publicatie

Tribune 12/2000 Said el Haji

Tribune 15 december 2000

Interview

Said el Haji

‘Een oer-Hollandse roman over een Marokkaans gezin,’ schreef een recensent in Trouw over het boek De dagen van Sjaitan. En inderdaad: noem Hamid Hans, verander imam in meneer pastoor, herdoop de dogmatische moslimbroeders in parochianen en je bent er. ‘Niks oer-Hollands,’ vindt echter de schrijver Said el Haji. ‘Rebelleren tegen de gevestigde orde, tegen ouders en de kerk is iets van alle culturen en alle tijden.’

Tekst Christine de Vos Foto Roger Cremers

‘Rebellie werkt vormend, maar het is slechts een fase’

Hamid, de hoofdpersoon in mijn boek, staat niet model voor de Marokkaanse jongen. Veel Nederlandse leeftijdsgenoten blijken zich in hem te herkennen. Vervang islam door protestantisme en je bent er!

Bij het beschrijven van Hamid’s vader heb ik geprobeerd mijn eigen vader te portretteren, maar ik realiseerde me dat ik hem niet zo goed kende. Toen heb ik hem maar uit mijn fantasie samengesteld. Waar vader aan ten onder gaat is dat hij ontzettend in de war is. Hij heeft gekozen voor god en ziet dan dat dit botst met de kinderen die niet aan zijn idealen willen voldoen. Toch zet hij zijn keuze voort. Dat is het nadeel van het orthodoxe geloof: stug doorgaan kan wel eens ten koste gaan van je nazaten. Hij doet het vanuit de overtuiging dat het goed is voor de kinderen. Zelf heeft hij ook de rebellie tegen zijn vader meegemaakt. Daar is hij van teruggekomen en verwacht dat de geschiedenis zich zal herhalen met zijn zoons. Vader doet niet zo omdat hij slecht wil zijn. Ik geloof niet in personages die alleen maar goed of alleen maar slecht zijn. Mijn hele boek draait daar eigenlijk om, dat goed en kwaad niet in pure vorm in een persoon voorkomen.

Veel Marokkaanse jongeren vallen over hoe ik over de islam schrijf. Dat vinden ze ongehoord. Allah valt niets te verwijten, zeggen ze. Ik mag wel kritiek uiten op de mensen die het geloof verkeerd belijden, of verkeerd interpreteren, maar aan het geloof op zich mag je niet komen. Ik pak de dogmatische moslimbroeders aan, maar ook de islam zelf. Daar is toch niets mis mee?

Er bestaan een boel vooroordelen over Marokkanen en de over islam. Marokkaanse jongens hebben in Nederland een slecht imago. Dat vind ik te eenzijdig. Alleen zij die in de problemen raken komen in de media, zodat het lijkt of zij alleen maar negatief bezig zijn. De Marokkaanse jongens die gewoon naar hun werk gaan of studeren, daar bestaat veel minder aandacht voor en als dat een keer wel zo is, vergeten mensen dat weer snel.

Islam is, in tegenstelling tot wat sommige mensen denken, niet intolerant, vrouwonvriendelijk en gewelddadig. Het ligt niet aan de islam, maar aan de mensen die het belijden. Dat komt in mijn boek ook naar buiten. De mensen die de islam in Nederland vertegenwoordigen zijn heel conservatieve, behoudende moslims die denken dat ze opkomen voor de islam, Maar waar ze aan vast zitten zijn de normen en waarden die ze in de jaren zestig hier mee naartoe hebben genomen, terwijl in Marokko zelf het geloof verder is ontwikkeld. Dat is best te begrijpen, de Marokkanen in Nederland hadden iets nodig om zich aan vast te houden, vonden de Nederlandse samenleving om zich heen heel bedreigend. Ze hadden de orthodoxie nodig om zichzelf in die vreemde wereld een zekerheid, een identiteit aan te meten. In Marokko zelf lag dat natuurlijk heel anders. Dat orthodoxie evolueert er op den duur wel uit. De tweede generatie Marokkanen is nu volwassenen en veel liberaler dan de eerste. Het idee dat zonen en dochters worden uitgehuwelijkt bestaat alleen nog bij Nederlanders zelf. In twee generaties vind ik dat het best snel gegaan is.

De imam in mijn boek komt vers uit Marokko. Hij heeft wel die ontwikkeling meegemaakt, is niet dertig jaar blijven stilstaan. Hij is veel ontwikkelder dan de moslimbroeders en signaleert wel waar de tweede generatie tegenaan loopt. De moslims in zijn gemeente willen dat niet horen, ze hebben het liefst dat hij zich bij zijn preken houdt en zich verder niet met hen bemoeit. Een imam hoort eigenlijk ook een maatschappelijke functie te hebben, mensen komen bij hem om raad. De imam in het boek is alleen aangenomen als ornament voor hun moskee, de moslimbroeders zijn helemaal niet gediend van zijn adviezen.

