Coronavirus spaart ook het neoliberalisme niet
De coronacrisis heeft sociaaleconomische problemen blootgelegd en daarmee het neoliberalisme aan het wankelen gebracht. Dat leidt niet automatisch tot fundamentele veranderingen, maar biedt wel kansen. Zo is het afblazen van de kabinetsplannen voor verdere verlaging van de winstbelasting voor bedrijven een leerzame eerste slag.
Nadat begin dit jaar ook entertainmentstad Las Vegas op slot moest, riep burgemeester Carolyn Goodman op om de casino’s weer te openen. Haar overtuiging: de markt zou ook in deze bijzondere situatie haar werk doen. Eigenaren zouden zelf strengere maatregelen nemen of tot sluiting overgaan, als bezoekers besluiten om weg te blijven vanwege de grote risico’s. Ze bleek een roepende in de woestijn: bijval van andere neoliberalen bleef uit.
Er is echt iets veranderd. Doorgewinterde neoliberalen zijn overal te horen met pleidooien voor onbeperkte overheidsuitgaven om bedrijven te redden. ‘We hebben hele diepe zakken’, stelde minister van Financiën Wopke Hoekstra direct. Voorman van werkgeversvereniging VNO Hans de Boer voegde daar schaamteloos een claim aan toe: ‘En het zijn onze diepe zakken.’
Hoekstra maakte bekend dat er 90 miljard aan noodsteun beschikbaar is, waarmee in een klap het grootste neoliberale taboe werd doorbroken. De overheid is terug van weggeweest. En het huishoudboekje doet geen dienst meer als alles blokkerend excuus.
Niet gek dus dat iedereen kansen ziet voor de eigen stokpaardjes. We zitten in de grootste naoorlogse crisis, die volgens een oneindige stroom opinies tot grote veranderingen gaat leiden. Zo wordt met het grootste gemak het einde van de EU, de globalisering, het flexwerk en het neoliberalisme voorspeld.
Maar enige voorzichtigheid is geboden. Het is nog te vroeg om te zeggen waar deze crisis precies toe gaat leiden. Bovendien komt verandering nooit vanzelf: socialisten proberen de toekomst naar hun hand te zetten. Dat begint met een analyse van de situatie waar we ons nu in bevinden. In dit artikel brengen we daarom in kaart welke sociaaleconomische problemen die door deze crisis zijn blootgelegd het neoliberalisme aan het wankelen brengen. En welke kansen dat biedt voor fundamentele verandering.
Welke problemen legt de coronacrisis bloot?
In het Westen zijn neoliberale regeringen rijk genoeg om adequate voorzieningen te treffen voor het geval een grote ramp als deze pandemie uitbreekt. Ondanks de vele waarschuwingen gebeurde dat niet; efficiency en winst bleven leidend. Decennialang hebben virologen, civiele en militaire strategen een breed scala aan scenario’s bestudeerd, na ervaringen met HIV in de jaren tachtig, SARS in 2003, MERS in 2013, en meest recent Ebola.
In november 2008 publiceerde de National Intelligence Council (NIC), het bureau voor geopolitieke prognoses van de CIA, een analyse van 2500 onafhankelijke deskundigen uit 35 landen. Zij voorspelden tegen 2025 de opkomst van een nieuwe makkelijk overdraagbare luchtwegaandoening bij de mens, waarvoor geen adequate tegenmaatregelen bestaan en die een wereldwijde pandemie zou kunnen worden. Trump aarzelde niet om een paar maanden na dit rapport de NIC af te schaffen.
Nog geen jaar geleden wees de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de wereld op hetzelfde risico. “De wereld is hier niet klaar voor.” Wetenschapsverslaggever David Quammen concludeert: “De wetenschap wist dat het zou gebeuren. De regeringen wisten dat het zou kunnen, maar ze namen niet de moeite zich voor te bereiden.”
De problemen die deze crisis blootlegt, zijn in de rijke westerse wereld dan ook het gevolg van een onderschatting van de dreiging en de eerdere politieke keuzes om geen of onvoldoende maatregelen te nemen en voorzieningen te treffen. Met grote gevolgen voor de geglobaliseerde wereld. Lange toeleveringsketens zijn ingestort, harde grenzen zijn terug, de internationale handel is drastisch afgenomen en het internationale reizen is ernstig beperkt.
