opinie
Harry van Bommel en Ronald van Raak:

Masters en bachelors: liever graden

Europese universiteiten gaan bachelor-masteropleidingen aanbieden naar Amerikaans model. Doel is de universiteiten beter te kunnen vergelijken, om uitwisseling van studenten te bevorderen. In Nederland leidt de invoering vooral tot chaos.

De Technische Universiteiten van Eindhoven en Wageningen gaan in september bachelor- en masteropleidingen aanbieden. Studenten krijgen eerst in minimaal drie jaar een brede en interdisciplinaire opleiding tot bachelor, die aansluiting moet geven op de arbeidsmarkt. Vervolgens kunnen zij in één à twee jaar worden opgeleid tot master. De andere instellingen voor hoger onderwijs zullen volgen. De invoering van het bachelor-master-systeem vloeit voort uit een intentieverklaring die minister Hermans juni vorig jaar met 28 andere Europese onderwijsministers sloot. In Bologna hebben zij toen de wens uitgesproken binnen tien jaar te komen tot een ‘Europa van de kennis’. De Europese universiteiten moeten beter vergelijkbaar worden. Naar Amerikaans voorbeeld worden daarom bachelors en masters geïntroduceerd. Bij de invoering van het bachelor-master-systeem moeten de universiteiten beleidsvrijheid krijgen, zo luidt het advies dat de commissie Rinnooy-Kan onlangs aan Hermans uitbracht. De politiek moet vertrouwen op de ‘dynamiek van’ en de ‘interactie tussen’ de instellingen voor hoger onderwijs. Toch biedt de huidige gang van zaken weinig reden voor vertrouwen. De universiteiten en hogescholen maken slecht gebruik van de geboden vrijheid en trekken hun eigen plan. Daardoor dreigt een chaos te ontstaan. De Rijksuniversiteit Groningen wil bijvoorbeeld een ongedeelde bachelor-masteropleiding, waar studenten niet tussentijds kunnen uitstappen. In Eindhoven en Wageningen worden per september aparte bacheloropleidingen aangeboden. De Universiteit Utrecht heeft voor een geselecteerd aantal studenten een bacheloropleiding aan het commerciële University College in de aanbieding. Andere universiteiten houden beide mogelijkheden open. De onduidelijkheid is bij de materopleidingen nog groter. Sommige studies duren nu vier en andere vijf jaar. Daardoor blijft voor de masterfase respectievelijk één en twee jaar over. Dit verschil in studieduur zal leiden tot kwaliteitsverschillen. Ook hogescholen, vestigingen van buitenlandse universiteiten en andere instellingen voor internationaal onderwijs bieden nu al masteropleidingen aan, die niet wettelijk zijn erkend. In het rapport van Rinnooy-Kan wordt dit solistisch optreden aangemoedigd. De commissie wil de instellingen bovendien de vrijheid geven zelf te beoordelen welke studenten toegang krijgen tot de masterfase. Daarbij stelt zij voor dat studenten, die nu slechts vier jaar studiefinanciering krijgen, voor de rest van hun opleiding bij de universiteiten moeten aankloppen. De studentenorganisaties LSVb en ISO maken zich terecht zorgen over de tweedeling die dreigt te ontstaan als universiteiten individueel selecteren. Onder het mom van internationalisering wordt het hoger onderwijs bij de invoering van het bachelor-master-systeem vercommercialiseerd. Ook de hogescholen gaan een competentiestrijd aan, door eveneens masteropleidingen aan te bieden. Deze opleidingen zijn beroepsgericht en worden vaak in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven georganiseerd. Studenten profiteren niet van het extra geld dat zo naar de instellingen vloeit. Een deel van de masteropleidingen moeten studenten nu zélf betalen. Bovendien bestaat de kans dat bij een driejarige bacheloropleiding de studiefinanciering wordt bekort tot drie jaar. Belangrijker nog zijn de inhoudelijk gevolgen voor het hoger onderwijs. In de huidige vier of vijf-jarige universitaire studie wordt veel waarde gehecht aan zelfstandig onderzoek. Daarin verschilt de universiteit in Nederland ook van hoger-beroepsopleidingen. Als ook de universitaire bachelor meer beroepsgericht wordt, verschuift de wetenschappelijke opleiding naar de masterfase. Die duurt veel korter dan de huidige wetenschappelijke studie en slechts een klein deel van de studenten zal deze opleiding volgen. Het huidige onderscheid tussen hogescholen en universiteiten moet worden gehandhaafd. Er is geen reden om de van oorsprong verschillende missies van deze instellingen te laten vervagen en uiteindelijk te laten vervallen. De bacheloropleidingen aan hogescholen en universiteiten moeten respectievelijk een maatschappelijke en wetenschappelijke betekenis hebben. Het verschil moet blijken uit de verleende graden. Voor de meeste studies zal de bachelorfase vier jaar moeten duren. Met een aanvullende universitaire masterfase van één jaar blijft dit model binnen de afspraken van Bologna. Het spreekt vanzelf dat ook de studiefinanciering voor universitaire studies in dit geval naar vijf jaar moet worden uitgebreid. Een duidelijk onderscheid tussen hogescholen en universiteiten en de invoering van een vijfjarig systeem voor universiteiten is de beste manier om de internationale positie van het Nederlandse hoger onderwijs te versterken.

Betrokken SP'ers