het de oorlog met de Britten verloor en het centrum naar Londen verschoof. Dat bleef voor het grootste deel van de 19e eeuw het kapitalistisch centrum, totdat de Britten tijdens de Eerste Wereldoorlog niet meer in staat waren om hun rijk bij elkaar te houden. Langzaam verschoof het centrum naar New York en werden de Verenigde Staten de vaandeldrager van het kapitalisme. In deze vier stadia in het kapitalisme is het telkens een maritieme macht, en slechts één macht, die de kapitalistische wereld domineert: de hegemoon.

In de eerste helft van de twintigste eeuw waren de Britten niet meer in staat om de kapitalistische wereld te leiden, maar de VS weigerde de leidende positie over te nemen. In deze overgang was er geen duidelijk kapitalistisch centrum en kwamen twee andere centra op, Duitsland en Japan, die hun eigen rijk opzetten. Daarbij raakten ze de periferie van de oude en de nieuwe hegemoon, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dat mondde uit in de verschrikkingen van de Tweede ­Wereldoorlog.

Na 1945 waren de imperiale ambities van Japan en Duitsland gebroken. De Sovjet-Unie wendde zich van de wereldmarkt af en de Verenigde Staten heersten over de wereld.

Maar sinds ze de oorlog in Vietnam verloren, brokkelt de Amerikaanse hegemonie af. Vanaf de Vietnam­oorlog winnen ze geen enkele oorlog meer. Je ziet China zich nu positioneren als een potentiële nieuwe hegemoon. De Chinese investeringen in Afrika en het nieuwe zijderouteproject – een spoorverbinding tussen China en West-Europa – zijn een poging tot expansie op dezelfde wijze als elke kapitalistische grootmacht dat moet doen. Naarmate China meer naar buiten treedt, raakt het de Amerikaanse invloedssfeer. Dan heb je nog Rusland, een onwillige periferiestaat. Economisch is het een zwak land, maar militair is het sterk. Dit enorme land grenst zowel aan China als aan Europa, wat nog steeds een Amerikaans verlengstuk is.

Dit zijn volgens mij extreem explosieve ontwikkelingen die erg relevant zijn voor de ontwikkeling van kapitalisme. Zoals ik zei heeft kapitalisme altijd alleen gefunctioneerd als het slechts één besturend centrum had. Die situatie zie ik voorlopig niet terugkeren. De wereld zal bestaan uit twee of drie rivaliserende machten, waarbij de Europeanen niet in staat zijn, als dat überhaupt al wenselijk is, om een vierde macht te vormen.’

In uw laatste boek schrijft u over het einde van het kapitalisme. Hoe komt het kapitalisme ten einde?

‘Politieke verandering gaat niet op de bolsjewistische manier. Oftewel Lenin die met een nieuw regime in zijn achterzak het oude regime omverwerpt. Het is goed mogelijk dat het einde van het kapitalisme veel meer lijkt op de ondergang van het West-Romeinse Rijk. Het komt dan ten einde door de vernietiging van de sociale orde die aan kapitalisme ten grondslag ligt, zonder dat daar direct een nieuwe sociale orde voor in de plaats kan komen. Het scenario dat ik schetste van de hegemonie van China, VS en (in mindere mate) Rusland, lijkt erg op de periode na 480 toen er geen West-Romeinse keizer meer was. We hadden toen een periode van zo’n 500 jaar waarin het totaal onduidelijk was hoe Europa georganiseerd zou worden. In de historische ontwikkeling zijn we op feodalisme uitgekomen. Maar er was geen feodalistische partij in 480 die de macht greep en verkondigde dat imperialisme voorbij was en dat we voortaan in het feodalisme zouden leven.’

Hoe ziet u het effect van individua­lisering op de samenleving?

‘In onze samenlevingen zien we nu dat onversneden liberalisme geen werkbare formule voor een samenleving is. Individuele bevrijding creëert geen sociale orde. Er is meer nodig in een samenleving. Mensen wordt nu niets geboden waar ze hun leven omheen kunnen organiseren. Met als gevolg allerlei fundamentalistische uitspattingen. We hebben een collectief gedeelde visie van een rechtvaardige samenleving nodig. In een wereld met alleen individuen hebben demagogen ruim baan. Je ziet dan ook dat een erg liberaal land als de VS extreem vatbaar is voor zulke mensen, van Trump tot evangelische predikers die volle zalen trekken. Elke idioot kan opeens een beweging bouwen. Ze duren telkens niet lang, maar kunnen heel destructief zijn.’

Maar dat betekent ook dat mensen zoals Bernie Sanders nu een beweging kunnen bouwen.

‘Dat klopt, hetzelfde geldt voor Jeremy Corbyn in het Verenigd Koninkrijk. Maar het is een probleem in onze geïndividualiseerde samenlevingen dat vluchtige sociale bewegingen komen en gaan. Het is onze hoop dat dit probleem te overwinnen is en er een sterke organisatie opgebouwd wordt. Wat we nu zien zijn eigenlijk experimenten in een soort van sociaal en politiek vacuüm, waarin allerlei verassende dingen kunnen gebeuren. In de Europese geschiedenis is er een belangrijke les die we kunnen leren van de naoorlogse jaren. We zagen dat om iets te veranderen in een samenleving met sterke marktkrachten en een zeer hoge concentratie van economisch kapitaal, het nodig is om een sterke organisatie te hebben. Een organisatie die in staat is om collectieve actie op een breed front te organiseren. Occupy was zonder organisatie en daarom een van die kortstondige gebeurtenissen.’

Wat is de rol van Marx in de analyses die u maakt?

‘Zoals we allemaal weten is Marx op een gegeven moment gestorven, en sindsdien is de wereld voortdurend veranderd. Maar het is nuttig om de problemen waar we voor staan te begrijpen in de categorieën die Marx in de negentiende eeuw ontwikkelde. Een centrale premisse van de marxistische theorie is dat de geschiedenis een ontwikkelingsproces is en dus allesbehalve statisch. De geschiedenis is een continue clash, in verschillende vormen, tussen de economische belangen van overheersing en de economische belangen van emancipatie.

Ook kunnen we aan Marx ontlenen dat er in een kapitalistische wereld altijd het gevaar is dat de totale systeemarchitectuur – van groei, de geldvoorraad en handel – kan instorten. Mensen denken vaak over kapitalisme: het bestaat nog steeds, dus het zal ook wel blijven bestaan. Maar het is in het verleden al eerder ingestort. We hebben de Eerste en de Tweede Wereldoorlog gehad. De Tweede Wereldoorlog was de grootste vernietiging ooit in de geschiedenis van de mensheid. Dat kwam niet alleen voort uit de krankzinnigheid van de Duitsers en de Japanners plus de Britten die hun rijk probeerden te redden. Onderliggend was de strijd over een fundamentele vraag: hoe voed je een moderne industriële samenleving met grondstoffen en markten om goederen te verkopen. Dat fundamentele probleem hebben we nog steeds. We moeten een manier vinden om de ongelimiteerde kapitalistische groei en hebzucht te temmen, maar dan in vredestijd. Daarvoor moeten we een antwoord vinden op hoe we de institutionele architectuur van het kapitalisme als een wereldomspannend systeem kunnen veranderen. Het is niet genoeg om het antwoord ergens in ons brein te hebben, we hebben ook de spierkracht nodig om het te verwerkelijken.’