‘We zijn geen katten’

Illustratie: Nenad Mećava

Een tijd van onbegrip en on-behagen vraagt om een grondige analyse van de staat van ons land. Daarom sprak ik een jaar lang met vooraanstaande denkers, onder wie Bas Heijne, Geert Mak, Roxane van Iperen, Jan Terlouw, David van Reybrouck, Rianne Letschert, Ahmed Aboutaleb, Paul Verhaeghe en Mirjam de Rijk. Zij deelden hun kritische kijk op onze samenleving en daaruit rijst ook een inspirerend perspectief, weergegeven in het boek Grip.

Kapucijnapen zijn in allerlei opzichten net als mensen. Ze vinden druiven doorgaans lekkerder dan komkommers. Wie twee kapucijnapen stukjes komkommer geeft in ruil voor steentjes, ziet de dieren de stukjes groente oppeuzelen. Als dan echter een van de apen in ruil voor een steentje een druif krijgt van de proefleider, is er een fascinerend tafereel te zien. De aap die slechts de komkommer krijgt, ontsteekt in woede. Eerst wordt het stukje komkommer naar de veroorzaker van het onrecht gesmeten, daarna wordt er getest of er iets mis is met het betaalmiddel, door de steen hard tegen de muur te slaan. Wanneer in een nieuwe poging de ene aap opnieuw komkommer en de ander opnieuw een druif krijgt, is de benadeelde aap het spuugzat. Het filmpje van dit onderzoek is ruim 25 miljoen keer bekeken. De onderzoeker is Frans de Waal, internationaal befaamd bioloog en primatoloog. In 2007 werd De Waal door het Amerikaanse tijdschrift Time geschaard onder de Time 100: the People Who Shape Our World, een lijst van honderd invloedrijke kunstenaars, wetenschappers en denkers. De Waal heeft niet alleen bij kapucijnapen, maar ook bij veel andere dieren het bestaan van empathie bewezen. Zijn onderzoek toont zelfs aan dat de dieren die bevoordeeld worden op enig moment het voordeel weigeren, totdat hun soortgenoten het ook krijgen. Een ‘overcompensatie’ die niet per se plaatsvindt omwille van rechtvaardigheid op zich, maar om de vruchten te plukken van voortgezette samenwerking.

Empathie is het vermogen om je in de situatie van de ander te verplaatsen. De Waal werpt met zijn vele onderzoeken een interessant licht op een aantal theorieën: de evolutietheorie, het sociaal darwinisme, homo homini lupus est (de gedachte dat de mens in wezen een wolf is voor zijn medemens). Hij noemt die veronderstelde aard van de mens zelfs een ‘aanvechtbare verklaring over onze soort die gebaseerd is op onjuiste aannames over een andere soort’. Immers: ook dieren kennen empathie. Als er al sprake is van een survival of the fittest, dan is die meer gebaseerd op samenwerking dan op onderlinge concurrentie.

‘Wat kunnen we met die wetenschap?’, vraag ik Frans de Waal. ‘De mens is niet “gemaakt” door evolutie voor grootschalige anonieme samenlevingen. Principes van delen en gelijkheid worden wel gevolgd in kleinschalige samenlevingen. Dat is waar de vergelijking met apen werkt. Dit betekent dat we in grote samenlevingen gelijkheid zullen moeten forceren, want de dagelijkse psychologie wil het mogelijk wel, maar krijgt het niet voor elkaar,’ reageert De Waal. We zijn dus niet de kille winstjagers voor wie sommige economen ons houden. In zijn boek Een tijd voor empathie: Wat de natuur ons leert over een betere samenleving, schrijft De Waal: ‘Een samenleving die louter op egoïstische motieven en de krachten van de markt stoelt, kan misschien rijkdom voortbrengen, maar niet de eenheid en het vertrouwen die het leven de moeite waard maken.’

Illustratie: Len Munnik

‘We zijn sociale wezens. De eerste straf voor een kind is uit de groep te worden gezet. In de hoek’, valt Paul Verhaeghe met de deur in huis. Verhaeghe is hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse aan de Universiteit van Gent. Ik reed vanuit Heerlen naar de prachtige hoofdstad van Oost-Vlaanderen. ‘We hebben autonomie in verbondenheid nodig. We worden ziek en boos van eenzaamheid of ongelijkheid,’ zegt Verhaeghe op zijn werkkamer aan de Henri Dunantlaan in Gent.

Verhaeghe pakt uit. Drie op de tien jongeren voelt zich langere tijd depressief. Ook angsten, somberheid en eenzaamheid komen veel voor onder jongeren. ‘Depressie wordt volksziekte nummer één. Dat zegt de Wereldgezondheidsorganisatie. We gaan gebukt onder de prestatiemaatschappij, ze laat ons permanent aan stress blootstaan. Stress is geen modeverschijnsel, maar een medisch meetbaar fenomeen. Het probleem van stress is dat het niet één maar vele ziektes kan veroorzaken. Van diabetes tot hartproblemen.’

