De pret moet over zijn voor de financiële markten
De regering denkt dat een door liberale ontsporingen veroorzaakte crisis effectief bestreden kan worden met nog meer liberale maatregelen.
Maar dat leidt van kwaad tot erger. De regering-Rutte bekent zich zo tot het liberale fundamentalisme. Natuurlijk, sinds de jaren '90 hebben alle kabinetten al feitelijk gekozen voor de mantra van meer markt en minder overheid. Maar dat heette steeds een pragmatische oplossing voor nieuwe problemen. Lubbers noemde het no nonsense, Kok verschoot van rood naar paars en Balkenende goochelde wat met waarden en normen. Echt liberaal, dat waren alleen de VVD'ers, zei men, hoewel Frits Bolkestein al vroeg vaststelde dat iedereen buiten de SP liberaal was geworden. En, zei Bolkestein, er viel mee te leven dat de minister-president officieel niet van liberale signatuur was. 'Zij de premier, wij het beleid' zei hij en keek daar best tevreden bij.
Maar nu hebben de liberalen dus het beleid én de premier. Dat leidt tot liberaal fundamentalisme. Waartoe dat op zijn beurt leidt, weten we na één jaar regeren. Het kabinet zal 18 miljard bezuinigingen onverkort uitvoeren. Dat de protesten op straat tegen de hardvochtige uitwerking van die enorme bezuinigingsoperatie toenemen, kan de regering niet vermurwen. Sterker: als de afname van het begrotingstekort niet naar plan verloopt dan zal het kabinet ingrijpen. De Miljoenennota vertelt dat 'het kabinet een overtuigde keuze maakt voor een compacte en meer doelmatige overheid en meer ruimte voor een krachtige private sector.' Dat is veel meer dan pragmatisme, dat is fundamentalisme. Dat is de crisis gebruiken voor het bevechten van je eigen ideologische gelijk.
Het leven is eenvoudig voor een overtuigde liberaal, vertelt het kabinet ons: 'Een terugtrekkende overheid doet een kleiner beroep op de kapitaalmarkt zodat het bedrijfsleven makkelijker aan leningen kan komen.' Ja, mooie boel - maar dan betalen de mensen in de sociale werkplaats, de gepensioneerden, de mensen met een beperking, alleenstaande moeders met kleine kinderen, de middeninkomens, de mensen in de bijstand, de scholieren, de mensen met de kleinste kansen de rekening van die crisis. Wie fundamentele kritiek levert, moet wezenlijke alternatieven hebben. Wel, die zijn er.
We moeten ervoor kiezen dat een democratisch gelegitimeerde overheid in tijden van crisis niet moet terugtreden maar moet optreden en de publieke sector niet moet uitkleden maar moet aankleden. De financiële markten moeten te horen krijgen dat het uit is met de pret, dat de samenleving weer de baas is en het geld de knecht. Wij vinden dat het Gouden Kalf niet langer aanbeden moet worden maar aangelijnd. Er moet een einde komen aan de beschamende vertoning dat regeringen zondag hun zoenoffers aankondigen waarna iedereen maandag smachtend kijkt of de financiële markten het slikken. Overheden moeten zich niet laten leiden door ondemocratische markten maar moeten zelf gaan leiden. Moed is vereist.
We moeten nu hard ingrijpen in de op hol geslagen financiële sector en de uit controle geraakte economische sector. Dat vereist een daadwerkelijke ingrijpende herstructurering van het bankwezen, met een scheiding van sparen en speculeren; een degelijke bankenbelasting, een temperende transactiebelasting, een substantiële vermogensbelasting, een serieuze vennootschapsbelasting en een eerlijker verdeling van lasten over de bevolking. En een fundamentele herbezinning op de muntunie, waarvan vaststaat dat hij onder verkeerde veronderstellingen is aangegaan. Bolkestein noemde de euro 'een slaappil'. We moeten wakker worden.