publicatie

Tribune 9/2011 :: Kinderen topprioriteit

Tribune, oktober 2011

Kinderen topprioriteit

foto: David Rozing / HH

De SPeciaalreeks is uitgebreid met een nieuw boekje: Onze Jeugd. Daarmee wil de SP aangeven dat kinderen nog steeds topprioriteit hebben. Ook in tijden van crisis en eurozorgen mag immers niet vergeten worden: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.

tekst: Daniel de Jongh

Nuchter en open-minded. Dat typeert het boekje ‘Onze Jeugd’ en dat zegt ook veel over de auteurs, SP-Tweede Kamerleden Nine Kooiman en Manja Smits. Zet ze samen aan een tafeltje en ze zeggen duidelijk waar het op staat. Soepel vullen ze elkaar aan en aan de onderlinge interactie is te merken dat ze tijdens het schrijven ook veel plezier hebben gehad. Bijzonder, want als het in de politiek over jongeren gaat dan lijkt het vaak kommer en kwel. ‘Klopt helemaal’, zegt Manja. ‘We waren zelf ook bijna in die kramp geschoten om alleen nog maar problemen te signaleren. Maar toen zijn we samen gaan brainstormen over de vraag wat we nou eigenlijk echt willen. Waarom doet de politiek zo negatief over het grootste kapitaal dat we hebben? Waarom horen we alleen maar: “Repressie!”, als er iets niet deugt?’ Nine: ‘Manja heeft Onderwijs in haar portefeuille en ik Jeugd. Samen praten over onze visie was enorm leuk en verrijkend. Het boekje gaat over hoe de SP aankijkt tegen jongeren in de samenleving.’

Supernanny-recepten

Het is geen boekje geworden over hoe je kinderen moet opvoeden, benadrukken ze. ‘Supernanny-recepten zijn er al genoeg. Hoe je je kinderen precies opvoedt, dat is natuurlijk een taak van het gezin. Daar gaat de politiek niet over en dat willen we ook niet. Maar behalve door de opvoeding thuis, wordt een kind ook gevormd door de omgeving waarin het opgroeit. Slecht onderwijs of gezondheidsproblemen door armoede zetten je bijvoorbeeld echt op een achterstand in je verdere ontwikkeling’, legt Manja uit. ‘Daarom hebben wij in dit boekje geschreven over al die dingen waar de samenleving wél over gaat. Goed onderwijs, gemengde scholen, goede jeugdzorg, goede zorg, consultatiebureaus, speelruimte: allemaal om ervoor te zorgen dat die omgeving waarin kinderen opgroeien zo goed mogelijk is.’

‘Het lijkt soms wel of iedereen tegenover elkaar staat’, gaat ze verder. ‘Dan hebben ouders het gevoel tegenover de school te staan, denken hulpverleners dat de school niets doet en opbouwwerkers dat de jeugdhulpverlening niet te bereiken is. Maar we hebben in de aanloop naar dit boekje om de tafel gezeten met uiteenlopende mensen die met kinderen werken en het was heel leuk om te zien hoeveel overlap er juist is.’

Gooi de ketenen los

Nine: ‘Het mooie is dat al die mensen die we spraken eigenlijk zeggen: “Ik wil me losmaken van de protocollen die mij vastketenen aan mijn bureaustoel, ik wil naar de gezinnen toe.” Ze zitten in hetzelfde schuitje, ze worden tegengehouden door regels en vaste protocollen. De hulpverlener heeft een maximum aantal contacturen. De jeugdarts moet voortdurend lijstjes afvinken en aan het eind van de rit kunnen verantwoorden of er voldoende lijstjes zijn afgevinkt en of er bij elk derde vinkje volgens het protocol actie is ondernomen.’

‘Die bureaucratie, dat is de schijnveiligheid van de papieren werkelijkheid’, vervolgt ze. ‘De politiek moet veel meer verantwoordelijkheid leggen bij de mensen die het werk doen. Hulpverleners zijn niet voor niets geschoold in het herkennen van problemen. Je helpt ouders echt niet door iemand achter de computer veiligheidslijsten te laten afvinken. Er moet meer tijd en ruimte worden gecreëerd voor contact en ondersteuning en dat kan gemakkelijk als je een hele hoop bureaucratische papierhandel wegknikkert. Tegelijkertijd moeten al die mensen die ruimte en verantwoordelijkheid ook nemen en opeisen!’

