SP Tribune 05/2005 :: Graaien maar...

Tribune, 13 mei 2005 Voor- en nadelen van productieverplaatsing naar lage-lonenlanden :

Wil de laatste Nederlandse fabrieksarbeider het licht uitdoen?

Wordt er over tien jaar nog wel iets gemáákt in Nederland? Of verdwijnt alle productie naar lagelonenlanden als India en China? En hoe erg is het eigenlijk, dat we eenvoudig werk laten doen waar dat het goedkoopst kan gebeuren? ‘We moeten hier slimmer worden!’

Tekst: Jeroen Zonneveld

Foto's: Wolf / Laif / Hollandse Hoogte

Begin dit jaar maakte printer- en kopieermachinefabrikant Océ bekend meer productie naar Midden-Europa en Azië over te hevelen. Op termijn zullen bij de hoofdvestiging in Venlo nog drie- tot vijfhonderd arbeidsplaatsen van de drieduizend verdwijnen. Nu al komt een vijfde deel van de oorspronkelijk in Venlo geproduceerde machines uit het buitenland. Verplaatsing is vooral lucratief vanwege de kostprijs die elders 20 tot 30 procent lager is. Océ wil wel de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in Limburg houden, evenals de productie van strategische onderdelen. Midden-Europa en Azië zijn vooral bedoeld voor de massaproductie.

Océ past daarmee precies in een trend die al vele jaren bezig is, en steeds belangrijker lijkt te worden: verplaatsing van de bulkproductie naar landen waar de lonen lager liggen dan in Nederland. Hoeveel werknemers door productieverplaatsing hun baan al verloren hebben, is onduidelijk. De vakbonden schatten het aantal arbeidsplaatsen dat de komende tien jaar nog gaat verdwijnen op vijf- tot tienduizend per jaar. Hoe erg is dat?

Het Centraal Planbureau (CPB) kwam begin dit jaar met een rapport over de verhuizing van bedrijfsactiviteiten naar lagelonenlanden. Volgens dit economisch adviesbureau van de regering is het verplaatsen van activiteiten als goederenproductie en programmeerwerk voor computers in het algemeen gunstig voor Nederland. Het CPB gaat ervan uit dat het voor iedereen het beste is als de beroepsbevolking van elk land wordt ingezet voor het werk dat in dat land het meeste oplevert. Voor een hoog ontwikkeld land als Nederland ligt specialisatie voor de hand in activiteiten die veel kennis vereisen. Op massaproductie valt weinig winst te halen, dus die kan volgens het CPB beter plaatsvinden in lage-lonenlanden. Door invoer van goedkope producten uit die landen, kunnen we vervolgens voordeel halen uit de verplaatsing van de massaproductie.

Tegenover deze voordelen staan ook nadelen, erkent het CPB. Door de opkomst van lagelonenlanden als China en India zullen sommige sectoren en groepen werkenden te lijden hebben van sterkere buitenlandse concurrentie. Dit geldt vooral voor sectoren en werknemers die hun geld verdienen met relatief eenvoudig, laaggeschoold werk. Verplaatsing van bedrijfsactiviteiten kan ook tot gevolg hebben dat werknemers werkloos worden. Maar, zo schrijft het CPB in haar rapport, ‘dit verlies aan banen valt in het niet bij het aantal banen dat jaarlijks in Nederland verdwijnt en wordt gecreëerd’.

Hooguit anderhalf procent van de verdwenen banen heeft te maken met productieverplaatsing

Ook in andere rapporten van het ministerie van Economische Zaken en van advies- en onderzoeksbureaus wordt genuanceerd ge- dacht over de gevolgen van verplaatsing van bedrijfsactiviteiten. Het aantal banen dat in Nederland verdwijnt of wordt gecreëerd, wordt geschat op honderdduizenden per jaar. Bureau Berenschot becijfert dat er de afgelopen jaren ongeveer negenduizend banen per jaar zijn verdwenen doordat bedrijven activiteiten verplaatsten. Dat is 1 à 1,5 procent van alle banen die verdwenen zijn.

