opinie

Niet minder maar meer zekerheid

Binnenkort worden de nieuwe richtsnoeren van de Hernieuwde Lissabonstrategie voor Werk en Groei vastgesteld. In maart wordt besloten over de nieuwe werkgelegenheidscyclus 2008-2010. Blijft het aanmodderen vanuit een defensieve strategie met als gevolg dat er stapje voor stapje een stukje van de gewenste sociale agenda wordt ingeleverd in de richting van neoliberale en gedereguleerde arbeidsverhoudingen. Of wordt het tijd voor een meer offensieve aanpak. Daar is alle aanleiding toe want de uitgangspunten van de Europese werkgelegenheidsstrategie staan intussen flink ter discussie. De door de Europese Commissie gepresenteerde economische richtsnoeren leiden als gevolg van de economische conjunctuur weliswaar tot extra banen maar op de kwaliteit van die banen, partime banen, armoede banen en de groeiende tweedeling in de arbeidsmarkt, wordt steeds meer kritiek geleverd. Ook wordt ernstig getwijfeld aan het nut van het inleveren van ontslagzekerheid ten gunste van werkgelegenheidszekerheid. Het in de werkgelegenheidsrichtsnoeren gehanteerde Flexicuritymodel legt het zwaartpunt op flexibiliteit en aanpassing van werknemers ten koste van hun ontslagbescherming en zekerheid. De vakbeweging zal moeten kiezen of zij opnieuw loyaal blijft meewerken.

De Europese Raad en de Europese Commissie zijn niet bereid de toenemende kritiek serieus te nemen. De Werkgelegenheidsrichtsoeren 2005-2008 worden, met de inpassing van flexicurity, ongewijzigd overgenomen voor de volgende cyclus 2008-2010. De wens van een deel van het Europese Parlement om meer nadruk op de sociale dimensie te leggen wordt niet gehonoreerd. Het Europese Parlement wordt zelfs in zijn geheel genegeerd. De Europese Raad stelt al in maart de Werkgelegenheidsrichtsnoeren vast en is niet bereid te wachten tot het Parlement in mei haar mening heeft gegeven. Een botte en ondemocratische overtreding van het Verdrag wat niet bij zal dragen tot de door de Raad zo gewenste verbreding van het draagvlak.

Het wordt tijd voor de formulering van een nieuwe sociale agenda. De contouren van een dergelijke agenda beginnen zich langzaam af te tekenen. Het moet gaan om meer in plaats van minder zekerheid. Om solidariteit in plaats van individualisering van de arbeidsverhoudingen. Naast kwantiteit ook om meer kwaliteit van de werkgelegenheid. Kwaliteit leidt uiteindelijk gewoonweg tot meer productiviteitsgroei, zo wordt steeds vaker vastgesteld.

Nederland en de Nederlandse vakbeweging spelen een belangrijke rol in dit Lissabon proces. Nederland wordt als een voorbeeld flexicurityland gepresenteerd. De uitvoering van de richtsnoeren gebeurt in het kader van de Nationale Hervormingsplannen. Door de vakbeweging en in de Tweede Kamer moet het debat gevoerd worden. Dat gebeurt nauwelijks terwijl er toch een grote politieke druk vanuit gaat van deze Europese open coordinatie.

In december bracht FNV 'Vecht voor je recht' een brochure uit in het kader van de strijd voor de ontslagbescherming . Hierin werden een aantal voorstellen geformuleerd tegen de verdere aantasting van het arbeidsrecht en de ontslagbescherming en werd nadrukkelijk de koppeling naar de Europese agenda, de Lissabon agenda, gelegd. Deze brochure werd goed ontvangen. Er is duidelijk behoefte aan meer informatie. Het is nu zaak om de discussie verder van de grond te brengen en de besluitvorming binnen en buiten de bond, het automatisme waarmee vooral de dogma's vanuit sociaal democratische hoek rond het gewenste 'Sociaal Europa' voor zoete koek worden geslikt, aan de praktijk te toetsen.

Achtereenvolgens komen in deze inleiding over de Europese Werkgelegenheidsstrategie de volgende aspecten aan de orde: 1. Overzicht van de Hernieuwde Lissabon Strategie . 2.a. Europees Lissabon Programma (CLP) en b. Geintegreerde Economische en Werkgelegenheidsrichtsnoeren. 3. Aanzet voor een fundamentele kritiek op de uitgangspunten van de Lissabonstrategie. 4. De vertaling van de Lissabonstragie door de regering Balkenende in de Nationale Hervormingsplannen. 5. De betekenis van deze plannen op sectorniveau. 6. Alternatieven en concrete voorstellen op sector, nationaal en Europees niveau.

Overzicht van de Vernieuwde Lissabon Strategie.

In het strategisch rapport 'Keeping up the pace of change' worden de actiepunten voor de Hernieuwde Lissabon Strategie 2008 – 2010 uiteengezet. In zijn voorwoord in dit rapport zet de voorzitter van de Europese Commissie, Barosso meteen de toon door de verbinding te leggen tussen het Herziene Lissabon Verdrag en de Herziene Lissabon Strategie. Vakbonden tegen de Nieuwe Grondwet stellen in 'The Big EU Contrick' vast dat het herziene verdrag een aantal aanzienlijke bedreigingen voor werknemers met zich meebrengt.