Nederland ondergaat deze gevolgen als elk ander westers land. De impact wordt nog eens versterkt door het Nederlandse neoliberale beleid van de afgelopen tientallen jaren dat ertoe heeft geleid dat de publieke sector is verwaarloosd en de economisch ongelijkheid is toegenomen.
De rol van de overheid
Verwaarlozing publieke sector
Sinds de jaren negentig is er stevig bezuinigd op de publieke sector. Gedreven door neoliberale ideeën over verzelfstandiging, privatisering en marktwerking werd het verlagen van de kosten het hoogste doel. In reactie op de financiële crisis van 2008 kwam daar nog eens een gigabezuiniging van maar liefst
52 miljard euro bij. De coronacrisis is de katalysator van de problemen die dat oplevert.
IC-capaciteit
De keuzes die het kabinet maakte om de coronacrisis te bestrijden waren noodgewongen geënt op het tekort aan ic-capaciteit; Nederland heeft slechts 7 bedden per 100.000 inwoners, 5 keer zo weinig als Duitsland. Dat land blijkt overigens de uitzondering te zijn en is regelmatig aangesproken op zijn ‘inefficiëntie’.
Vaccin
Nederland heeft geen eigen laboratorium dat een vaccin kan ontwikkelen. Het Nederlands Vaccin Instituut is jaren geleden namelijk in de uitverkoop gedaan, terwijl er nog geen Europees alternatief was. Bij private partijen was weinig belangstelling voor onderzoek naar nieuwe vaccins, wat verklaart waarom er pas in maart is begonnen met het onderzoek naar een coronavaccin. Het gevolg is dat de economie langer stilligt dan nodig zou zijn.
Tekort aan personeel
Iedereen realiseert zich door deze crisis meer dan ooit dat de samenleving zonder goede publieke voorzieningen niet kan functioneren. Tegelijkertijd is er veel te weinig personeel in de ziekenhuizen en de ouderenzorg. Vlak voor het uitbreken van de crisis bericht RTL Nieuws dat het tekort aan verpleegkundigen leidt tot gevaarlijke situaties voor patiënten. Dit probleem is niet nieuw: in oktober van vorig jaar vond de eerste grote staking in de ziekenhuizen plaats voor meer loon en meer personeel. Op dat moment waren er 30.000 openstaande vacatures. Minister De Jonge schreef uiteindelijk in een wanhoopspoging ex-medewerkers aan die de zorg eerder de rug hebben toegekeerd.
Ongelijkheid
Onderwaardering essentiële beroepen
De coronacrisis heeft iedereen duidelijk gemaakt welke beroepen essentieel zijn voor het basaal functioneren van een samenleving. Zonder een goed functionerende gezondheidszorg kan de economie helemaal stil komen te liggen. In verhouding tot de schade die we nu hebben opgelopen kost meer geld naar de zorg helemaal niets.
Ook beseffen steeds meer mensen dat de werkers in de zorg met gevaar voor eigen leven werken. Wereldwijd klonk er dan ook bijna dagelijks een luid applaus voor hen. Hetzelfde geldt voor nog een aantal beroepen. Zonder het onderwijs en de kinderopvang zouden ouders in essentiële beroepen niet kunnen werken en zouden kinderen een enorme leerachterstand oplopen. Zonder politie en boa’s was de ‘intelligente lockdown’ niet realiseerbaar. Zonder supermarktpersoneel waren de schappen leeg gebleven.
Naast het applaus klinkt dan ook wereldwijd steeds luider dat deze beroepen opgewaardeerd moeten worden. Bovendien kunnen we het ons ook niet permitteren dat er straks te weinig mensen zijn die dit werk willen doen.
Lagere inkomens
Vaak wordt gezegd dat het coronavirus iedereen raakt en geen onderscheid maakt naar kleur, rijkdom of religie. Dat klinkt leuk, maar is natuurlijk onjuist. Uit onderzoek in de VS en Engeland blijkt dat het percentage besmettingen en overlijden bij lagere inkomens drie tot vier keer hoger ligt. Tot deze groep behoren relatief veel mensen uit minderheidsgroepen. Het verschil in gevolgen voor rijk en arm is ook te zien tussen landen onderling. De rijkere landen hebben een hoger niveau zorg en bijvoorbeeld ook veel meer testcapaciteit dan de armere landen.
