Hoe liberalen socialist kunnen worden
Graag wil ik de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme - én de VVD staat er dan achter, dat is dus blijkbaar niet hetzelfde! -, dubbel feliciteren. Niet alleen met het 50-jarig bestaan van de stichting, maar vooral ook met het succes van het liberalisme in Nederland. We zijn de afgelopen decennia een door en door liberaal land geworden. Zowel beleidsmatig als ideologisch heeft het liberalisme een stempel gedrukt op de politiek in ons land.
Een goed voorbeeld is het eerste paarse kabinet, waarover toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein zei: de PvdA de premier, wij het beleid. Dat werd extra makkelijk omdat minister-president Wim Kok in december 1995 vrijwillige zijn eigen ideologische veren afwierp. En op het kouwe kontje dat overbleef moet Wouter Bos nu nog steeds zitten. Hoewel, sinds kort begint zich weer enig ideologisch dons te vertonen, nadat de leden van de PvdA eind januari 2005 een nieuw beginselprogramma hebben goedgekeurd. Maar ik kan u geruststellen, dit is toch veel meer een liberaal dan een socialistisch programma. En het virus gaat nog verder: Femke Halsema wil ook van GroenLinks een vrijzinnig-liberale partij maken. Hier past opnieuw mijn felicitatie aan u.
Na vijfentwintig jaar liberale politiek in Nederland dringen zich bovendien allerlei zelfverklaarde denkers naar de voorgrond die een alternatief willen bedenken voor het hedendaagse neoliberalisme. Zoals de conservatieve Edmund Burke Stichting van Bart Jan Spruyt. Een liberaal die het Conservatief Manifest uit 2003 leest, kan echter opnieuw gerust zijn. Conservatieven keren zich tegen liberale morele opvattingen over individualisme en concurrentie en bepleiten gezinswaarden en gemeenschapszin. Maar tegelijkertijd bekennen deze conservatieven zich volledig tot het marktdenken, waardoor zij overigens onherroepelijk weer de eigen morele uitgangspunten ondermijnen. Liberalen, nogmaals gefeliciteerd!
Sinds kort kennen we ook een linkse denktank. De Waterland Stichting, waarvan de leden eveneens zoeken naar een alternatief voor het neoliberalisme. In december 2004 kwamen zij met een Sociaal-individueel Manifest - de titel is al veelzeggend. Deze linkse denkers, waaronder hoogleraar Paul de Beer en publicist Dick Pels, stellen een groot belang in morele noties als gemeenschapszin en solidariteit, maar ook zij maken keuzevrijheid en individualisme uitgangspunt van hun politiek. Beste liberalen, opnieuw moet ik u feliciteren.
Liberalen, uw invloed op de Nederlandse politiek is enorm. En dat voor een partij die minder leden heeft dan de SP. En ook in de peilingen vaak niet zo veel meer zetels scoort dan mijn partij. Het zal u misschien verbazen, maar ik zie de huidige ideologische dominantie van het liberalisme niet alleen als een probleem, maar ook als een begin van een oplossing. Het probleem van het neoliberalisme, van meer markt en minder overheid en het afstaan van de verantwoordelijkheid voor publieke diensten aan niet-democratisch gecontroleerde instellingen, zijn de gevolgen voor de samenleving. De beoogde vrijheid blijkt in de praktijk de vrijheid van veel mensen nogal te beperken, omdat ze lager geschoold, minder ervaren, minder goed geboren zijn of minder goed geërfd hebben, of omdat ze meer dan gemiddeld ziek of gehandicapt zijn. Maar de opmars van het liberalisme kan ook het begin zijn van een oplossing. Waar liberalisme kan in mijn opvatting ook een stap zijn op weg naar een sociale samenleving. Als dat het geval mocht blijken, dan zijn we toch op de goede weg!
Graag wil ik u kort enkele overwegingen voorleggen over het individu en de vrijheid als uitgangspunten in de politiek, naar aanleiding van de liberale denkers Thorbecke, Telders en Kohnstamm. Ten slotte wil ik u verklappen hoe liberalen ooit socialist kunnen worden.
Individualisme Soms vraag ik mij af of de VVD wel een echte liberale partij is. En het dus nog wel klopt dat de Teldersstichting zichzelf het wetenschappelijk bureau noemt ten behoeve van het liberalisme én de VVD. Ik ben daartoe maar eens te rade gegaan bij Benjamin Marius Telders zélf, de naamgever van de stichting. In 1939 werkte deze Leidse rechtsfilosoof mee aan een bundel van de filosoof Hendrik Joseph Pos, met als titel Anti-semitisme en Jodendom. Pos was één van de voorgangers van het ‘Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen’ waarvan bijvoorbeeld ook de schrijver Menno ter Braak en de historicus Jan Romein lid waren.
