Levend stratego: Zoek samenhang in keuze partnerlanden
Medio maart was het bijltjesdag onder de partnerlanden. Toen werd officieel bekend van aan welke landen Nederland ontwikkelingshulp blijft geven en van welke landen we afscheid nemen. Bij vijftien uitverkorenen ontbreekt onderlinge samenhang, vindt Eric Smaling, Eerste-Kamerlid namens de SP. “Het grote manco is een gebrek aan regionale verhalen.”
Het leven bestaat uit keuzes maken, dat geldt voor iedereen. De ene keer gaat het om iets onschuldigs: schaf je op de kermis een zuurstok of een kaneelstok aan, of breng je het op er helemaal van af te zien? De andere keer is het ingrijpender: word je winkeljuffrouw of trambestuurder, ga je geschiedenis studeren of moleculaire wetenschappen, ga je samenwonen of niet en zo ja, heb je daar wel de juiste partner voor uitgekozen? Een tweede kwestie van belang in het leven is terugkomen op gemaakte keuzes. Van studie veranderen, het leven toch maar zonder die partner voortzetten, je aansluiten bij de Bhagwan en daar later weer afstand van nemen, je VVD-lidmaatschap opzeggen om je vervolgens aan te sluiten bij de SP. Iedereen kent de voorbeelden en aan het eind van je leven zijn er bij iedereen ongetwijfeld typische ‘had ik toen maar…’-momenten.
Contrasten Ook regeringen worden met deze zaken geconfronteerd. Keuzes maken wordt van ze verwacht, terugkomen op gemaakte keuzes uit zich in het verwerpen van de keuzes die vorige regeringen hebben gemaakt, met name als die een duidelijk andere politieke signatuur hadden. Dat laatste is nu ook sterk het geval met een rechtse regering die het onderwerp ontwikkelingssamenwerking niet hoog op de agenda heeft staan. Gedoogpartner PVV betitelt Afrika als een continent ‘dat nou eenmaal niet mee kan komen in de vaart der volkeren’. Daarnaast wordt de huidige regering erg geholpen door het WRR rapport Minder pretentie, meer ambitie. De auteurs hebben sterk met contrasten gewerkt: armoedebestrijding versus eigenbelang, geconsumeerde euro versus geïnvesteerde hulpeuro. Dat scherpt de geest, maar leidt er nu toe dat de regering dit denkkader wel erg letterlijk tot beleid verheft.
Geblinddoekt Inmiddels zijn we twee beleidsbrieven aan de Kamer verder, een Basisbrief en een Focusbrief, en heeft de Knapen gekozen voor vier thema’s: voedselzekerheid, water, veiligheid en seksuele en reproductieve gezondheid. Bovendien wordt de samenwerking met achttien landen beëindigd. Er blijven er vijftien over die bilaterale hulp (van overheid tot overheid) krijgen. De onmiddellijke reflex is: waarom dit thema wel en dat thema niet? Waarom land A wel en land B niet? Wat de thema’s betreft is het beleid sterk op de WRR geënt. Je kunt het er mee eens zijn of niet, het is wel onderbouwd. Ten aanzien van de landen oogt de argumentatie in de Focusbrief willekeuriger. De regering heeft in de Focusbrief geprobeerd aan te geven op grond waarvan de keuzes tot stand zijn gekomen. Afscheid moeten we nemen van onder andere Bolivia, Nicaragua, Tanzania en Burkina Faso, landen waaraan over meerdere decennia hulp is verstrekt. Vertrouwen komt te voet en vertrekt te paard. Als je geen ontwikkelingshulp meer geeft, ben je weg uit een land. Je praat niet meer mee. In Burkina Faso zijn de Nederlandse hulpinspanningen aantoonbaar succesvol geweest. Mede dankzij de Nederlandse inzet zijn grote, gedegradeerde gebieden op en rond het Mossi Plateau weer productief geworden. Kernwoorden bij dit succes: technische oplossingen combineren met investeringen in menselijk kapitaal. Maar ook en vooral: geduld en continuïteit.