Lagere-inkomensgroepen zijn kwetsbaarder in deze pandemie, omdat ze vaker obesitas en chronische ziektes hebben. Daarnaast leven ze vaker met meer mensen in een huis. Ze leven in Nederland gemiddeld zes jaar korter en leven zelfs 16 jaar minder in goede gezondheid. Deze groep wordt eveneens het hardst getroffen via het werk. Ze hebben veelal beroepen die je thuis niet kunt uitoefenen, waardoor een grotere kans op besmetting bestaat. Daarnaast heeft een groot deel van deze groep een flexbaan, waardoor zij als eersten hun baan verloren. De kloof tussen de rijkste 10 procent en de rest van Nederland was voor het uitbreken van de coronacrisis al groot. De coronacrisis heeft deze kloof nog eens verder vergroot.
Kwetsbaarheid flexwerkers
De flexwerkers kwamen als gevolg van de Coronacrisis als eerste zonder werk en inkomen te zitten. In Nederland heeft 40 procent van de werkers een onzeker contract, stelt de commissie-Borstlap. Dat zijn dus twee miljoen mensen die met een tijdelijk contract, een nul-urencontract of een uitzendovereenkomst werken, of als zzp’er. Kenmerk van al deze contractvormen is dat de werkgever zonder enige verplichting de arbeidsrelatie (vaak) onmiddellijk kan beëindigen.
Dat betekent dat het risico dat werkgevers lopen bij vraaguitval voor een belangrijk deel bij deze werkers komt te liggen. Helaas heeft de overheid dat verlies aan inkomen maar ten dele gecompenseerd, omdat werkgevers niet verplicht waren noodsteun voor hun flexwerkers aan te vragen. In plaats daarvan werden flexwerkers veelal niet meer opgeroepen en dus ook niet meer doorbetaald.
Steeds breder wordt erkend dat de flexibilisering van werk is doorgeslagen. De commissie-Borstlap, die vlak voor het uitbreken van de crisis met haar rapport kwam, toont aan dat dit geen natuurverschijnsel is maar het gevolg van politieke keuzes. ‘En dan kan het dus ook anders’, aldus Hans Borstlap. Nu de crisis de problemen van flexwerk verder vergroot krijgt Borstlaps constatering steeds meer bijval.
Neoliberalisme en de rol van de overheid
Ronald Reagan, een van de belangrijkste brengers van het neoliberalisme, sprak bij zijn inauguratie als Amerikaans president in 1981 de historische woorden: ‘De overheid is niet de oplossing voor onze problemen, de overheid is het probleem.’ Alles wat de natuurlijke marktwerking verstoort moet wijken. Zoals publieke voorzieningen, belastingen voor de rijken, vakbonden, regelgeving en eigenlijk de overheid in haar geheel.
In Nederland is deze lijn door Lubbers bepleit in de jaren tachtig, en vooral in de jaren negentig onder de kabinetten-Kok stevig in gang gezet. Jacques Wallage, destijds fractievoorzitter van de PvdA, zei toen: ‘Overal waar de overheid zich mee bemoeit, gaat het fout.’ Duco Hellema en Margriet van Lith brengen in hun boek Dit hadden we nooit moeten doen de gedaantewisseling van de PvdA in deze periode genadeloos over (het) voetlicht.
De grote vraag is nu of overheden tijdelijk de ergste klappen voor bedrijven en werkenden opvangen, of dat zij blijvend een grotere regierol op zich nemen. Dat laatste zou een fundamentele breuk betekenen met het neoliberalisme.
Maar tot nu toe blijken overheden zich vooral op te stellen als schokdemper, door miljarden aan tijdelijke steun te geven. Inmiddels is er in Nederland een akkoord over een derde steunpakket, in totaal oplopend tot 48 miljard. Onderdeel van deze afspraken is dat de overheid grote investeringen naar voren haalt om ‘zich uit de crisis te investeren’. De werkgevers halen daarmee hun hele wensenlijst binnen. De overheid stelt zelfs €300 miljoen ter beschikking voor een (privaat) investeringsfonds van werkgeversorganisatie VNO-NCW. En de vakbeweging is er ook bij het derde pakket niet in geslaagd een goede regeling voor de flexwerkers binnen te halen.