Onderzoeker Joost Poort van de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, die zelf ook een rapport heeft gemaakt over verplaatsing van industrie, denkt eveneens dat het probleem niet zo groot is als vaak wordt gedacht. ‘Wat er aan werkgelegenheid uit gaat, valt mee in verhouding tot wat er ook weer binnenkomt. Wel kan het voor de betrokken werknemers, die hun werk kwijtraken een trieste zaak zijn.’Poort bekijkt de zaak graag op wereldschaal. ‘Wij kunnen hier bijvoorbeeld goedkopere elektronica kopen omdat die gemaakt is in India of China, waar de lonen heel laag liggen. Dat is in het voordeel van ons allen. Doordat er economische activiteiten India en China binnenkomen, wordt de totale productie daar hoger, waardoor de economische groei in de wereld ook groter wordt. Het is vervolgens onvermijdelijk dat de lonen daar ook zullen stijgen, wat weer een rem is op de verplaatsing van activiteiten van hier naar daar.’

Poort wijst erop dat er niet alleen succesverhalen zijn. ‘Je ziet nu dat bedrijven soms weer terugkeren naar Nederland. Bedrijven staren zich blind op de lagere loon- en productiekosten, maar er blijken ook veel verborgen kosten te bestaan. Die kunnen tientallen procenten van de totale kosten bedragen. De bedrijfsleiding moet bijvoorbeeld vaker naar Bombay vanwege allerlei problemen. Er kunnen leveringsproblemen zijn, de kwaliteit kan onvoldoende zijn en er doen zich vaak cultuurproblemen voor. Die kunnen het voor een bedrijf een stuk minder interessant maken om bedrijfsonderdelen te verplaatsen.’

Poort adviseert niet te snel onder de indruk te raken van een ondernemer die zijn personeel bedreigt met verplaatsing van de productie naar een land waar de lonen een stuk lager zijn. Hij is ook heel sceptisch over bedrijven die werknemers vertellen dat ze langer onbetaald moeten werken, omdat anders de productie verplaatst wordt. ‘Dat is vaak een loos argument. Zo gemakkelijk is het niet om even een bedrijf te verplaatsen. Bovendien is het de vraag of het zinvol is voor een bedrijf dat toch al slecht loopt. Verplaatsing betekent dan meestal uitstel van executie.’

De echte reden was niet de hoge loonkosten, maar het belastingvoordeel in Polen

Lage lonen zijn een belangrijke, maar zeker niet de enige reden voor ondernemers om hun bedrijfsactiviteiten te verplaatsen. Ook het volgen van afnemers en consumenten wordt vaak door bedrijven als verhuisreden opgegeven, evenals de opkomende afzetmarkten, zoals China en India, beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel, ontbreken van wet- en regelgeving, aanwezigheid van grondstoffen en lagere transportkosten. Soms wordt de werkelijke reden verhuld, en zijn de lage lonen een smoes. Philips Lighting rechtvaardigde de verhuizing van een lampenfabriek van Terneuzen naar Polen met de hoge Nederlandse loonkosten. In werkelijkheid komt er aan de verplaatste activiteiten nauwelijks een hand te pas. De echte reden voor de verhuizing is dat multinational Philips in Polen tien jaar lang geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen.

‘Het is dapper om te roepen dat er niemand de poort uit mag, maar we zullen er toch in mee moeten’

De gevolgen van de verplaatsing van activiteiten naar lagelonenlanden treft inmiddels al lang meer dan alleen de laaggeschoolde werknemers met een productiebaan. Het Amerikaanse bedrijf Google, van de internetzoekmachine, opende in 2004 een specialistisch onderzoekcentrum in India. Google deed dat niet alleen vanwege de lage lonen, maar vooral vanwege de kwaliteit van de computerprogrammeurs. Naast topprogrammeurs werken er nu ook hoogleraren. Ook Nederlandse bedrijven wijzen op de kwaliteit en de beschikbaarheid van het personeel als reden om activiteiten te verplaatsen.

Er verdwijnen bijvoorbeeld in de regio Eindhoven ook banen van goed geschoolde kenniswerkers, zoals bij de beeldbuizenfabriek van Philips en bij chipmachinefabrikant ASML. In Heerlen gaat Philips na de productie nu ook de ontwikkeling en de proeffabricage van mobiele telefoonschermpjes naar Shanghai verplaatsen. Bestuurder Ger Klinkenberg van FNV Bondgenoten heeft hier wel begrip voor. ‘Waarom zou een bedrijf hier blijven als dezelfde goed opgeleide mensen in China tien tot twintig keer zo goedkoop zijn? Bovendien begint China ons ook in te halen op het gebied van kwaliteit van de producten.’ Klinkenberg voelt er dan ook niets voor om verplaatsing van bedrijfsactiviteiten tegen te houden. ‘Het is heel dapper om te roepen dat er niemand de poort uit mag, maar we zullen er toch in mee moeten. We moeten niet onze ogen sluiten voor de internationale concurrentie.’

