opinie
Agnes Kant:

Vijf maatregelen als medicijn tegen te dure pillen

Minister Borst verzuimt de farmaceutische industrie aan te pakken, de belangrijkste drijvende kracht achter de steeds sneller stijgende uitgaven voor geneesmiddelen. Daardoor staan al haar beoogde besparingen op losse schroeven. Via een agressieve lobby zocht en zoekt de farmaceutische industrie steeds weer naar wegen om haar omzet en marges te vergroten.

Nederland was jarenlang een paradijs voor de pillenfabrikanten. Het eerste paarse kabinet is overgegaan tot het instellen van een Prijzenwet om de hoge prijzen van geneesmiddelen te verlagen: zonder meer een verdienste van minister Borst. De effectiviteit van de Prijzenwet is echter beperkt zolang de maximumprijzen gekoppeld zijn aan de gemiddelde prijzen in de vier omringende landen. Immers, de geneesmiddelenfabrikanten hebben de mogelijkheid om door middel van een verhoging in het buitenland ook hier de prijzen te laten stijgen. Dit is niet het enige zwakke punt in de Prijzenwet.

De industrie geeft naar schatting jaarlijks 15 tot 20 procent van haar omzet uit aan "research and development". Volledig onafhankelijk en geheel naar eigen inzicht bepaalt de industrie de richting van het geneesmiddelenonderzoek. Naast belangrijke nieuwe middelen worden hierbij vaak semi-innovatieve middelen ontwikkeld waarvan het zeer de vraag is of ze echt iets toevoegen aan het reeds bestaande aanbod. Er worden zeer hoge kosten gemaakt ten behoeve van vaak minimale verbeteringen. Toch wordt, volgens minister Borst, drie kwart van de kostenstijging veroorzaakt door deze "nieuwe" geneesmiddelen. Die worden door de industrie door middel van een agressieve marketingaanpak uitgevent. Naar schatting wordt in Nederland 15 tot 20 procent van de omzet (700 miljoen) hieraan besteed. Het geld gaat naar: reclame, snoepreisjes, cadeaus, artsenbezoekers en neponderzoeken waarvoor artsen betaald krijgen.

Wat staat de overheid nu te doen? Kan zij optreden? Nu is het Leitmotiv voor farmaceutische bedrijven de vergroting van het eigen marktaandeel. Zou het mogelijk zijn dat te vervangen door simpelweg "het belang van de zorg in het algemeen en de patiënt in het bijzonder"?

Vijf medicijnen tegen de te grote macht van de industrie:

  • Aanscherping van de regels voor reclame voor geneesmiddelen én een betere controle op de naleving van die regels. Dat er nog steeds veel snoepreisjes, computers en uitstapjes worden aangeboden en aanvaard, geeft aan dat de zelfregulering niets oplevert. Voorlichting dient objectief te geschieden, door mensen uit de beroepsgroep zelf dan wel door de overheid, die immers ook beslist over de toelating van medicijnen.
  • Rechtstreekse reclame van receptgeneesmiddelen gericht op patiënten is verboden. Toch vindt ook dit steeds openlijker plaats, bijvoorbeeld via de media en patiëntenfolders, zoals onlangs uit een artikel in Trouw bleek ("De achterweggetjes van de farmaceuten", 7 november). De overheid zou stringenter moeten toezien op naleving van de regels.
  • Medicijn 3 is een verbod op het aanbieden van nascholing door de farmaceutische industrie. Nascholing dient objectief te zijn en los te staan van sponsoring vanuit de farmaceutische industrie. We laten de industrie toch ook geen les geven op de universiteiten?
  • Medicijn 4 is het uitbannen van commerciële artsenbezoekers. Artsen moeten objectief worden voorgelicht over geneesmiddelen.
  • Medicijn 5 is het brengen van de regie over geneesmiddelenonderzoek in handen van de overheid, bijvoorbeeld via een nog op richten Nationaal Fonds Medicijnenonderzoek. De industrie betaalt naar rato van de omzet aan dit fonds, dat vervolgens bepaalt welk onderzoek relevant is en welk onderzoek prioriteit moet krijgen. Hiermee kan dan tevens een einde worden gemaakt aan de duistere wereld van de vele en soms hoge vergoedingen die de industrie betaalt aan artsen voor geneesmiddelenonderzoek. Door middel van een neutraal, coördinerend fonds kan de objectiviteit en daarmee de kwaliteit van het onderzoek worden verbeterd, kan op puur medisch-ethische gronden worden bepaald wie waar welk onderzoek gaat doen en kunnen risico's voor patiënten - op wie de nieuwe medicijnen immers ooit moeten worden uitgeprobeerd - tot een minimum worden beperkt.
Zo kan er ook een eind worden gemaakt aan de nep-onderzoeken, vooral bedoeld om een nieuw geneesmiddel "in de pen" van de voorschrijver te krijgen. Het onderscheid van deze "seeding trials" met echte onderzoeken is nu niet altijd goed te maken. Met deze vijf voorstellen zijn er eigenlijk alleen maar winnaars. Er vindt geen onnodig dubbel onderzoek meer plaats door verschillende bedrijven, er komen alleen nog nieuwe medicijnen op de markt die echt iets toevoegen aan het bestaande, de lijn tussen artsen en de commercie wordt doorgesneden zodat de objectiviteit wordt gewaarborgd, er wordt flink bespaard op overbodige en ongewenste marketing- en reclameactiviteiten, er komt een eind aan de gigantische stijgingen van de kosten voor geneesmiddelen. Niet op de laatste plaats krijgt de patiënt wat hij of zij nodig heeft: niet minder, maar ook niet onnodig meer. Natuurlijk, er is ook één verliezer: dat is degene (bedrijf of arts) die de gezondheid van mensen ziet als een goed dat commercieel uitgebuit moet worden.

Betrokken SP'ers