Ik ben een voorstander van hier opgeleide imams. Dat zou dan iemand van de tweede generatie zijn. Behalve dat hij zijn heilige geschriften prima kent, begrijpt hij het leven hier. Het personage Sjaitan is mijn favoriet. Ik heb hem opgevoerd als een waarschuwend vingertje naar de eerste generatie. Hij wijst ze op hun gebrekkigheden, hun goed versus kwaad-denken, hun hokjesgeest. Sjaitan en ook Hamid willen daar niet aan, die denken verder, ze rebelleren. Elke generatie wil immers zelf leren en zelf bepalen. Dat doe je niet door dingen klakkeloos aan te nemen, maar door op onderzoek uit te gaan. Je vervalt van het ene hele extreme in het andere en komt uiteindelijk tot een meerwaarde als je die twee combineert. Antithese synthese. Ik merk dat aan mezelf, ik ben nu ook aan het strijden, maar ik weet dat dat straks afgelopen is, dan wens ik koters en rust. Rebellie werkt vormend, maar het is slechts een fase. Omdat ik weet dat het tijdelijk is wil ik er ook alles uithalen wat er in zit.

In de media word ik wel vergeleken met Salman Rushdie. Ik vind dat prachtig, want hij is natuurlijk niet de minste schrijver. Ik denk echter niet dat het terecht is. Rushdie is tegen religie, ik niet. Hij is veel extremer ook. Aan het zesmiljardste kind op de wereld heeft hij een brief geschreven waarin hij het waarschuwt voor de gevaren van de religie. Ikzelf hoef er niets van te hebben, maar ik realiseer me dat religie voor veel mensen een boel te bieden heeft zoals troost, hoop en houvast.

Doordat ze zoveel aandacht krijgen lijkt het of er de laatste jaren veel Marokkaanse schrijvers opstaan. Dat is niet waar. Er debuteren per jaar twintig keer zoveel Nederlandse schrijvers. Ze krijgen alleen een stuk minder aandacht en worden voor de journalisten en critici pas interessant na hun tweede boek. Migrantenschrijvers als Lulu Wang, Abdelkader Benali en ik zijn echter bijzonder. Daar duiken de media meteen bovenop. Ik besef dat de aandacht voor mij heel veel te maken heeft met mijn achtergrond. Aanvankelijk baalde ik daarvan. Kreeg ik journalisten over de vloer die het boek niet eens gelezen hadden. Maar zo kon ik wel mijn boek onder de aandacht brengen. Later kwamen er optredens op literaire festivals en interviews in kranten als de Volkskrant en NRC, die zich wel realiseerden dat ik belangrijke thema’s aansneed en ge•nteresseerd waren in wat ik te vertellen had en niet primair in mijn afkomst. Dat ervaar ik als erkenning.

Ik zit al te broeden op mijn volgende boek. Ik heb nog niets op papier, maar ik weet al wel waar het over zal gaan. De oprichter van de islam: Mohammed. Gek genoeg is er nog nooit iets over hem geschreven. Het moet een beetje in de lijn zijn van het boek van Jose Saramago: Het evangelie van Jezus Christus. In de bijbel zie je allerlei evangelies, van Mattheüs, van Johannes. Behalve dat van Jezus zelf. Hoe kunnen we het ware Christendom begrijpen als we niet weten wat hij heeft gezegd en maar moeten geloven wat zijn discipelen daarover schreven? Daarover schrijft Saramago en iets soortgelijks wil ik ook met Mohammed doen. Hoe kunnen we achterhalen wat zijn dromen en gedachten waren omtrent het geloof dat hij heeft gesticht? En dat beschrijven vanuit niet-religieus standpunt.’

Said el Haji (24) werd geboren in Isoefajen, Marokko en groeide op in Berkel en Rodenrijs, in zijn boek Berkerode genoemd. Hij studeert Nederlandse letteren aan de Leidse Universiteit. Dit jaar won hij de El Hizjra-aanmoedigingsprijs voor het korte verhaal De kleine Hamid. Zijn debuutroman De dagen van Sjaitan, dat onlangs op de markt verscheen, beleefde een ware hausse aan media-attentie.

Inhoud

  • Nieuws: Het Binnenhof / Aktie / Bulletin Board
  • Column Jan Marijnissen: Een Dubbeltje...
  • Harry van Bommel: ‘De Sancties tegen Irak moeten nú stoppen!’
  • ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’ roept de SP in een landelijke campagne die in oktober van start ging. In een vijfdelige serie brengt de Tribun het waarheidsgehalte van die slogan in kaart. Als eerste: De zorg is ziek.
  • ‘Niks oer-hollands’ vindt schrijver Said El Haji van de roman De dagen van Sjaitan. ‘Rebelleren tegen de gevestigde orde, tegen ouders en de kerk is iets van alle culturen en alle tijden.’
  • Wat hebben George W. Bush, Helmut Kohl en Els Borst gemeen? De warme belangstelling van de lobbyisten van de tabaksindustrie. Tegenover het belang van de volksgezondheid staan enorme financiële belangen. Een kijkje achter de rookgordijnen.
  • Bloedige geweldadigheden teisteren de Molukken. Ruim vierduizend doden zijn al gevallen en een half miljoen mensen raakten ontheemd. Gesprek met enkele Nederlandse Molukkers over de oorzaken én de mogelijke oplossingen van het conflict.
  • Een jaar geleden vond de Battle of Seattle plaats. Tienduizenden demonstranten keerden zich tegen de ‘milleniumronde’ van de World Trade Organization. Het vierde en laatste deel van onze serie over globalisering vat de kritiek op de WTO samen.
  • Drie lange dagen debatteerde de Tweede Kamer over de Euthanasiewet. Uiteindelijk stemde de fractie van de SP tegen. Een interview met Kamerlid Agnest Kant over haar dillemma’s in het moeilijke vraagstuk van levensbeëindiging op verzoek.