opinie
Harry van Bommel:

Aanjagen concurrentie miskent oorzaken eurocrisis

Terecht stelt minister Verhagen in zijn artikel 17 oktober jl. in de Volkskrant dat door de Europese integratie de lidstaten van de Europese Unie (EU) kwetsbaar zijn geworden voor elkaars economische beslissingen. Onterecht gebruikt hij dat als argument om diep ingrijpen in het economisch beleid van lidstaten te rechtvaardigen. Helaas zal dit ook de insteek zijn van de Nederlandse regering op de aanstaande Eurotop.

Het lidmaatschap van de Europese Unie brengt extra welvaart voor alle lidstaten met zich mee. Dat is voor niemand een punt van discussie. Voor een belangrijk deel is dat toe te schrijven aan het verdwijnen van de invoertarieven tussen steeds meer landen. Ook het gelijkstellen van (o.a. milieu- en veiligheids-) eisen aan producten heeft een bijdrage geleverd. Immers, gelijke eisen leiden tot makkelijkere handel tussen landen. Door de crisis zijn ook de mindere kanten van Europese integratie pijnlijk zichtbaar geworden. Zware concurrentie op belastingniveaus – ofwel, steeds lagere belastingen voor multinationals – heeft sommige Europese landen beroofd van de benodigde inkomsten om de crisis door te komen. Ook de steeds grotere vrijheid die de financiële markten van de politiek gekregen hebben, veroorzaken veel ellende én hoge kosten waar we nu met zijn allen voor opdraaien. Dat zijn grensoverschrijdende problemen waar vanuit de EU actie tegen moet worden ondernomen. Hierbij kan men denken aan een anti-speculatietax tegen flitskapitaal en een minimumtarief winstbelasting om te vergaande belastingconcurrentie tegen te gaan.

Verhagen – en daarmee de Nederlandse regering - zwijgt over dergelijke maatregelen en wijst liever het gevoerde economische beleid van lidstaten als schuldige aan van de crisis. Terecht haalt hij Ierland en Spanje aan. Deze landen hadden een lagere overheidsschuld dan Nederland, maar zitten nu flink in de problemen. Het is echter moeilijk voor te stellen hoe het afdwingen van economische hervormingen in Ierland, voorheen bejubeld als hét succesverhaal van de EU, had kunnen voorkomen dat haar staatsschuld explodeerde. Deze staatsschuld explodeerde immers bijna alleen maar door het redden van de Ierse banken, iets wat de Nederlandse overheid ook met haar banken heeft gedaan. Ook de vastgoedbubbel die Spanje nu parten speelt, is vooral veroorzaakt door een (onterechte) daling van de rente toen het toetrad tot de euro. In beide gevallen is niet het nationaal beleid, maar zijn Europese afspraken het probleem.

Daarnaast word het economisch beleid van lidstaten door Verhagen onterecht los gezien van het economisch beleid van de rest door te spreken over ‘gezond’ en ‘ongezond’ economisch beleid. Tweederde van de handel vindt echter binnen de eurozone plaats. Met het verlagen van loonkosten, sociale premies en belastingdruk kunnen lidstaten bedrijven, economische groei en werkgelegenheid van elkaar afsnoepen. Tegenvallende economische prestaties van een lidstaat kunnen daarom niet los gezien worden van het gevoerde economische beleid in andere lidstaten. Zo kan het handelstekort in vele zuidelijke lidstaten worden geholpen door loonstijgingen in overschotlanden als Duitsland en Nederland. De export in tekortlanden kan dan toenemen. Ook zal de werkloosheid, waar Verhagen nu wenst extra op te letten, hierdoor geholpen worden. Ook vanwege rechtvaardigheid valt daar veel voor te zeggen; het aandeel van de lonen in het nationale inkomen is in Nederland al decennia aan het dalen ten koste van het aandeel van de winsten.

Vorige maand zijn helaas met steun van dit kabinet Europese regels vastgesteld die bovenstaande gecoördineerde economische maatregelen lastig als niet onmogelijk maken. Nederland kan al een boete van bijna een miljard euro opgelegd krijgen als de Commissie en een meerderheid van eurolanden vinden dat economische ontwikkelingen herhaaldelijk tegenvallen. Daarbij is gekozen voor een economische benadering die lidstaten stimuleert, en eurolanden dwingt, individueel via gematigde loonontwikkeling een stevige exportpositie op de wereldmarkt te veroveren. De landen worden dus op straffe van een megaboete gestimuleerd om met elkaar de concurrentie op lonen aan te gaan.

Verhagen benadrukt dat nationale bevoegdheden niet zijn aangetast. Lidstaten blijven vrij om te bepalen hoe tegenvallende prestaties aan te pakken. Dat is op zijn minst een selectieve weergave van de werkelijkheid. Zo is afgesproken dat de loonontwikkeling problematisch is al het met meer dan 9% toeneemt, zoals in Nederland in 2001, 2002, 2003 en 2009. Nederland zou dan mogen besluiten om de adviezen van andere eurolanden in de wind te slaan – waar ook economisch goede redenen voor kunnen zijn – maar het zijn deze zelfde eurolanden die even later een boete op kunnen leggen. Probeer dat maar vrijblijvend te noemen. Bovendien kan in dit geval een lidstaat in korte tijd weinig anders doen dan proberen de lonen te drukken. De productiviteit verhogen kost meestal meer tijd en is lastig direct te beïnvloeden.

Via Europa heeft dit kabinet Nederland in een neo-liberaal economisch keurslijf gestopt waar lastig weer uit te raken is. Europese maatregelen en economische coördinatie die echt wat kunnen betekenen om de onderlinge concurrentie op sociale arbeidsomstandigheden en fatsoenlijke beloning te verminderen en economische groei te stimuleren, worden nagelaten. Het pleidooi voor meer Europa van deze regering is ironisch genoeg ingegeven door een ontkenning van de verwevenheid van Europese lidstaten. In plaats van ervoor te zorgen dat door samenwerking een keiharde concurrentie op sociale voorzieningen en salaris wordt voorkomen tussen eurolanden, wil dit kabinet een Europese economische regering die ervoor zorg gaat dragen dat deze ‘race to the bottom’ juist versterkt wordt.

Betrokken SP'ers