In het eerste deel van het strategisch rapport 'Keeping up the pace for change' wordt het macro-economische kader van het te ontwikkelen (groei)scenario geschetst. In het tweede deel van het rapport doen de Europese Commissie en de Raad voorstellen voor de Nationale Hervorvormingsagenda's met voor iedere lidstaat afzonderlijk specifieke aanbevelingen (points to watch). De kritiek op de Lissabon Strategie dat het een economisch programma betreft waarin de sociale dimensie onvoldoende aandacht krijgt, heeft geen vertaling gevonden in gewijzigde voorstellen voor de nieuwe cyclus tot 2010. In ' Keeping up the pace for Change worden de geïntegreerde Richtsnoeren van 2005-2008 herbevestigd.

De voornaamste conclusies van de Europese Commissie ten aanzien van de vorige cyclus 2005-2008 zijn dat ' Lissabon' veel positieve effecten heeft opgeleverd. Het heeft geleid tot het terugdringen van het begrotingstekort en de schuld van de overheid, tot een stabiele euro en een toename van de groei met 0.2 procent tot 2.25 procent. De groei van de productiviteit was in deze periode 1.5 procent maar ligt nog steeds achter bij andere toonaangevende economieën in de wereld. De groei van de werkgelegenheid wordt indrukwekkend genoemd. Positieve beleidsmaatregelen van lidstaten zijn de hervormingen van hun pensioen en vroeg-pensioensystemen waardoor meer oudere werknemers aan het werk bleven (alhoewel het doel van 50 procent nog ver weg ligt). De helft van de lidstaten is al begonnen met de ontwikkeling van een flexicuritybeleid en de reorganisatie van de sociale zekerheid. Meer flexibele arbeidscontracten voor bepaalde categorieën werknemers (nieuwe intreders) werden geïntroduceerd. Kritiek is er ook. Een punt dat minder goed uit de verf is gekomen is de ontwikkeling van systemen van life long learning en mogelijkheden voor het verwerven van nieuwe kwalificaties om zich een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Opvallend want in het kader van flexicuritystrategie van baanzekerheid naar werkgelegenheidszekerheid is dit toch een belangrijk punt. Een ander als negatief beoordeeld punt is dat de hervorming van wetgeving voor arbeidscontracten (ontslagrecht) volgens de Europese Commissie te weinig aandacht heeft gekregen waardoor, volgens de Commissie de gesegmenteerde arbeidsmarkt in stand is gebleven.

Het eindoordeel van de Europese Commissie is dan ook ronduit positief. Ook in haar beoordeling van de maatregelen in Nederland (Deel II geeft een gedetailleerd landenoverzicht) maakt de Europese Commissie een positieve inschatting. Als het gaat om de verdere verdieping van de de Lissabon Strategie voor de volgende periode van 2008-2010 stelt de Europese Commissie dan ook geen gewijzigde koers voor maar een sterk ingeperkt en op hoofdzaken gebaseerd programma die vooral gericht zijn op hervormingen op nationaal niveau op basis van points to watch van de Europese Commissie.

Het Europese programma bestaat uit twee delen:

A. Het Community Lisbon Program (CLP) Op het Europese niveau vormt het Community Lisbon Program (CLP) een aanvulling op de nationale maatregelen. Concreet stelt de Europese Commissie de Europese Raad voor om de komende Lente Top in maart 2008 in te stemmen met vier hoofdterreinen van actie: de geïntegreerde richtlijnen voor Groei en Werkgelegenheid voor 2008-2010, de landenspecifieke aanbevelingen voor de nationale hervormingsprogramma' s voor de lidstaten en financieel een bedrag van 70 miljard van de cohesiefondsen dat voor de Lisssabon strategie kan worden ingezet.

Deze plannen worden daar waar het beleid van de Europese Unie betreft, complementair aan de Nationale Hervormingsprogramma' s uitgewerkt in de Communicatie van de Europese Commissie aan de Raad en het Europese Parlement voor een Europees Lissabon Programma (CLP). Daarin concentreerd de Commissie zich op 10 hoofddoelen op vier prioritaire gebieden (investeren in human capital en modernisering van de arbeidsmarkt, bevorderen ondernemingsklimaat, investeren in kennis en innovatie, energie en klimaat) die in 2010 moeten zijn gerealiseerd.

