Mechanische kokkelvisserij moet ‘uitgekocht’ worden
De evaluatie van het schelpdiervisserijbeleid (EVA-II) toonde aan dat inperking van de kokkelvisserij massale vogelsterfte en aantasting van het bodemleven niet kon voorko-men. Het beleid moet ingrijpend veranderen.
Het roer moet om: die kernboodschap van de evaluatie wordt door niemand betwist. Het structurele voedseltekort voor vogels, de verzanding van de bodem en de aantasting van het bodemleven: het zijn definitieve bewijzen dat het schelpdiervisserijbeleid ingrijpend moet veranderen. Het is de hoogste tijd om invulling te geven aan die ‘duurzame verweving’ van natuur en visserij waar al een decennium lang over gepraat wordt.
Laten we eens kijken naar die beide belangen: natuur en visserij. De natuurbelangen staan buiten kijf. De Waddenzee is een uniek natuurgebied van grote internationale betekenis. Het gebied is onvervangbaar als voederplek voor trekkende vogelsoorten. Geen wonder dat de Wadden tot één van Europa’s belangrijkste beschermde natuurgebieden worden gerekend. Maar de sociaal-economische belangen van de schelpdiervisserij zijn ook niet mis. Volgens eigen zeggen genereert de sector circa 3.000 arbeidsplaatsen en ruim € 200 mln omzet (in het jaar 2000). Het grootste deel hiervan komt voor rekening van de mossel- en oesterindustrie, want de kokkelsector biedt volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) slechts 200 arbeidsplaatsen. Echter, werkend in een fragiel natuurgebied zit de kokkelvisserij al jarenlang in de rode cijfers. Het break-evenpoint van 3.2 mln kilo kokkelvlees per seizoen wordt sinds 2000 niet meer gehaald. Volgens het CBS is het aantal actieve kokkelschepen afgenomen van 22 naar 3, en is de vangst tussen 1998 en 2002 gedaald met 85%. De kokkelvisserij is langzaam aan het doodbloeden. De sector staat er dus economisch slecht voor, maar ook de natuur blijkt te lijden onder de ‘verweving’ van natuur en visserij. Het EVA-II onderzoek stelt met 95% zekerheid vast dat mechanische kokkelvisserij leidt tot een slibarmere bodem op de korte én lange termijn, terwijl de bodem de spil van de kustecologie is. Ook wijst het rapport op de verhongering van 15.000 scholeksters en op de sterfte van tientallen procenten bodemleven.
De botsing tussen natuur en visserij zal in de toekomst alleen maar heviger worden, als we het evaluatierapport mogen geloven. Deze stelt dat de draagkracht van de kustwateren met 40% is gedaald. Maar wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam en het Instituut voor Zee Onderzoek (NIOZ) twijfelen aan de juistheid van deze stelling. Zij wijzen erop dat het chlorofylgehalte (de voeding uit algen) niet is afgenomen. Sterker nog, de voedselkwaliteit voor schelpdieren is toegenomen, zo concludeert ook EVA-II. De afname van de kokkelstand en de massale vogelsterfte zijn dus niet aan een afnemende draagkracht te wijten, maar aan de verstoring van het natuurlijke evenwicht door o.a. de mechanische kokkelindustrie.
Het roer moet dus om. Onder het huidige beleid gaan natuur en visserij niet duurzaam samen. De minister weet het, maar laat de herstructurering aan de sector zelf over. Deze komt met een gewaagde visie, waarin de realiteit volledig op de kop wordt gezet. Onder het motto ‘niet reserveren, maar produceren,’ beweren de kokkelvissers de kustvogels te gaan voeden door kansarm schelpdierbroed op te vangen en te verzaaien op betere plekken. Terwijl het kweken van mosselen een realistische optie is, ligt dit voor kokkels geheel anders. Vroegere experimenten met het kweken van kokkels zijn op niets uitgelopen, valt na te lezen in het vakblad Visserijnieuws. Kokkels blijken slecht opgewassen tegen verplaatsingen. Daarnaast is kweek dubbel zo schadelijk voor het bodemleven, want er is twee maal bodemberoering nodig.
Kortom, gespeend van elke vorm van zelfkritiek blijven de kokkelvissers de kustwateren, grotendeels beschermde natuurgebieden, eenzijdig benaderen in termen van kwantiteit. Een onvervalst stukje productiviteitsdenken uit begin jaren zeventig. Hoe risicovol zo’n benadering is blijkt wel uit de mest- en dierenwelzijnproblemen in de intensieve landbouw.
Voor een beschermd natuurgebied als de Waddenzee moet gelden: geen verder risico nemen. Dat is het enige reële uitgangspunt voor duurzame schelpdiervisserij, zoals de Duitsers en de Denen al jarenlang begrijpen én toepassen. De Nederlandse schelpdiervisserij moet naar buitenlands voorbeeld verduurzamen. De economische relevante mosselsector kan door technische innovatie behouden worden. Zo bieden hangcultures in windturbineparken op de Noordzee goed toekomstperspectief. Maar de mechanische kokkelvisserij, veel minder belangrijk voor de werkgelegenheid, dient te worden beëindigd. Een warme sanering gaat tussen de € 5 en € 50 mln kosten en kan gefinancierd worden deels vanuit de begroting van LNV voor 2004, en deels met de overschotten op de Europese structuurfondsen. Door sanering van de mechanische kokkelvisserij ontstaat er meer ruimte voor duurzame schelpdiervisserij en andere bedrijvigheid zoals recreatie en toerisme. Hiermee worden de kustwatergebieden weer wat ze waren: een unieke omgeving waarin ecologie en economie duurzaam samengaan.