Waar het volgens de Bondgenoten-bestuurder op aan komt, is dat we hier slimmer moeten worden. ‘We moeten de kennis die er is behouden en uitbreiden. Dat doe je door de techneuten vast te houden die we nu in de ict-sector hebben. Daarom zijn we samen met het CWI, het UWV en Randstad bezig met het opzetten van een arbeidspool voor kenniswerkers, wat wij noemen het Kennishuis. Daarin kunnen zij hun kennis op peil houden en allerlei nieuwe vaardigheden leren, zoals hoe je anderen kunt adviseren over ict. Zo krijgen die kenniswerkers ook de mogelijkheid om eventueel zelf of samen met anderen een bedrijfje te starten.’

Klinkenberg ziet niets in het met veel subsidie binnenhalen van nieuwe bedrijven. ‘Nadat de subsidie is afgelopen, zie je die bedrijven vaak weer verdwijnen,’ betoogt hij. De overheid kan beter voorwaarden scheppen om de hoogwaardige maakindustrie in Nederland te ontwikkelen. Met alleen diensten redden we het ook niet. We zouden bijvoorbeeld in de regio Eindhoven iets dergelijks kunnen opzetten als wat ze rondom de universiteit van Leuven in België hebben gedaan. Daar ontwikkelen zich allerlei kleine ict-bedrijven die nieuwe producten testen voor bedrijven als Philips. Daar zie je dat ict-bedrijven elkaar aantrekken.’ In dit verband maakt Klinkenberg zich enorm druk over het onderwijs dat de regering volgens hem heeft laten verloederen. ‘Het is een bloody shame dat Nederland door steeds minder uit te geven aan onderwijs inmiddels gezakt is naar de dertiende plaats in Europa, net boven Griekenland. En op de OESO-lijst van ict-landen zijn we van de tweede naar de achtste plaats gezakt. Onderwijs wordt de komende jaren cruciaal. Als het kabinet daarop blijft bezuinigen, moeten we op termijn twee keer zo veel investeren om hetzelfde niveau terug te krijgen.’

Uw vriendelijke telefonist zit in Zuid-Afrika

Stel, u hebt een vraag over uw Air Miles. Dan pakt u de telefoon, toetst u een nummer in, en krijgt u een warme stem aan de lijn die vraagt: ‘Goedemorgen, mevrouw, waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Bent u dan verbonden met het Air Mileskantoor in Eindhoven? Nee, uw gesprekspartner zit in Kaapstad, Zuid-Afrika, en is waarschijnlijk nog nooit in Nederland geweest.

Tribune-verslaggever Ronald Kennedy was vorig jaar in Zuid-Afrika en sprak daar met directeur Hans Koreman van callcenter People 2 Contact, dat zich specialiseert in dienstverlening voor de Nederlandse markt. ‘Onze mensen werken veelal met standaard-scripts, maar redden zich ook met informeel Nederlands. Vaak zie je ze gezellig kletsen met de klanten.’ Koreman roemt de inzet van zijn Zuid- Afrikaanse werknemers. ‘Ze werken hard en over het algemeen zijn ze vriendelijk en klantgericht.’

Air Miles was de eerste Nederlandse klant van People 2 Contact. Bij het bezoek van Ronald Kennedy was het bedrijf bezig met proefopdrachten voor enkele andere grote ondernemingen en verwachtte Koreman zijn personeelsbestand in 2005 uit te breiden tot 200 à 250 mensen. ‘Als het minder gaat, kijken bedrijven allereerst naar de kosten van de klantenservice. Wij zijn dan een prima alternatief. Door de lagere huisvestingslasten en lonen die rond de vijfhonderd euro per maand liggen, kunnen wij genoeg mensen inhuren om te garanderen dat alle telefoontjes binnen tien seconden opgenomen worden. Én de klanten krijgen een vriendelijke Zuid-Afrikaan aan de lijn.’

Inhoud