Bezuinigen op Inspectie gezondheidszorg onacceptabel
“Mensen moeten er niet zo maar van uitgaan dat de zorg in ziekenhuizen goed is.”, aldus Minister Klink vorig jaar in een landelijk dagblad. Een minister van Volksgezondheid die zo’n uitspraak doet en vervolgens bezuinigt op het toezicht op de zorg is geen knip voor de neus waard, zegt Henk van Gerven.
Vorig jaar heeft de Onderzoeksraad voor de veiligheid van Pieter van Vollenhoven tot tweemaal toe incidenten in de zorg onderzocht. Het eerste incident vond plaats op de afdeling hartchirurgie van de Radboud Universiteit in Nijmegen. De tweede in de operatiekamer van het Twenteborg Ziekenhuis in Almelo, waarbij een 62-jarige vrouw door een brand overleed. In de beide onderzoeken concludeerde de Onderzoeksraad dat het huidige toezicht, zoals uitgevoerd door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), onder de maat was. Zo zou de IGZ vrijwel geheel afhankelijk zijn geweest van informatie die door de instelling zelf werd verstrekt. En de zwaarste conclusie: aan de problemen in het Radboud ziekenhuis in Nijmegen lag falend overheidsbeleid ten grondslag.
Ook in de recentere gevallen was er geen sprake van adequaat handelen door de Inspectie. Vorig jaar september overleed een 47-jarige patiënt in de isoleercel van een psychiatrische instelling in Amsterdam. Hij stikte in een stuk brood. Al in mei van dat jaar was de Inspectie op de hoogte van de erbarmelijke toestanden in deze instelling, maar greep niet in. Met alle gevolgen van dien.
Jarenlang was de Inspectie op de hoogte van de problemen rondom de inmiddels bekende Twentse neuroloog, maar greep ook hier niet in. Het gevolg: wellicht drie doden en tientallen mensen die verkeerd behandeld zijn. De commissie Lemstra die de zaak onderzocht, concludeerde over het handelen van de Inspectie: als er eerder was ingegrepen had het aantal slachtoffers en het menselijk leed voor veel mensen voorkomen kunnen worden.
Sinds halverwege jaren negentig houdt de Inspectie geen direct toezicht meer op de kwaliteit van de zorg. Onder de paarse kabinetten was namelijk ‘zelfregulering’ het toverwoord. Zorginstellingen moesten zichzelf gaan controleren en werden zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. De Inspectie hoefde slechts toezicht te houden op het toezicht door de zorginstellingen zelf. Ook is de Inspectie door reorganisaties en bezuinigen uitgekleed. Tegelijkertijd werd de zorg overgeleverd aan marktwerking. Dat is vragen om ongelukken.
Het toezicht door de Inspectie faalt aan alle kanten. De Inspectie baseert zich in onderzoek te veel op papieren informatie die van de zorginstellingen zelf afkomt. En als de Inspectie een keer op bezoek komt, wordt dit vaak van tevoren aangekondigd. Daarnaast doet de Inspectie niets met de meldingen die gedaan zijn en grijpt pas in als het leed al geschied is.
Maar met de huidige bezetting is het voor de Inspectie ook fysiek onmogelijk om alle instellingen en vrij gevestigde hulpverleners te bezoeken. Al jaren schiet de kwaliteit in verpleeghuizen tekort. Dat weet iedereen. En toch zijn er slechts 28 inspecteurs (16 voltijdsbanen) die de kwaliteit van de zorg in 1800 locaties van verpleeg- en verzorgingshuizen moeten controleren. Dat is onbegonnen werk. En toch is minister Klink van plan om in 2010 8,3 miljoen euro -vijftien procent van het totale budget- minder uit te geven aan de Inspectie.
Een betrouwbare overheid die wil staan voor goede, menselijke en verantwoorde zorg moet haar Inspectie koesteren. De voorgenomen bezuiniging is dan ook onacceptabel en onverantwoord. Bovendien moet het op afstand zetten van de Inspectie teruggedraaid worden en moet worden geïnvesteerd in het toezicht door de Inspectie weer regionaal en dichterbij de zorg zelf te laten werken. Daarnaast moet het actief toezicht worden opgevoerd door onaangekondigd instellingen te bezoeken.
Mensen in Nederland moeten er wél op kunnen vertrouwen dat de zorg in ziekenhuizen, verpleeghuizen en in instellingen voor gehandicapten goed is. In ieder geval moeten de mensen in Nederland er op aan kunnen dat er een Inspectie is die toeziet op de kwaliteit van de zorg, zelfs als de minister van Volksgezondheid dat niet zo belangrijk vindt.