opinie
Arjan Vliegenthart:

Voorkeursstemmen

Volgende week debatteert de Eerste Kamer over de wijze waarop de Eerste Kamer wordt gekozen. Waarschijnlijk zal vooral de rol van voorkeursstemmen de nodige aandacht krijgen. Bij de laatste verkiezingen werden sommige partijen geconfronteerd met voorkeursstemmen die de kieslijst doorbraken en andere partijen met uitgebreide stemhandleidingen vanuit de partijtop. In dat licht is het goed om deze discussie nog eens te voeren.

De discussie over wat nu een wenselijke voorkeursdrempel is voor de Eerste Kamer loopt al sinds de jaren ‘90. Toen besloot het kabinet Kok de kiesdrempel voor de Tweede Kamer te verlagen, maar de voorkeursdrempel voor de Eerste Kamer te laten zoals zij was, op vijftig procent van het aantal benodigde stemmen voor een Eerste Kamerzetel.

In haar advies in 2005 ging de Kiesraad een stapje verder. Mede in het licht van de verkleining van de Provinciale Staten, waardoor het aantal kiezers kleiner werd en daarmee de voorkeursdrempel makkelijker haalbaar, gaf de Kiesraad het kabinet mee de voorkeursdrempel voor de Eerste Kamer te verhogen. De Kiesraad vond het niet wenselijk "dat enkele statenleden de lijstvolgorde kunnen doorbreken".

De Kiesraad sloeg daarmee de spijker op de kop. Sinds 2007 kunnen namelijk minimaal twee statenleden uit een provincie de kieslijst van partijen op zijn kop zetten. Een dergelijke praktijk staat op gespannen voet met het indirecte karakter van de Eerste Kamerverkiezingen. Zoals terecht door de Kiesraad is aangegeven, kennen Statenleden de voorkeur van de kiezer voor een bepaalde kandidaat niet. Het gaat bij voorkeursstemmen voor Eerste Kamerleden dan ook niet om de uiting van de Nederlandse kiezers, maar om de persoonlijke voorkeur van individuele Statenleden voor bepaalde kandidaten. Het is aannemelijk dat de voorkeur van de partij voor een bepaalde kandidatenvolgorde dichter bij de wensen van kiezers ligt dan een voorkeurstem van een Statenlid.

Dit argument wint zelfs verder aan kracht wanneer we bedenken dat partijen hun kandidatenlijst vaak zorgvuldig en democratisch vaststellen. In die context past het niet wanneer een beperkt aantal Statenleden de mogelijkheid krijgt om, zonder helder mandaat van de kiezer, buiten de eigen partijdemocratie om, de lijstvolgorde te doorbreken. In dit opzicht is de meest elegante oplossing voor dit probleem het schrappen van de mogelijkheid om bij de Eerste Kamerverkiezingen een voorkeursstem uit te brengen.

Echter, voor een dergelijke oplossing is een grondwetswijziging noodzakelijk, een tijdrovende procedure. Het is daarom goed wanneer we ook alternatieven in ogenschouw nemen die op kortere termijn het probleem kunnen verhelpen. Het ophogen van de voorkeursdrempel naar 100 procent is dan de meest interessante optie. Hiervoor is geen grondwetswijziging noodzakelijk en hoewel je theoretisch de lijstvolgorde nog wel kunt doorbreken, wordt dit wel dubbel zo lastig gemaakt.

Betrokken SP'ers