Neoliberaal Pechtold staat vernieuwing juist in de weg
Pechtolds aanval op de SP is vooral bedoeld om de aandacht af te leiden. Inhoudelijk voert D66 een achterhoedegevecht.
Als je rondloopt in Den Haag, moet je regelmatig over je schouder kijken. Voor je het weet heeft iemand een briefje op je rug geplakt. Ze vinden je voorstellen achterhaald en noemen je ‘conservatief’, of je voorstellen gaan juist te snel en zijn ‘onhaalbaar’. Soms vliegt een tegenstander echt uit de bocht, zoals D66-leider Alexander Pechtold, die de kritiek van de SP tegen verhoging van de pensioenleeftijd ‘misdadig’ noemt en een vorm van ‘economisch links populisme’ (in deze krant van 4 februari).
Dit soort politiek etiketteren is vooral bedoeld om de aandacht af te leiden van de inhoud. Want inhoudelijk voert D66 een achterhoedegevecht: vertrouwen op de grillen van de markt en het afdwingen van eigen verantwoordelijkheid lijkt ingehaald door de tijd.
Het was niet alleen ergernis over bureaucratische overheidsbedrijven die in de jaren negentig de roep om marktwerking versterkten. Dat was vooral het gevolg van een neoliberale ideologie, met een bepaalde opvatting over de mens en de samenleving. Steeds meer politici - van rechts tot links - geloofden dat als iedereen vooral voor zichzelf zorgde, dit het beste was voor ons allemaal. Politici trokken hun handen steeds meer af van de samenleving.
De overtuiging dat het eigenbelang groter is dan het publieke belang heeft ons sindsdien veel problemen gebracht. De financiële crisis is vooral ontstaan omdat het toezicht op de banken werd afgeschaft en bankiers gingen speculeren met andermans geld. De bonussen van bankiers werden belangrijker dan de hypotheken en spaarcenten van burgers. Deze politiek heeft ook geleid tot een crisis in de publieke sector. Veel publieke taken zijn overgeleverd aan de markt. De zorg, het onderwijs en de woningbouw zijn in handen gegeven van managers. Van Maasstad Ziekenhuis, tot hogeschool InHolland en woningcorporatie Vestia, overal hebben verantwoordelijken het eigenbelang voorop gesteld.
Het marktdenken bleek het meest destructief voor de meest kwetsbaren in de samenleving. Toch verzinnen neoliberalen nog steeds financiële ‘prikkels’ die mensen moeten stimuleren om eigen verantwoordelijkheid te nemen. De bijstand wordt verlaagd, terwijl de voedselbanken groeien. Sociale werkplaatsen worden gesloten, terwijl arbeidsgehandicapten nergens anders aan het werk komen. Ouderen moeten langer doorwerken, terwijl geen baas ze nog wil. Ons pensioenstelsel wordt internationaal geroemd als het beste ter wereld. Het overgrote deel van de ouderen staat nu al aan de kant, we hebben vooral maatregelen nodig om mensen tot 65 jaar aan het werk te houden. Verhoging van de AOW-leeftijd is geen economische noodzaak, maar een politieke keuze. Politici die deze keuze maken moeten daarvoor argumenten aandragen. Zij kunnen dit niet afdoen met ‘misdadig’ en ‘populistisch’.
Het is opmerkelijk dat politici die de meeste verantwoordelijkheid dragen voor de huidige crisis nog steeds het hoogste woord voeren. Op hoge toon en met veel bravoure verkondigen neoliberalen als Pechtold het oude verhaal van meer markt en eigen verantwoordelijkheid. Nog meer macht naar de managers, nog meer bezuinigen op het publieke belang. Je eigen politiek van de jaren negentig ‘progressief’ en ‘modern’ noemen is echter niet meer overtuigend. Die holle retoriek verhult een inhoudelijke leegte. En staat vernieuwing juist in de weg. Wie de plannen van de SP bestudeert ziet dat wij van alle partijen het meeste willen veranderen. Beter toezicht op de banken moet het vertrouwen van mensen herstellen, structurele veranderingen in de financiële markten moeten onze economie duurzamer maken. Door beter te investeren in de publieke sector kunnen we de samenleving versterken, door goede sociale voorzieningen kunnen we voorkomen dat mensen buiten de boot vallen. Deze crisis leert dat we juist moeten investeren in dat wat van ons allemaal is. Mensen ergeren zich aan de verharding in de samenleving en willen dat Nederland weer wat socialer en gezelliger wordt. Dat we minder met elkaar hoeven concurreren en juist wat meer naar elkaar omkijken. Die mensen zouden graag zien dat we in de politiek wat minder etiketten plakken en vaker die ideologische discussie zouden voeren.