Met dit boek wilde Pos een bijdrage leveren aan de bestrijding van het antisemitisme. In reactie op de in die tijd snel groeiende jodenhaat kwam Pos met een verdediging van wat hij noemde ‘de joodse geest’. Was het immers niet zo dat juist deze grootse geest tot uitdrukking kwam in het werk van grote denkers als Spinoza, Marx, Freud en Einstein? Deze aanpak riep echter de bezwaren op van Telders. Hij wees er op dat, als weerwoord op de felle en irrationele kritiek op dé joden, een verheerlijking van dé joden niet de juiste aanpak was. Negatief of juist positief bejegend, in beide gevallen werd gegeneraliseerd over joden als groep. Door het prijzen van ‘de joodse geest’ deed men toch hetzelfde als de antisemieten, namelijk joden zien als groep en niet meer als personen.
De kritiek van Telders trof mij als uitermate actueel, met het oog op de debatten die na 2 november zijn gevoerd naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh. Mensen die nu de positie van dé moslims in Nederland verdedigen met een beroep op de waardevolle bijdragen van de moslimcultuur, maken dezelfde fout als die mensen die wijzen op de gevaren van dé moslimscultuur. Helaas moet ik constateren dat beide vormen van dergelijk ‘culturalisme’ de laatste tijd bij zichzelf liberaal noemende politici hebben postgevat, zoals overigens ook bij politici van veel andere partijen. Liberalen kunnen wat dit betreft nog steeds leren van Telders. Een les voor de nabije toekomst kan zijn dat ook in het debat over integratie liberalen trouw blijven aan hun beginselen en mensen niet reduceren tot de groep waartoe zij worden gerekend, maar hen blijven zien als individuele personen.
Vrijheid Patrick van Schie wees er in zijn bijdrage aan het symposion ter gelegenheid van 50-jaar Teldersstichting terecht op dat Johan Rudolf Thorbecke, één van de grondleggers van het liberalisme in Nederland, een organisch denker was. Tevens was hij de vormgever van de grondwet van 1848, die nog steeds de basis vormt van ons huidige politieke systeem. Hopelijk stel ik u niet teleur als ik zeg dat Thorbecke zich in het liberalisme van de huidige VVD niet zou hebben herkend. Wij zijn niet alleen kinderen van de Verlichting, zoals Van Schie zei, maar vooral ook kinderen van onze tijd. Schrik niet, maar als we goed gaan vergelijken dan blijkt dat Jozias van Aartsen meer lijkt op Wouter Bos dan op Thorbecke.
Thorbecke zou een afkeer hebben gehad van het marktdenken dat het liberalisme de laatste decennia zo heeft gedomineerd. Hij was een voorvechter van de vrijheid, maar veel meer nog van de moraal. Zijn politiek was er niet op gericht om mensen te bevrijden uit maatschappelijke verbanden, maar vooral om die verbanden zó te organiseren dat mensen zichzelf kunnen ontwikkelen tot deugdzame burgers. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn beleid voor de armenzorg, waarbij hij een beroep deed op de verantwoordelijkheid van de overheid om de armoede te bestrijden. Armenzorg was voor hem niet een vorm van caritas, zoals de christenen meenden, maar had een maatschappelijk belang; het moest de kanslozen de mogelijkheid bieden om weer een bijdrage te leveren aan hun samenleving.
In het organische denken van Thorbecke is ieder mens ingebed in de samenleving, maar moet ook ruimte worden gegeven aan de eigenheid en creativiteit van mensen om de ontwikkeling van die samenleving een stap verder te brengen. Weinig waardering zou deze voorman van het liberalisme opbrengen voor hedendaagse liberalen die een beroep doen op marktvrijheid, om te legitimeren dat rijken zich verrijken op kosten van de armen, dat de tegenstellingen in de samenleving toenemen en dat publieke zaken als onderwijs, zorg en huisvesting onderwerp worden van winststreven.