Maar zal de overheid blijven investeren in tijden van tegenspoed, zoals gebeurde in de hoogtijdagen van het Keynesianisme? Positief is dat een sterk oplopend overheidstekort inmiddels door nagenoeg alle economen acceptabel wordt gevonden. Coen Teulings, hoogleraar Economie noemt bijvoord ‘een tekort van 12 procent (..) prima te dragen’. Veel andere economen lieten aan economenblad ESB weten dat de staatsschuld met gemak kan verdubbelen.
Er lijkt dan ook sprake te zijn van een trendbreuk als het gaat om het tot nu toe heilig verklaarde sluitende huishoudboekje: het idee dat de overheid elk jaar ongeveer evenveel moet uitgeven als zij op dat moment kan binnenhalen met belastingen. Zowel Mark Rutte als minister van Financiën Hoekstra hebben meerdere keren verklaard dat bezuinigingen niet aan de orde zijn. Opvallend is dat ook de SER (als belangrijkste overleginstituut in de polder vaak bepalend bij economische vraagstukken) zich op een vergelijkbare manier uitlaat. Die constateert zelfs dat de forse bezuinigingen na de crisis van 2008-2009 het herstel hebben vertraagd. Bas Jacobs van de Erasmus Universiteit becijferde dat de economische crisis van toen voor maar liefst een derde is toe te schrijven aan deze bezuinigingen, die bovendien blijvende schade hebben aangericht aan economie en maatschappij.
De huidige trendbreuk kan een opmaat zijn naar een blijvend andere rol van de overheid. Steeds meer economen spreken zich uit voor een actieve sturende rol van de overheid. Zo pleiten innovatie-econome Mariana Mazzucato en Keynes-biograaf Robert Skidelsky ervoor dat overheden op zoek moeten naar een nieuw evenwicht tussen staat, bedrijfsleven en burger. De verwaarlozing van het publieke domein toont volgens hen het falen aan van het huidige neoliberale model. Zij citeren daarbij Adam Smith, bekend van de onzichtbare hand, die schreef dat de overheid de taak heeft te zorgen voor een goede basis-infrastructuur waar de markteconomie op kan vertrouwen. Daarom pleiten zij voor een nieuwe koers, die vastgelegd zou moeten worden in een begrotingsgrondwet. Wat hun betreft berust deze ‘grondwet’ op twee pijlers; een gerichte begrotingssteun voor initiatieven tegen klimaatverandering en het bieden van baangaranties.
Neoliberalisme en ongelijkheid
Als het goed gaat met de bedrijven en de rijken, zou het met iedereen goed moeten gaan – zo prediken de aanhangers van het neoliberalisme. Daarom worden de ondernemers en de rijken in de watten gelegd. Zij nemen risico’s als ze daar ook de vruchten van mogen plukken. En dat leidt tot innovatie en groei, waar we uiteindelijk allemaal van zouden profiteren. Wij weten nu dat deze aannames onjuist zijn; de ongelijkheid is alleen maar groter geworden en de risico’s zijn vooral bij de werkers komen te liggen.
Walter Scheidel, hoogleraar geschiedenis aan Stanford University, denkt niet dat we nu een grote verandering op dit vlak kunnen verwachten. Drie jaar terug publiceerde hij zijn boek The Great Leveler, waarin hij beschreef hoe grote schokken (waaronder pandemieën) in de geschiedenis de sociaaleconomische ongelijkheid hebben verkleind. “Om de ongelijkheid flink te verkleinen, moet een pandemie zoveel mensen doden dat er geen andere keus is dan de lonen te verhogen. De huidige pandemie is daarvoor niet dodelijk genoeg.” Het klinkt cynisch, maar is niet onlogisch.
Naast schaarste speelt maatschappelijke druk ook een belangrijke rol bij bijvoorbeeld het verbeteren van de positie van flexwerkers. De analyse en de aanbevelingen van de commissie-Borstlap konden rekenen op behoorlijk wat bijval. Het rapport is de bevestiging dat het maatschappelijk debat in een paar jaar tijd enorm verschoven is. Flexibel wordt niet langer als iets positiefs gezien, maar vooral als iets wat onzekerheid met zich meebrengt. Toch betekent dit niet meteen dat flexwerk wordt ingeperkt, want de werkgevers hebben zich voor de crisis al fel afgezet tegen de aanbevelingen van de commissie. Zij bepleiten zelfs dat een grote groep flexibel inzetbare werkers nu juist nodig is om de economie weer uit het slop te halen.
