opinie
Agnes Kant:

Zeven paarse jaren hebben het gezondheidsgat vergroot

De verschillen in gezondheid tussen arme en rijke mensen groeien, concludeerde de commissie Albeda vorige week. Arme mensen leven 12 jaar in slechtere gezondheid en gaan 3,5 jaar eerder dood dan rijkere. De reactie van minister Borst dat ze deze ontwikkeling onverteerbaar vindt, is weinig geloofwaardig. Het paarse kabinet voert immers al zeven jaar lang een beleid dat grotendeels haaks staat op bestrijding van de sociaal-economische gezondheidsverschillen. Als de minister werkelijk wil dat de verschillen in 2020 met een kwart zijn afgenomen, moet ze zich hard maken voor échte armoedebestrijding en verkleining van de inkomensverschillen, forse investeringen in zorg en onderwijs, en verbetering van de woon-, leef- en arbeidsomstandigheden.

Het is schrijnend te moeten constateren dat de afgelopen jaren in ons land, ondanks de toenemende welvaart, het gezondheidsgat tussen arm en rijk groeit in plaats van afneemt. Hoe is dat mogelijk?Uit nationaal en internationaal onderzoek blijkt dat zowel materiële als psychosociale als gedragsfactoren bijdragen aan het ontstaan van sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV). Het verslag van de onderzoekscommissie SEGV II in 1999 wijst op het grote belang van materiële factoren zoals slechte huisvesting, slechte arbeidsomstandigheden en armoede. Deze materiële factoren blijken bovendien bij te dragen aan een verhoogde kans op ongezonde leefgewoonten. Ook minister Borst erkende dat toen ze reageerde op het rapport Volksgezondheid Toekomstverkenning (juli 1997) waarin werd geconcludeerd dat de verschillen toenemen. ‘Hier ligt werk voor het halve kabinet,’ stelde zij. De regering zou het probleem bij de wortel moeten aanpakken: ‘Veel gezondheidswinst is buiten de zorgsector te halen. Ik vind het begrijpelijk dat je, als je diep in de ellende zit, naar de sigaret of de fles grijpt. We moeten de achterstand aanpakken, niet alleen maar zeggen dat mensen het drinken en roken moeten laten.’Mooie woorden, maar de daden bleven uit. Sterker nog, de materiële verschillen groeiden. Onder zeven jaar paars beleid zijn de verschillen in woon-, leef- en werkomstandigheden alleen maar toegenomen en daarmee is het ‘gezondheidsgat’ vergroot.

De huisvesting is vrijwel geheel overgedaan aan de vrije markt. Het woord volkshuisvesting is inmiddels taboe bij Paars. De term suggereert immers dat de overheid een taak heeft mensen aan een fatsoenlijk en betaalbaar huis te helpen. Centraal in de kabinetsnota ‘Mensen, wensen, wonen’ staat keuzevrijheid en keuzeruimte. Geneugten, die zijn voorbehouden aan de koopkrachtige consument. Mensen met een laag inkomen zijn steeds meer aangewezen op goedkope en vaak slecht onderhouden woningen in arme wijken, waar alle problemen van sociale en economische achterstelling zich ophopen.

Het paarse beleid heeft ook niet geleid tot verkleining van de inkomensverschillen. Integendeel. Terwijl het aantal miljonairs is gestegen van 80.000 in 1990 tot ruim 200.000 nu, is het aantal huishoudens met een minimuminkomen gestegen van 606 duizend naar 673 duizend. De effecten van het gevoerde armoedebeleid zijn gering. Armoede is een structureel verschijnsel geworden en verdiept zich. In 1997 was de koopkracht van een huishouding dat van een minimumuitkering moet leven 23 procent lager dan in 1977, zo blijkt uit cijfers van het CBS.

