opinie
Agnes Kant:

Borst zit diep in de rode cijfers

Na ruim zeven jaar Paars is het tijd om de balans op te maken van het volksgezondheidsbeleid van minister Borst. En die balans is niet best. Wachtlijsten, enorme verschraling en vermijdbare sterfte en een minister die onvoldoende haar verantwoordelijkheid nam.

Hoewel we rijker zijn dan ooit, laat de minister van Volksgezondheid ons een trieste erfenis na. Een tekort aan zorg met als gevolg forse wachtlijsten en mede hierdoor vermijdbare sterfte. Een verschraling van de zorg, waardoor we niet in staat zijn ouderen en gehandicapten menswaardige zorg te geven. Bovendien is minister Borst niet in staat gebleken de gezondheidsverschillen tussen arm en rijk aan te pakken, deze zijn zelfs groter geworden onder haar bewind. Hetzelfde geldt voor het groeiende aantal daklozen, onder wie vele psychiatrische patiënten.

Op al deze punten heeft de minister te weinig of te laat haar verantwoordelijkheid genomen. Haar grootste fout is dat zij ruim zeven jaar geleden heeft ingestemd met drooglegging: het overnemen van een toen al verschraalde zorg zonder voldoende middelen om deze weer tot bloei te laten komen. Maar ook toen meer geld beschikbaar kwam, was dit nog onvoldoende en ontbrak een duidelijke regie van deze minister om de zaken weer op orde te krijgen.

Naar schatting 300.000 burgers wachten op zorg. Dat is bijna 1 op de 50 Nederlanders. Met een oververtegenwoordiging van ouderen, gehandicapten, chronisch zieken. Maar liefst 80.000 ouderen krijgen niet de zorg die ze nodig hebben.

Zelfs voor behandeling van levensbedreigende ziekten zoals hartchirurgie, behandeling van kanker en nierdialyse bestaan wachtlijsten. Er sterven patiënten terwijl ze op de wachtlijst staan voor een hartoperatie. Sterfte die deels te voorkomen zou zijn door tijdig ingrijpen. Ongeveer 50 tot 70 procent van het aantal overlijdens op de wachtlijst heeft plaats in de eerste zes weken. Volgens deskundigen zou een reductie van 50 procent van het aantal doden op de wachtlijst te bewerkstelligen zijn als alle patiënten binnen zes weken worden geholpen. Dit is nu niet mogelijk. In Spanje is de minister van Volksgezondheid veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de familie van een patiënt die overleed terwijl hij op een wachtlijst stond voor een open hartoperatie.

Voor kankerpatiënten is de wachttijd de laatste jaren sterk toegenomen. Dat bleek uit een recent onderzoek van het Integraal Kankercentrum Rotterdam. Dat onderzoek verwijst naar een Europese studie die de slechtere overlevingscijfers in Engeland en Schotland onder andere toeschrijft aan de wachttijden. En onze wachttijden wijken volgens het Rotterdamse onderzoek niet veel af van de Britse. Je zal maar arts zijn en aan iemand de slechte boodschap moeten brengen dat zij borstkanker heeft, liever vandaag dan morgen geopereerd moet worden, maar toch nog even moet wachten, want er is voorlopig nog geen plek.

Ook de intensive care zorg is onvoldoende op orde, met als gevolg dat 10 procent van de patiënten wordt geweigerd en dat met doodzieke mensen geleurd moet worden. Recent nog luidden verscheidene specialisten in Nova de noodklok over het overlijden van patiënten wegens het niet beschikbaar zijn van een bed op intensive care. Tijdens een college van cardiologen-in-opleiding zegt eenderde wel eens een onnodig overlijden te hebben meegemaakt. Een neuroloog uit Nijmegen vertelt over een jonge vrouw met hersenbloeding, waarvoor twee uur was rondgebeld. De vrouw is overleden en zijn frustratie is dat zij geen eerlijke kans heeft gehad.

Door tekortschietende middelen en hoge werkdruk kan lang niet altijd menswaardig zorg worden gegeven. Het is beschamend dat in zo'n welvarend land op deze manier met gehandicapten, ouderen en psychiatrische patiënten wordt omgegaan. En het is verontrustend dat goede zorgverleners teleurgesteld afhaken omdat zij niet díe zorg kunnen geven die nodig is.

Voor een substantiële en gerechtvaardige salarisverbetering van verpleegkundigen en verzorgenden, ziet deze minister de urgentie niet in. Ook de grote tekorten bij de huisartsen en verloskundigen zijn, ondanks vele waarschuwingen, volledig door de minister onderschat. Door de afbraak van de kleinere ziekenhuizen en het tekort aan verloskundigen kennen we inmiddels een nieuw fenomeen: de zwerfzwangere.

De erfenis van het falende beleid van de minister met betrekking tot de huisartsen werpt zijn schaduw vooruit: de Landelijke Huisartsen Vereniging schat dat in 2006 twee à drie miljoen Nederlanders geen huisarts meer zullen hebben, vooral sociaal zwakkeren zijn de dupe.

Als je armer bent, word je eerder ziek en ga je eerder dood. Dit onrechtvaardige gezondheidsgat is onder Paars vergroot. Een recent cijfer: de kans om voor je 65ste te overlijden is in een achterstandswijk 50 procent groter. Zoiets moet toch ondraaglijk zijn voor een minister van Volksgezondheid?

We zijn rijker dan nooit, maar het aantal dak- en thuislozen groeit, de afgelopen vijf jaar is het aantal bij het Leger des Heils zelfs verdubbeld. Hele gezinnen, verslaafden en psychiatrische patiënten, er komen er steeds meer op straat en vinden zelfs 's nachts geen bed in de overvolle opvang. Maar dit is voor de minister geen aanleiding om met een noodplan te komen voor deze maatschappelijk schande.

Natuurlijk is de bewindsvrouw niet alleen verantwoordelijk voor deze erfenis. Dat is heel het kabinet, en uiteraard de Paarse coalitiepartijen. Maar de minister is eindverantwoordelijk voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. Zij heeft ingestemd met de krapte. Zij heeft te weinig, te laat en niet daadkrachtig genoeg gereageerd op ernstige signalen vanuit de zorg en de samenleving over de ontstane problemen.

Betrokken SP'ers