Belasting Het landenlijstje is volgens de regering gebaseerd op een quick scan. Maar was het resultaat niet hetzelfde geweest wanneer de staatssecretaris geblinddoekt vijftien pijltjes naar een Afrika en Azië voorstellend dartboard zou hebben gegooid? Zo laat de bijlage bij de Focusbrief zien waarop de landenkeuze gestoeld is. Een daarvan is belastinginning (‘van belang is in hoeverre landen door belastingheffing kunnen voorzien in hun eigen inkomsten’), maar het is niet duidelijk hoe dit moet worden gelezen. Gaat het over belasting op arbeid, consumptie, of kapitaal? Ook de vraag of goede belastinginning een criterium voor of juist tegen hulp is wordt niet gesteld. En hoe zit het met de pakweg 50-500 miljard die ontwikkelingslanden jaarlijks mislopen als gevolg van belastingontduiking en –ontwijking door het bedrijfsleven? Zou dat geen criterium moeten zijn? Met andere woorden: dat je landen steunt die dat niet accepteren?
Schaalvoordelen Hét grote manco bij de landenlijstjes is het gebrek aan duidelijke regionale verhalen, waarbij aangrenzende landen als één geheel worden gezien. Waar staat bijvoorbeeld sub-Sahara Afrika op het moment? Wat valt er te verwachten, in positieve en in negatieve zin? Komt de private sector van de grond, gaat er allerlei bedrijvigheid ontstaan? Gaan overheden publieke diensten aanbieden waar mensen voor willen betalen? Krijgt de burgerij echt een gezicht en een stem? Houden de sterke sociale relaties stand of vergiftigen wij het continent met ons doorgeschoten individualisme? In West-Afrika is het domweg noodzakelijk om alle landen in de regio als één geheel te beschouwen. Bij Brazilië, van ongeveer hetzelfde formaat, gebeurt dat automatisch, omdat het één land is, met alle schaalvoordelen van dien. Van Dakar tot Douala, de grote steden aan de West-Afrikaanse kust groeien als kool. De Sahel is dicht bevolkt voor zo’n relatief droog gebied, met permanent risico op droogtes en veesterfte. De savanne, tussen de Sahel en de kustregio in, ooit leeg vanwege slaapziekte en rivierblindheid, biedt nog volop mogelijkheden voor ontwikkeling, maar dat moet wel duurzaam gebeuren. Iedere ontwikkelingsinspanning moet beginnen bij dit soort differentiatie op macroniveau. Mali, Ghana en Benin op de landenlijst houden: allemaal prima, maar er zit geen gedachte achter over regionale ontwikkeling. Het is ook niet effectief om alleen praten in termen van landen die wel of niet voorkomen op de DAC-lijst (landen die volgens de OESO, organisatie voor economische en sociale ontwikkeling, in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp, red.), want dan heb je Nigeria bijvoorbeeld niet op het netvlies. Dit land, met z’n 155 miljoen inwoners, moet de aanjager zijn van ontwikkeling in de regio. Vanuit een regionaal perspectief kan ook beter worden ingezoomd op nationale successen. De manier waarop Rwanda zich ontwikkelt, is - wat je er verder ook van vindt – opvallend te noemen, zeker als je kijkt naar buurlanden Congo en Burundi. En in Malawi is de president herkozen op basis van zijn voedselzekerheidsbeleid. Daar valt wat te leren, lijkt me. Alleen doen we dat niet, want Malawi staat niet op het lijstje.
Meerwaarde Je zou hopen dat de Europese Unie uitkomst biedt, maar eurocommissaris Piebalgs heeft gezegd ‘de hulp minder dun te willen uitsmeren en te concentreren op een aantal terreinen waar het comparatieve voordelen kan realiseren: energie, landbouw/voedsel, infrastructuur en Aid-for-Trade.’ Thema’s waar de lidstaten afzonderlijk ook actief op zijn en niet datgene waar de ultieme meerwaarde zit voor de EU, zoals het versterken van een interne markt, van een gedeeld landbouwbeleid. Sterker nog, de EU werkt dit actief tegen door ontwikkelingslanden in partnerschapovereenkomsten te dwingen waar ze niets aan hebben. Wat nou écht noodzakelijk is, en wat wij zelf ook hebben gedaan en nog doen, namelijk een periode van regionale marktbescherming, raakt steeds verder uit beeld. De vraag is of het beleid van deze regering met een beperkt aantal thema’s en landen effectiever zal zijn dan dat van alle vorige. Ontwikkeling is een zaak van lange adem, maar dat is in dit tijdsgewricht helaas een schaars goed. Het is in die zin ook jammer dat het WRR-rapport afsluit met de stelling ‘Ontwikkelingshulp is nu vergelijkbaar met een schot confetti: goed bedoeld, maar zelden in de roos’. Leuk gevonden, maar het doet totaal geen recht aan de eigen (sterke) analyse en wordt nu gretig omarmd door diegenen in wier straatje het past.