publicatie

Spanning, nieuwsblad van de SP, november 2008 : Globalisering vergroot ongelijkheid

Globalisering vergroot ongelijkheid

Enige tijd geleden verscheen een rapport van de Internationale Arbeids Organisatie (International Labour Organization, ILO) over de gevolgen van de globalisering voor de inkomensverhoudingen op de wereld. Hieronder zullen we in het kort de conclusies van dat rapport weergeven.

Tekst: Sjaak van der Velden Foto: Esthr / Flickr.com

Tijdens de lange periode van economische groei die nu achter ons ligt, groeide de inkomensongelijkheid in de meeste landen. De economische terugval waar we nu in verzeild zijn geraakt, treft vooral de lage inkomensgroepen. In de jaren 1990-2007 groeide de werkgelegenheid op de wereld met om en nabij de 30 procent. Niet alle regio’s profiteerde echter van deze groei en ook niet alle individuen genoten van de voordelen van de groei.

Om maar iets te noemen, vrouwen deelden naar verhouding slecht in de banengroei. In het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Azië en de Pacific bleef ongeveer 80 procent van de vrouwen zonder werk.

Daar komt bij dat de banengroei samenging met een dalend aandeel van de arbeid in het nationaal inkomen. In 51 van de 73 landen waarvoor gegevens aanwezig zijn, daalde het aandeel van de lonen in het totale inkomen. De grootste daling deed zich voor in Latijns-Amerika en het Caribische gebied (-13 procent), gevolgd door Azië en de Pacific (- 10 procent) en de ontwikkelde landen (- 9 procent).

Tussen 1990 en 2005 vond in twee op de drie landen een toename plaats van de inkomensongelijkheid, gemeten volgens de Gini-index (zie kader). Anders gezegd, de inkomens van de rijken zijn meer gestegen dan de inkomens van de armere huishoudens. Tegelijkertijd nam in 70 procent van de landen waarvoor gegevens bestaan het inkomensverschil tussen de rijkste en de armste 10 procent van de bevolking toe. Ook neemt het inkomensverschil steeds sneller toe tussen de topbestuurders en de gewone werknemers.

In de Verenigde Staten verdienden in 2007 de CEO’s (chief executive officers) van de 15 grootste bedrijven 500 keer zoveel als de gemiddelde werknemer. In 2003 was dat nog 360 keer zoveel. In landen als China (Hong Kong) en Zuid-Afrika waar de CEO’s heel wat minder verdienen dan in de VS, verdienden ze toch nog respectievelijk 160 en 104 keer zoveel als de doorsnee werknemer.

Vooruitzichten

De verwachting is dat het verschil in inkomens blijft toenemen tijdens de huidige economische terugval en de recente ontwikkelingen als de kredietcrisis en de stijging van de voedselprijzen. Vooral dat laatste heeft de armen onevenredig getroffen.

Volgens de ILO kan een toename van de inkomensongelijkheid een goede zaak zijn omdat het van doorslaggevend belang is bij het belonen van arbeidsinspanning, talent en innovatie, de drie motoren van economische groei en het creëren van welvaart. Als de verschillen te groot worden dan bedreigen ze echter de sociale samenhang en dat is een nadeel voor de economische efficiëntie. Het is namelijk zo dat grote inkomensongelijkheid samengaat met hogere misdaadcijfers en een lagere levensverwachting.

Grote inkomensongelijkheid kan ook de economische stabiliteit bedreigen doordat lage inkomensgroepen zich slechter aan economische veranderingen kunnen aanpassen. Bovendien zijn er gevallen bekend dat rijkere groepen kans hebben gezien om economische inefficiëntevoordelen voor zichzelf te regelen. Denk hierbij aan belastingvoordelen of een herverdeling van publieke gelden die niet in het belang is van de economie als geheel.

Doorslaggevend is dat extreme inkomensongelijkheid de maatschappelijke steun voor groeipolitiek sterk kan uithollen. Er is nu al sprake van een breed gedragen opvatting in veel landen dat de globalisering niet in het belang van de meerderheid van de bevolking is. Er ligt dus een politieke uitdaging om stimulansen voor werk, onderwijs en investeringen zeker te stellen, en tegelijk de maatschappelijk schadelijke en economisch inefficiënte inkomensongelijkheid te voorkomen.

Report 2008 ILO, World of work, Income inequalities in the age of globalization, Geneva 2008

Nederlandse CEO’s: jaarlijks + 30,7%

Op pagina 19 van het ILO rapport staat de Nederlandse ontwikkeling vermeld van de jaarlijkse inkomensgroei van de CEO’s, de doorsnee bestuurder en de gemiddelde werknemer in de jaren 2003-2007.

2003-2007CEObestuurderwerknemer Jaarlijks groeipercentage30,7 %25,3%0,6 %

De ILO

De ILO (International Labour Organization ofwel Internationale Arbeids Organisatie, IAO) is in 1919 opgericht als uitvloeisel van de vredesonderhandelingen na de Eerste Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog werd de ILO een agentschap van de Verenigde Naties.

Het huidige handvest van de Internationale Arbeidsorganisatie is vastgesteld in 1944 in de Verklaring van Philadelphia.De ILO werd opgericht vanuit het idee dat een duurzame vrede niet mogelijk zou zijn zonder sociale rechtvaardigheid. Om sociale rechtvaardigheid te bereiken heeft de organisatie vier hoofddoelstellingen geformuleerd: het bevorderen van het recht op werk, het verbeteren van de kans om werk te krijgen en te behouden voor mannen en voor vrouwen, het invoeren en uitbouwen van sociale zekerheid, én het bevorderen van sociale dialoog tussen werkgevers, werknemers en overheid.

De ILO probeert door het aannemen van conventies en aanbevelingen de verschillende doelstellingen in bindende normen vast te leggen. Daarvoor wordt ieder jaar in juni een internationale conferentie belegd in Genève.

Conventies en aanbevelingen worden daar met meerderheidsbesluiten vastgesteld.

Het bijzondere is dat iedere lidstaat niet alleen vertegenwoordigd wordt door regeringsvertegenwoordigers. Iedere lidstaat zendt een delegatie van vier personen. Naast twee vertegenwoordigers van de regering heeft iedere delegatie een lid namens de nationale werkgeversorganisaties en een lid namens de werknemersorganisaties. Die vertegenwoordigers zijn vrij om samen met werkgevers of werknemersvertegenwoordigers van andere lidstaten mee te stemmen.

Voordat conventies en aanbevelingen van de ILO bindend kunnen worden, moeten deze wel door de lidstaten worden geratificeerd.

De Internationale Arbeidsorganisatie ontving in 1969 de Nobelprijs voor de Vrede. http://www.ilo.org

De Gini-Index

De Gini-index is de Gini-coëfficiënt vermenigvuldigd met 100. De Gini-coëfficiënt is een methode om de ongelijkheid tussen twee ontwikkelingen te berekenen. De coëfficiënt is ontwikkeld door de Italiaanse statisticus Corrado Gini en naar hem genoemd. De Gini-coëfficiënt wordt meestal gebruikt om de inkomensongelijkheid te meten.

Het is een getal tussen 0 en 1. Het getal 0 correspondeert hierbij met de ‘perfecte gelijkheid’ (in dit geval heeft iedereen hetzelfde inkomen) en 1 correspondeert met de ‘perfecte ongelijkheid’ (één iemand heeft alle inkomen en de rest heeft geen inkomen).