opinie
Ronald van Raak:

Meer dan gejeremieer

In linkse kringen wordt de journalist J.L. Heldring algemeen beschouwd als een onversneden conservatief. De nieuwe conservatieven in Nederland, verenigd in de Edmund Burke Stichting, zien hem graag als een bondgenoot. Heldring zelf is minder enthousiast over het verband dat wordt gelegd tussen hem en de conservatieven, getuige zijn reactie op beweringen van de burkeanen vorig jaar dat in Nederland 'het conservatieve moment is gekomen': 'Om een conservatieve levensbeschouwing te rechtvaardigen, is het niet voldoende te jeremiëren over de "negatieve consequenties van het verzorgingsbouwwerk" (die er ongetwijfeld zijn) of het 'ondermijnen van de kerninstituties huwelijk, kerk, vereniging, school en universiteit'. Gezien het vertrouwen dat conservatieven stellen in het verleden, moet een dergelijke vergelijking uitkomst bieden.

Heldring heeft eerder verwezen naar de liberale politicus W.H. de Beaufort (1845-1918). Deze oud-minister van Buitenlandse Zaken hield in juni 1908 voor de ledenvergadering van de twee jaar eerder opgerichte Bond van Vrije Liberalen een rede over 'Conservatisme in de politiek'. De Beaufort besprak hier de wenselijkheid of de Bond zich, ter onderscheiding van de Liberale Unie – waarvan de vrije liberalen zich eerder hadden afgescheiden – niet als 'conservatief' moest presenteren.

Dit conservatisme mocht echter geen behoudzucht zijn, zoals hij terugvond bij de antirevolutionair Kuyper. De Beaufort hield de vrije liberalen de mogelijkheid voor van een 'gezond conservatisme'. Dit conservatisme moest naar zijn opvatting boven de partijen staan en mocht zich niet richten naar de waan van de dag: 'Het heeft de openbare mening te leiden, en wil niet door haar medegesleept worden.' Heldring steekt in zijn columns zijn waardering voor De Beaufort niet onder stoelen of banken. Hij beschrijft deze geletterde politicus als een traditionele liberaal, die zich realiseerde dat hij zich, als hij liberaal wilde blijven, niet tegen de geest van de eeuw kon blijven verzetten.

De Beaufort was volgens Heldring dan ook geen Conservatief (met hoofdletter C), iemand die zich in zijn politiek liet leiden door een uitgesproken politieke leer, maar een conservatief (met kleine letter c), iemand met een conservatieve levenshouding. Moet ook de journalist Heldring niet moet worden getypeerd als een – weliswaar wat verlate – exponent van het 'gezond conservatisme' van De Beaufort? In zijn columns keert hij zich nadrukkelijk tegen politiek partij-denken, maar ook tegen de journalistieke waan van de dag. Bovendien voelt hij al jarenlang de noodzaak om, in zijn columns, de openbare mening te leiden.

Als we spreken van een 'gezond conservatisme', dan impliceert dit ook het bestaan van een 'ongezond conservatisme'. Interessant in dit verband is de reactie van toenmalige conservatieven van de Nationaal Historische Partij, een marginale partij met veel baronnen, die in 1904 in het leven was geroepen. In 1908 zagen deze Conservatieven de flirt van De Beaufort met het conservatisme met lede ogen aan. Volgens hen verwarde deze liberaal conservatieve beginselen met een conservatieve houding, omdat hij zich toelegde op behoud van een liberaal staatsbestel. Zij beschouwden De Beaufort niet ten onrechte als een vertegenwoordiger van het oud-liberalisme van Thorbecke en verkaarden zijn vermeende conservatisme als een zich afzetten tegen liberale vernieuwers.

De Nationaal Historische Partij had een geringe politieke invloed, maar wel uitgesproken conservatieve politieke opvattingen. Zo pleitte de partij voor een krachtiger positie in ons staatsbestel voor de koningin en voor het terugdringen van de invloed van de volksvertegenwoordiging. 'Partij-ideoloog' dr. W.A.C. baron van Vredenburch sprak van 'Koninklijke ministeries' en van een 'organisch kiesrecht', dat zou moeten toekomen aan specifieke groepen en organisaties in de samenleving.

Als de politieke positie van Heldring als conservatief zich laat vergelijken met De Beaufort, in hoeverre mogen we diens Conservatieve tegenstrevers dan vergelijken met de nieuwe conservatieven van de Edmund Burke Stichting? Enkele parallellen vallen op, zoals de idee van de natuurlijke ongelijkheid van mensen, die ook gevolgen moet hebben voor het kiesrecht, dat volgens de nieuwe conservatieve 'ideoloog' A. Kinneging in passieve vorm pas vanaf ongeveer 45 jaar moet gelden. Andere overeenkomsten zijn de door de nieuwe conservatieven voorgestane charitatieve armenzorg en de noodzaak van moreel vormend onderwijs.

Toch zijn er ook belangrijke verschillen, die tevens inzicht bieden in het politieke probleem waarmee de huidige conservatieven te maken hebben. Een belangrijk verschil betreft bijvoorbeeld de opvatting van moraal. Voor Nederlandse conservatieven in het verleden was moraal vooral een individuele aangelegenheid. 'Deugd' kon slechts worden verkregen door eigen krachtsinspanning en moest voor de van nature ongelijke mensen een onderscheiden karakter hebben. Dit individuele morele ideaal is heel wat anders dan de noodzaak tot herstel van een 'voorgegeven' en dus prescriptieve morele orde, die voor de conservatieve nieuwlichters van nu uitgangspunt moet zijn in de politiek. Genoemd moeten worden de morele superioriteit van het traditionele kerngezin, van mannelijk kostwinnerschap, vrouwelijke zelfopoffering en functionele seksualiteit.

'Jeremiëren', om met Heldring te spreken, over de ondergang van vermeend superieure instituties als kerk en kerngezin is onvoldoende voor een gezond Conservatisme. Om een collectieve moraal in de politiek uit te dragen zijn naar mijn opvatting nodig: een uitgesproken conservatief mens- en wereldbeeld; een consistente conservatieve ideologie; een krachtige conservatieve partij en een praktisch conservatief politiek programma. In het verleden zijn conservatieven hierin niet geslaagd.

In 1912 kwam alweer een einde aan de Nationaal Historische Partij, toen zij acht jaar na haar oprichting opging in de Christelijk Historische Unie. De morele uitgangspunten van de nieuwe conservatieven sluiten verrassen goed aan bij de opvattingen van orthodoxe protestanten en laten zo op het eerste oog weinig ruimte voor individuele deugd, waarop zowel liberalen als socialisten meer vertrouwen. Als we zoveel kunnen leren van het verleden, zoals conservatieven hopen, dan mogen we verwachten dat de Edmund Burke Stichting in 2010 zal opgaan in de – tegen die tijd onder Rouvoet overigens geheel vernieuwde – ChristenUnie. De oud-liberaal Heldring schrijft dan nog steeds zijn columns.

Dr. Ronald van Raak is medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van de SP.

Betrokken SP'ers