Sociaal-liberalisme ‘Als we willen dat alles blijft zoals het is moet alles anders worden’, was de centrale stelling van de bijdrage van Sabine Bierens aan het symposion van de Teldersstichting. Ik hoop niet dat dit tevens betekent dat, als ik wil dat alles verandert, alles bij het oude moet blijven! Met veel interesse zal ik in ieder geval het beginselendebat volgen zoals dat op dit moment ook binnen de VVD wordt gevoerd en dat moet resulteren in een nieuw Liberaal Manifest. In Liberaal Reveil ben ik vorig jaar zo vrij geweest om alvast enkele gratis suggesties te doen. Daarbij heb ik een beroep gedaan op de liberale filosoof en pedagoog Philip Kohnstamm, de vader van Max Kohnstamm en een tijdgenoot van Telders. Evenals Telders was Kohnstamm erg begaan met de parlementaire democratie, die in het interbellum van alle kanten onder vuur kwam te liggen. Kohnstamm stelde zich als liberaal de vraag in hoeverre de vrijheid van het individu mag worden ingeperkt ten voordele van de gemeenschap. Of, beter gezegd, hij draaide de vraag om: hoeveel gemeenschap is er nodig voordat mensen vrij kunnen zijn? Ik zou u van harte willen uitnodigen om als Teldersstichting deze vraag in ieder geval niet uit de weg te gaan.
In het ook voor hedendaagse liberalen onmisbare boek Democratie in de branding uit 1938 stelt Kohnstamm dat het eigen geweten de basis vormt van de democratie. Dit politieke systeem kent allerlei formele eisen, zoals het kiesrecht, het recht van vereniging en een rechtsstaat, maar staat of valt volgens hem bij de vorming van mensen tot gewetensvolle burgers. Een probleem is natuurlijk dat het geweten in laatste instantie een individuele aangelegenheid is. Maar de gemeenschap hoeft gelukkig niet dadeloos toe te zien. Er zijn geestelijke en materiële voorwaarden die de ontwikkeling van mensen tot gewetensvolle burgers in de weg kunnen staan of juist kunnen bevorderen.
Veel belang hecht Kohnstamm bijvoorbeeld aan een gemeenschappelijke moraal. In tegenstelling tot hedendaagse liberalen als Gerrit Zalm, die de moraal vooral zien als een individuele aangelegenheid, beklemtoont deze pedagoog het belang van gedeelde morele opvattingen. Ook in tegenstelling tot veel fundamentalistische atheïsten die zich denk ik ten onrechte liberaal noemen kunnen gedeelde religieuze opvattingen hier een positieve rol spelen. Een prachtige morele opvatting als ‘Behandel anderen zoals u wilt dat ook anderen u behandelen’ vindt haar fundering bij Verlichte filosofen als Immanuel Kant en Karl Marx, maar ook in de bijbel en in de koran. Bovendien zijn materiële voorwaarden volgens Kohnstamm belangrijk voor de ontwikkeling van mensen tot gewetensvolle burgers. Een actieve sociale politiek voorkomt dat de politiek dadeloos moet toezien bij de morele ontwikkeling van mensen, bijvoorbeeld door zorg te dragen voor goed onderwijs, goede zorg en goede huisvesting. Dit pleidooi voor een actieve overheid betekent een breuk met het individualisme waarin het hedendaagse liberalisme beklemt zit.
Ik heb hier niet nagelaten om u van harte te feliciteren met het succes van het liberalisme in Nederland, omdat ik er alle vertrouwen in heb dat een goede liberaal ooit socialist zal kunnen worden. Ware liberalen nemen vrijheid en individualisme niet als uitgangspunt, maar zien dit als een einddoel van de politiek. Dit betekent dat liberalen zich de vraag moeten stellen hoe de samenleving zo kan worden ingericht dat individuele vrijheid mogelijk wordt. Daartoe zijn formele eisen nodig, zoals het genoemde kiesrecht, het recht van vereniging en de rechtsstaat. Daarbovenop moeten echter materiële voorwaarden worden gesteld, op het gebied van onderwijs, zorg en huisvesting. Dit zijn maatschappelijke voorwaarden die de ontwikkeling van mensen tot gewetensvolle burgers mogelijk maken en noodzakelijke voorwaarden voor een samenleving waar vrijheid en individualisme een kans kunnen krijgen.
Als liberalen hier in de toekomst consequent in zijn, dan is eventuele samenwerking met socialisten niet bij voorbaat uitgesloten. De echte liberalen zullen dan echter afscheid hebben genomen van de neoliberale VVD, of de VVD van hen. Of wat ook goed past in de liberale traditie: de echte liberalen doen het colbertje uit, stropen de hemdsmouwen op of sjorren de jurken omhoog en bevrijden de VVD uit de actuele gijzeling van het neoliberalisme. Hier is denk ik een mooie taak weggelegd voor de Teldersstichting.