Gabriël van den Brink, emeritus-hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University, is ook niet optimistisch over de kans op fundamentele veranderingen. Hij geeft aan dat de krachtsverhoudingen bepalend zullen zijn voor welke ideeën de overhand krijgen. ‘Het hangt ervan af hoe de elites, de regeringsleiders, ondernemingen, en intellectuelen in ons land denken over de crisis’, aldus Van den Brink.
De eerste strijd is gewonnen
Fundamentele veranderingen komen niet vanzelf tot slag; die moeten worden afgedwongen. Van den Brink benoemt terecht dat tegenwoordig de heersende opinie van grote invloed is op de krachtsverhoudingen en daarmee op de besluitvorming. En dat is reden voor optimisme. Want ondanks alle ellende die de coronacrisis met zich meebrengt zijn er volop kansen voor fundamentele verandering.
Neem de discussie over de voorgenomen verlaging van de winstbelasting voor bedrijven, van 25 naar 21,75 procent. Waarom is deze maatregel op Prinsjesdag gedeeltelijk ingetrokken? Omdat er geen meerderheid is in de Eerste Kamer? Dat kan niet de (enige) reden zijn, want dat geldt voor alle maatregelen. Waarom durfde het kabinet juist deze typisch neoliberale maatregel, niet door te zetten? De criticasters binnen links zullen erop wijzen dat het kabinet een nieuwe lastenverlichting (BIK) voor het bedrijfsleven wil invoeren. Dat is op zichzelf juist, maar met die vaststelling wordt de les van een succesvolle strategie over het hoofd gezien. En dat zou zonde zijn.
Het interessante aan dit voorbeeld is, dat er – in klassieke zin – nauwelijks buitenparlementaire actie was, omdat dat door de coronamaatregelen maar beperkt mogelijk was. Desondanks is de heersende opinie vrijwel geheel onze kant opgeschoven. Was het geluk en toeval? Nee! Was alles dan gepland? Nee, ook niet. Maar er zijn uit dit voorbeeld wel lessen te trekken hoe je, ondanks een rechtse meerderheid, de ‘heersende opinie’ met een campagnematige aanpak naar je toetrekt en voor je wint.
‘Dat is onder andere gelukt doordat links op dit issue al vroeg de samenwerking smeedde. In februari dit jaar kondigden zij al aan tegen de begroting te stemmen als dit voorstel bij Prinsjesdag werd gehandhaafd. Cruciaal was de verbinding van dit punt met de actualiteit. ‘De zorgwerkers zijn de helden, die een opwaardering verdienen. En de grote bedrijven zijn de profiteurs die in plaats van minder, meer moeten bijdragen aan de samenleving.’ De SP zette deze tegenstelling ook in de motie, waarover meerdere keren is gestemd. Tegelijkertijd was de belangrijkste verdedigingslinie van het kabinet (‘er is geen geld’) ongeloofwaardig geworden. Ze hadden immers ‘hele diepe zakken.’ Wekelijks keerden deze discussie terug.
Nagenoeg heel Nederland vindt het daardoor onacceptabel dat de zorgwerkers niet en de grote bedrijven wel een structurele verbetering krijgen. De verlaging van de winstbelasting is grotendeels van tafel. Nu de BIK nog om zeep helpen, en de zorgsalarissen met 2 miljard opwaarderen.
Tot slot
De door de coronacrisis blootgelegde problemen leiden niet vanzelf tot verbeteringen, wij zullen die kansen moeten pakken. We kunnen met de zichtbaarheid en de ernst van de problemen wel grotere groepen overtuigen van de noodzaak voor veranderingen. Daarbij moeten we geen stokpaardjes berijden, maar zo concreet mogelijke verbanden leggen. De coronacrisis biedt directe aanknopingspunten om de publieke zaak op te waarderen, de arbeidsmarkt zekerder te maken en de lasten eerlijker te verdelen. De strategie tegen het verlagen van de winstbelasting voor grote bedrijven, is hiervoor leerzaam en perspectiefvol. Aan ons om de tijdgeest te grijpen.
Spanning oktober 2020: Voorbij het neoliberalisme?
- ‘Niemand kan ons nu nog wijsmaken dat er geen alternatief is’
- ‘Je hebt geen economische groei nodig om mensen rijker te maken’
- Laat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen
- Het nieuwe denken over de economie
- Coronavirus spaart ook het neoliberalisme niet
- Hoe we voorbij het neoliberalisme komen