opinie
Ronald van Raak:

Europa laat zich niet bedenken

In de discussies over Europese samenwerking ligt de nadruk op de eenheid van Europa. De eigenheid van Europa ligt echter in haar veelvormigheid.

‘Vóór elke mogelijke politieke eenwording van Europa schijnt mij de geestelijke eenheid van Europa een realiteit - en een opgave, die haar diepste grond vindt in het bewustzijn van de veelvormigheid van dit, ons Europa.’ Mooij citeert deze woorden van de in 2002 overleden Hans Georg Gadamer in Het Europa van de filosofen. Ze komen uit Das Erbe Europas, dat verscheen in 1989, het jaar van de val van de Berlijnse Muur.

De toenmalige nestor van de Europese filosofie ging niet mee met de jubelende analyses over de nieuwe eenheid van Europa. Gadamer waardeerde juist de verschillen, bijvoorbeeld in taal, die mede hebben geleid tot een diversiteit in religie en cultuur. Ook juichte hij het toe dat steeds weer nieuwe verschillen ontstaan. Niet de eenheid, maar de diversiteit in Europa zouden we moeten koesteren. Als er al iets typisch ‘Europees’ is, dan zou dit het respect moeten zijn voor de onderlinge verschillen.

Moeten we in een Europese Grondwet onze gedeelde waarden vastleggen? En welke waarden zijn dat? Deze vragen zijn opnieuw actueel. In maart 2007 is het vijftig jaar geleden dat het Verdrag van Rome werd getekend, het begin van de huidige Europese samenwerking. Dat feestelijke jubileum zal door voorzitter Duitsland worden aangegrepen om de Europese Grondwet opnieuw op de politieke agenda te zetten. Dit is ook de ‘weg uit de impasse’ die Marcel Becker, Kees Klop, Bas van Stokkom wijzen in Na het referendum over Europa, uitgegeven door het Nijmeegse Centrum voor Ethiek. De nieuwe Grondwet moet volgens deze ethici ‘een stelsel van waarden’ bevatten, ‘dat de identiteit van de Unie uitmaakt’.

Deze auteurs voelen ook wel wat voor het door Jürgen Habermas geopperde idee van constitutioneel patriottisme. Wat mensen in deze opvatting bindt is niet een gedeelde geschiedenis, maar een liberale Grondwet. Als in een dergelijke Grondwet alleen de politieke spelregels waren vastgelegd, zou die nog te verenigen zijn met Gadamers uitgangspunt van de veelvormigheid van Europa. Het punt is echter dat Becker, Klop en Van Stokkom geen afstand nemen van een Grondwet die ook uitgesproken en ‘liberale’ uitgangspunten van Europees beleid bevat, bijvoorbeeld op het gebied van publieke diensten, arbeidsmarkt en justitie.

Een federaal Europa zou volgens deze auteurs nodig zijn om een Europese democratische ordening te verzekeren. Maar hoe zit het dan met de nationale democratieën? In Nederland bijvoorbeeld is een grote meerderheid van de bevolking onverminderd tegen zo’n Europese Grondwet. Het belang van het instituut gaat op die manier voor de wensen van de bevolking. Becker, Klop en Van Stokkom tonen ook niet aan waarom Europese samenwerking meer waarde heeft dan nationale solidariteit, of dan samenwerking met landen in Azië, Afrika of Latijns-Amerika. Het beroep dat zij doen op een ‘ouder Europees wij’ - een traditie van mensenrechten, vrijheid, democratie, gelijkheid en rechtsstatelijkheid - suggereert bovendien een eenheid in Europese traditie die in werkelijkheid nooit heeft bestaan.

Veelkleurigheid

Na het referendum over Europa is een typisch voorbeeld van het essentialistische denken over Europa, dat ook na de afwijzing van de Europese Grondwet de discussies dicteert. Het Europa van de filosofen van Jan Mooij biedt een mooi historisch tegenwicht. In een toegankelijk essay wil deze dichter en emeritushoogleraar wijsbegeerte de lezers wijzen op de veelkleurigheid die het denken over Europa heeft gekenmerkt en enkele relativeringen aanbrengen die hij in de Europa-debatten van de laatste jaren heef gemist. Een bonte pallet van denkers passeert de revue, maar toch onderscheidt hij drie ‘stromen’, die breed moeten worden opgevat.

De eerste doet een beroep op de traditie van de Verlichting, met Kant als klassieke vertegenwoordiger. In Zum ewigen Frieden (1795) zet deze uiteen hoe redelijke regels en verdragen het middel bij uitstek zijn om een vreedzame internationale orde te bewerkstelligen. Edmund Husser staat in deze traditie, maar bijvoorbeeld ook Alain Finkelkraut. Een andere stroming beklemtoont juist de tekortkomingen van Europa en heeft volgens Mooij Novalis als stamvader. In Die Christenheit oder Europa (1799) schrijft deze hoe alleen een herleving van de religie een bezield verband bewerkstelligen tussen de verschillende Europese landen. Theodor Lessing en recentelijk Peter Sloterdijk staan in deze meer romantische traditie.

Pleitbezorgers van de Europese Grondwet als Becker, Klop en Van Stokkom behoren onmiskenbaar tot de eerste stroming. Hun geloof is gebaseerd op een beeld van Europa als drager van universele en onschendbare waarden, waaraan niet kan worden getornd. Mooij waarschuwt dat dergelijke pleidooien kunnen vervallen in fundamentalisme. Datzelfde geldt voor uitgesproken tegenstanders van Europese samenwerking, die vooral een beroep doen op nationale eigenheid. Maar de meeste critici van de huidige Europese eenwording behoren tot een andere door Mooij onderscheiden stroming, waartoe hij ook Gadamer rekent. Dominant zijn niet universele of nationale waarden, maar de idee dat Europa een eigen karakter heeft. Hegel bijvoorbeeld beklemtoonde de waarde van het protestantisme. Volgens Karl Jaspers gaf vooral het humanisme Europa haar eigenheid. Voor Gadamer is juist de manier waarop Europeanen in het verleden leerden omgaan met hun diversiteit een kenmerk van Europese beschaving.

Het Europa van de filosofen laat zien dat Europa zich niet op een tekentafel laat bedenken. Dat opgelegde eenheid voorbijgaat aan het ideaal van burgers die hun verschillen in democratische ordening, sociale zekerheid en culturele diversiteit koesteren. En juist liefde voor Europa aanleiding kan zijn voor kritiek op een Europese Grondwet.

Betrokken SP'ers