opinie

'Was mijn aanwezigheid weggegooid geld?'

Vader en zoon Zevenbergen kijken met enig defaitisme terug op hun rol als ontwikkelingswerker (NRC, 31 maart). Een verademing na het baldadige verhaal van VVD-Tweede Kamerlid Boekestijn in dezelfde krant, die vertelt hoe hij samen met Verhagen, toen minister van Buitenlandse Zaken, het leven van diens directe collega Koenders zuur maakte.

De kritische introspectie van de Zevenbergens is herkenbaar. Ik was in de jaren tachtig in Kenia kunstmestadviseur, maar geen boer kocht na mijn vertrek meer kunstmest. Het was namelijk op slag te duur geworden nadat Afrika onder druk van wijsneuzen uit Washington (IMF, Wereldbank) geen subsidiegeld meer in landbouw mocht steken. Was mijn aanwezigheid daarmee weggegooid geld?

De grote valkuil is dat je eigen ervaringen van één periode opschaalt naar een complete sector over een lange periode. Boekestijn geeft hiervan een voorbeeld in zijn boek De prijs van een slecht geweten. Hij beschrijft een vuilnisbelt, terwijl hij door Oost-Afrika rijdt. Kinderen zoeken naar zaken die nog nuttig gebruikt kunnen worden. In dezelfde zin mijmert Boekestijn over de koloniale erfenis, de Congolese dictator Mobutu en waarom wij het lot van deze mensen niet hebben kunnen verlichten. Hier wordt één vuilnisbelt gelijkgesteld aan het falen van ontwikkelingshulp. In 1975 had Nederland 1000 stortplaatsen, nu nog enkele tientallen. Afrika maakt ondertussen vorderingen met afvalverwerking, met Nederlandse steun. Handhaven dus die 0,7% voor ontwikkelingshulp: het is een investering, geen schenking.