Zedenschandalen

Maar die regeldrift komt natuurlijk wel ergens vandaan, niemand wil toch een herhaling van het misbruikschandaal in de kinderopvang bijvoorbeeld? Nine veert op: ‘Dat is echt papieren schijnveiligheid. Het helpt echt niet om te zeggen: “Dan maar geen mannen meer in de kinderopvang.” Of om overal maar camera’s op te hangen. Je moet zorgen voor goede kwaliteit. Er moeten goed geschoolde krachten op die groepen staan en geen stagiaires die in hun eentje aanmodderen. Je moet zoveel mogelijk verantwoordelijkheid bij ouders en professionals neerleggen – maar dan moeten professionals wel goed toegerust zijn.’ Manja: ‘Er is natuurlijk marktwerking en enorme concurrentie in de kinderopvang: zoveel mogelijk kinderen worden zo goedkoop mogelijk opgevangen. Dat helpt natuurlijk niet om misstanden te voorkomen.’

Bestel het boekje via www.sp.nl/shop

Boze ouders

‘Weet je waar het ook misgaat?’, vraagt Nine: ‘Mensen durven vermoedens van misbruik of mishandeling nauwelijks bespreekbaar te maken. Dat zie je bijvoorbeeld ook op scholen, leerkrachten die het doodeng vinden om met ouders een vertrouwensrelatie aan te gaan. Terwijl het vertrouwen juist veel meer wordt beschaamd als mensen, zonder ook maar iets te zeggen, elke verdenking dat er iets misgaat volgens protocol maar over de schutting gooien. Dan zeggen ze: “Had nou eerst gewoon gevraagd wat er aan de hand is. Nu staat ineens de politie op mijn stoep.” We willen geen verlinkers.’

Nine is zelf gezinsvoogd geweest. ‘Ik heb ook kinderen uit huis gehaald, maar dat hoefde gelukkig maar zelden met politievertoon.Dat komt omdat ik weigerde om achter mijn computer te zitten en me te houden aan het aantal contacturen. Omdat je heel ver met gezinnen kan komen als je de tijd en ruimte neemt. Als je ze uitlegt waarom je er bent. Dat je soms ook beslissingen moet nemen waar ze niet blij mee zijn, maar dat je die wel aan ze uitlegt en ze erbij betrekt. Die tijd en ruimte krijgen hulpverleners steeds minder. Er komen alweer nieuwe bezuinigingen aan. Mijn mailbox stroomt over van de boze ouders. En dat snap ik, want ze worden steeds minder gehoord.’

‘Het is potverdorie mijn kind’

‘Wij pleiten ervoor dat het veel normaler wordt dat je om hulp vraagt, bij buren, bij de consultatiebureaus. Nu is het: u komt, we vullen een lijst in, we kijken of u geen risico vormt. Ouders voelen zich vreselijk gecontroleerd en worden boos: “Ik word gezien als een potentiële bedreiging voor mijn eigen kind! Het is potverdorie mijn kind!” En die jeugdarts die daar zit doet dat ook niet voor de lol, maar omdat de overheid geen tijd en ruimte geeft om het anders te doen’, vertelt Manja. ‘Weet je, elke ouder maakt zich weleens zorgen om z’n kind. Elke moeder denkt weleens: goh, die etterbal doet nou zo moeilijk, wat moet ik daar nou mee? Het zou veel normaler moeten zijn dat je op zo’n moment ergens kunt aankloppen voor advies – zonder meteen dat risico van die lijstjes. We willen dat het consultatiebureau er is en laagdrempelig midden in de wijk zit. We willen ook dat er goede hulpverlening is voor als het niet goed gaat en die moet ook macht hebben om in te grijpen. We willen dat er wijkagenten komen die zich echt om de buurt bekommeren en niet alleen maar boetes lopen uit te delen. Want als het uiteindelijk misgaat met een kind, dan heeft de hele samenleving daar last van.’

Een ding willen ze iedereen nog op het hart drukken. Manja: ‘Als je iets beslist over kinderen en jongeren, doe dat dan nooit zonder ze erbij te betrekken. Ze weten over het algemeen heel goed de vinger op zere plekken te leggen. Daarom is ROOD ook zo belangrijk voor onze partij. ROOD-jongeren stappen op jongeren in de wijken af, betrekken ze bij buurtonderzoeken en weten wat er leeft. Als er iets niet deugt in de samenleving, in het beleid, in de wijk, dan staan ze vooraan en trekken aan de bel. Daar ben ik heel trots op.’

Manja Smits en Nine Kooiman

foto Bas Stoffelsen