‘Mensen zijn een product van de omstandigheden’, zegt Verhaeghe. ‘Ken je het Marshmallow-onderzoek van Stanfordprofessor Walter Mischel?’ Verhaeghe stuurt me het onderzoek toe en ik verdiep me in de sociaal psycholoog en zijn marshmallows. In 1960 doet Mischel onderzoek bij een aantal kleuters met een bijzondere proef: ze krijgen de keuze tussen één marshmallow nu, of twee marshmallows als ze een kwartiertje wachten. De beelden op YouTube zijn een regelrechte aanrader: kleuters die hun neusjes, mondjes en handjes amper van die ene marshmallow af weten te houden. Sommigen houden vol en krijgen de extra marshmallow, anderen gaan voor directe bevrediging van hun marshmallow-verlangen. Mischel zal de proefpersonen veertig jaar lang volgen. De kleuters die zelfbeheersing aan de dag legden, blijken het op volwassen leeftijd op vele gebieden beter te doen. Ze zijn gezonder, doen het beter op school en zijn gelukkiger. Later onderzoek zal aantonen dat zelfbeheersing geen aangeboren kenmerk is, maar een wisselwerking tussen het individu en de omgeving. En dat de mate van zelfbeheersing ook nog eens kan veranderen gedurende een mensenleven. Nog interessanter wordt het wanneer zo’n vijftig jaar later de proefopzet wordt aangepast. De ene groep kinderen krijgt te maken met een bewust onbetrouwbare proefleider. De andere groep met eentje die wel deed wat hij beloofde. Daarna komen in beide groepen de marshmallows – en de wonderlijke taferelen die bij zelfbeheersing horen – in het spel. De uitkomst? De eerste groep grijpt veel vaker direct naar de eerste marshmallow dan de tweede groep kinderen. Kinderen die te maken krijgen met onbetrouwbare volwassenen in een onzekere omgeving zullen het zekere voor het onzekere nemen en voor de directe bevrediging kiezen.

Hoe onzekerder de omstandigheden en omgeving, des te meer zullen mensen kiezen voor kortetermijnwinst. Ook de stemming en de opvoeding blijken van invloed. Stress en droefheid zijn geen aanraders, een kind aan z’n lot overlaten of juist autoritair opvoeden evenmin. Ouders die hun kinderen binnen een veilige omgeving aanmoedigen en helpen om zelf problemen op te lossen, bieden de beste garantie voor de ontwikkeling van zelfbeheersing. En die zelfbeheersing is een stevige basis voor een goed leven.

In Gent vraag ik Paul Verhaeghe wat dit betekent voor onze huidige maatschappij. Zijn antwoord zal nog lang door mijn hoofd schieten. ‘Onze prestatiemaatschappij zorgt niet alleen voor stress en onzekerheid, maar probeert het individu los te maken van de groep. Ik gebruik geen ethisch argument, maar biologische en sociologische: we worden ziek. We zijn geen solitaire wezens. We zijn geen katten.’

Als het niet in onze biologische aard ligt, omdat de mens een sociaal wezen is, hoe zijn we dan in deze sterk geïndividualiseerde samenleving terechtgekomen?

Het was afgelopen jaar een van de belangrijkste vragen die ik stelde aan honderd gesprekspartners. Van wetenschappers tot sporters, tot schrijvers, tot burgemeesters, tot film- en theatermakers.

Tot mijn grote geluk werd er op vrijwel al mijn verzoeken om te praten over de staat van het land welwillend gereageerd, en zo kwam ik in een jaar tijd in gesprek met honderd zeer interessante mensen op bijzondere plekken. Van het dakterras van het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel tot het Bisschoppelijk Paleis in Den Bosch. Van een voetbalstadion tot een bouwput. Van een wijnlokaal in Amsterdam tot het stadhuis in Rotterdam. Dat de deur zo vaak zo enthousiast openging, was een grote meevaller. Toen ik in het bestek van een week gesprekken had met zowel een bisschop, een vakbondsleider als twee generaals, dacht ik even: in sommige landen zouden nu geruchten over een coup d’état gaan rondzingen. Het werden zeer boeiende ontmoetingen, die mij enorm hebben geholpen om een completer beeld van Nederland te krijgen.

Van de problemen die we ondervinden, van de oorzaken, maar bijna elke keer ging ik weer optimistisch en geïnspireerd van tafel. Want hoe scherp problemen ook werden neergezet, vrijwel niemand bleek echt pessimistisch. Vaak bezorgd, een enkele keer erg bezorgd, maar niemand zei: hou maar op, we zijn verloren. Er was altijd het perspectief van een betere toekomst, en de overeenkomst in gedachten was steeds weer: samen kunnen wij er echt wel iets moois van maken. Als we de ieder-voor-zich-mentaliteit en de marktmanie terugdringen, kunnen we een land verwezenlijken dat we met trots aan de volgende generaties kunnen overdragen.

Het hieruit voortvloeiende boek Grip: In gesprek over de staat van ons land, is geen blauwdruk voor dagelijks politiek handelen. Het is een verkenning van de staat van ons land. Een aanzet tot discussie op grond van een zoektocht van ruim een jaar. Een analyse die vier terugkerende thema’s kent: wetenschap, visie en grote verhalen, kapitalismekritiek en de noodzaak van échte solidariteit.

Luisteren, kijken en nadenken over de staat van het land is ontzettend belangrijk. Maar alleen als we vervolgens de mouwen opstropen en aan het werk gaan. Wie je ook bent, waar je ook woont en wat je ook doet. Bemoei je met je wijk, je werk en je wereld. Wie grip wil, zal moeten grijpen. Wie begrip wil, zal moeten begrijpen.

Grip, in gesprek over de staat van ons land, van Ron Meyer, is te koop in de boekhandel en hier te bestellen.