Het meest schokkende is nog dat gedurende de paarse kabinetten de armoede onder kinderen flink is toegenomen. Het aantal kinderen dat leeft in gezinnen met een absoluut minimaal inkomen is gestegen van ruim 300 duizend tot ruim 350 duizend. Volgens Unicef leeft in Nederland 8 procent van de kinderen onder de armoedegrens. Dat blijft niet zonder gevolgen. Alleen al het feit dat een kind uit een gezin komt met een gering inkomen, bepaalt zijn of haar toekomst, stelt Engbertsen, samensteller van het jaarrapport ‘Armoede en sociale uitsluiting’. Ook Bredase onderzoekers stelden vast dat de gezondheid en ontwikkeling van deze kinderen bedreigd wordt, omdat door geldgebrek niet kan worden voldaan aan een aantal basisvoorwaarden zoals gezonde voeding, voldoende kleding, voldoende sociale contacten en een gezonde leefomgeving.

Ook het werken in Nederland wordt steeds ongezonder. De werkdruk is hoger en neemt sneller toe dan elders in de EU. Bijna twee miljoen, ofwel 33 procent van de werknemers in ons land werkt regelmatig onder te hoge tijdsdruk. Werken is topsport geworden. Eenderde van de WAO’ers werd arbeidsongeschikt als gevolg van psychische klachten, die weer sterk samenhangen met (de gevolgen van) hoge werkdruk.

Zelfs in het onderwijs dreigen iemands kansen steeds meer afhankelijk te worden van de dikte van de portemonnee. Dat terwijl in Nederland de genoten opleiding de grootste invloed heeft op iemands sociaal-economische status. Doordat Paars jarenlang te weinig investeerde in het onderwijs, worden scholen steeds afhankelijker van ouderbijdragen en sponsoring. Rijke scholen kunnen meer docenten en leermiddelen inzetten en op die manier beter onderwijs bieden. Armere ouders kunnen niet kiezen voor deze scholen vanwege de hoge ‘vrijwillige’ ouderbijdragen. Daar komt bij dat de onderwijshervormingen van Paars vooral slecht lijken uit te pakken voor leerlingen uit de intellectueel minder geschoolde gezinnen.

De commissie Albeda doet meerdere aanbevelingen die haaks staan op het paarse regeringsbeleid. Zoals het niet verder laten groeien van de inkomensverschillen en intensivering van het anti-armoedebeleid. De versterking van de eerstelijnsgezondheidszorg in achterstandswijken en een bijzondere bijstandsuitkering aan gezinnen met kinderen die gezondheidsrisico’s lopen vanwege financiële problemen. Handhaving van de huidige toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor mensen met lage sociaal-economische status, ook bij een toekomstige stelselwijziging. Helemaal opmerkelijk is het advies om de verworvenheden op het terrein van de sociale zekerheid te handhaven, bijvoorbeeld in de vorm van een beschaafd uitkeringsniveau voor chronisch zieken die onverhoopt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn aangewezen. Toevallig werd namelijk dezelfde week duidelijk dat een andere commissie die ook in opdracht van de regering aan het werk is, de commissie Donner, met aanbevelingen komt die hier dwars tegenin gaan.

Op het terrein van sociaal-economische verschillen is nog veel gezondheidswinst te halen. Dat zal zich vooral moeten afspelen buiten het terrein van de gezondheidszorg en is dus werk voor het hele kabinet. Het manifest dat deze week direct na de commissie Albeda werd gepresenteerd vanuit de openbare gezondheidszorg, onder aanvoering van de Netherlands School of Public Health, doet hiertoe een goede aanzet. Gezondheid en gezondheidsverschillen hangen samen met de ontwikkelingen in de maatschappij en met die samenhang moet veel meer rekening gehouden worden. In alle beleidsbeslissingen zullen de gezondheidseffecten duidelijk meegewogen moeten worden, met extra aandacht voor de effecten op sociaal-economische gezondheidsverschillen. Minister Borst zei blij te zijn met de aanbevelingen van de commissie Albeda. Indien zij dat serieus meent, zal de minister andere bondgenoten moeten zoeken en afstand nemen van de huidige neoliberale koers.

Betrokken SP'ers