De 10 belangrijkste plannen van de Commissie voor de komende periode zijn: 1. Midden 2008 komt de EC met een hernieuwde sociale agenda (erkenning van kwalificaties, aanvaarden richtlijn voor overdraagbaarheid van supplementaire pensioenen, hervorming sociale zekerheidsbijdragen, verwijderen van belemmeringen voor de vrije Europese arbeidsmarkt in 2011, invoering van flexicurity principes). 2. Een nieuw gemeenschappelijk immigratiebeleid (invoering blue card). 3. Het afmaken van de vrije interne markt en vergroten van de concurrentie met name van de Dienstenmarkt (invoering lidstaten in 2009), Financiele markten, post en spoor. 4. Een plan voor de ondersteuning van kleine en middelgrote bedrijven. 5. Een plan ter verlichting van de administratieve lasten met 25 procent. 6. Een plan voor het creëren van een Europese Onderzoeksruimte (vijfde vrijheid, vrijheid van kennis). 7. Een plan voor versterking van innovatie. 8. Een plan voor de voltooiing van de vrije markt voor energie en voor een klimaat veranderingspakket 9. Een plan voor industrieel beleid voor duurzame productie. 10. Een plan voor liberalisering van de internationale handel.

De Europese Commissie vraagt de Raad en het Europese Parlement deze uitgangspunten te aanvaarden, een jaarlijks implementatierapport samen te stellen op Europees niveau in aanvulling op de Hervormingsplannen op lidstaatniveau en voorrang te geven aan maatregelen op de 10 voorgestelde gebieden.

B. Richtlijnen voor de Nederlandse hervormingen: Geintegreerde Richtlijnen voor Groei en Werkgelegenheid 2008-2010 .

De Geintegreerde Richtsnoeren bestaan uit enerzijds de Brede Economische Beleidsrichtsnoeren en anderzijds de Werkgelegenheidsrichtsnoeren. Zij vormen de richtsnoeren voor de lidstaten bij de uitvoering van hun nationale hervormingsplannen. Het hoofddoel blijft daarbij van de Europese Unie de meest dynamische, competitieve op kennis economie gebaseerde samenleving te maken.

De nadruk ligt in deze bespreking op de Werkgelegenheidsrichtsnoeren. Als inleiding formuleren we aan de hand van een reactie van econoom Robert Vergeer op twee centrale elementen van de Economische Richtsnoeren, een kritische toelichting. Daarna volgt een korte reactie van Maarten Keune van Etui-REHS.

Kritische beoordeling van de Geintegreerde Economische en Werkgelegenheidsrichtsnoeren.

De aanbevelingen van de Commissie gaan in op twee problemen: de trage productiviteitsgroei in Europa en de te lage werkgelegenheidsontwikkeling. De daling van de werkeloosheid sinds 2005 is vooral de danken aan de gunstige economische omstandigheden. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het door de Europese Commmissie en door het Parlement aanvaardde flexicuritybeleid met een lagere ontslagbescherming (Employment Protection Legislation), hoge sociale zekerheidsniveau en een actief arbeidsmarktbeleid, het werkgelegenheidsniveau zal verbeteren. Er zijn wel een aantal andere effecten te verwachten van dit dereguleringsbeleid van de arbeidsmarkt. Hierover zijn economen het in grote mate eens. Het voorgstelde beleid vergroot de inkomensverschillen, betekent een verzwakking van de positie van de vakbonden en zet een grotere druk op verlaging van vooal de laagste lonen. Er is niet te verwachten dat een van de hoofddoelstellingen van het beleid namelijk dat jongeren of vrouwen (doelgroep van de Europese Commissie) makkelijker aan een baan zullen komen als gevolg van grotere flexibiliteit in de arbeidsmarkt, resultaat gaat hebben. Ten aanzien van langdurig werkelozen betekent een lagere ontslagbescherming weliswaar dat deze makkelijker worden aangenomen maar ook dat zij weer even makkelijk worden ontslagen. Dat versterkt de effecten bij een recessie en verzwakt de positie van deze werknemers. Al met al geen uitkomst die de getuigt van een uitgewerkte sociale dimensie.

Ten aanzien van de veronderstelde lage arbeidsproductiviteitsgroei wordt door Vergeer vastgesteld dat het uitgangspunt dat deze groei in Europa lager is dan in de VS, gewoon fout is. Het tegendeel is waar.

Daarnaast is ook de belangrijkste aanname van de flexicurityagenda die er van uitgaat dat flexibiliteit leidt tot grotere arbeidsproductiviteit als gevolg van een grotere employabiliteit en aanpassing aan herstructurering, ook slechts een kant van de medaille. Door grotere flexibiliteit krijgen slecht presterende bedrijven de kans de kosten te drukken en te overleven zeker als richtlijn 4 waarin loondifferentiatie wordt voorgesteld tussen bedrijven met een hoge en lage productiviteit ingevoerd wordt. Empirische studies hebben aangetoond dat een goede ontslagbescherming positief uitwerkt op de groei van de productiviteit omdat daardoor de betrokkenheid van de werknemers wordt vergroot en de effecten van een lerende organisatie omgezet kunnen worden in groei.

In de aanbevelingen aan de lidstaten doet de Europese Commmissie de aanbeveling om de ontslagbescherming inclusief de wetgeving te herzien. Echter, voor geen enkele lidstaat, zelfs niet voor die met de laagste bescherming, betekent dit een aanbeveling om de ontslagbescherming te verbeteren naar een sociaal aanvaardbaar niveau. Zelfs voor Estland met een zeer flexibele arbeidsmarkt, wordt aanbevolen ridigiteiten op de arbeidsmarkt aan te pakken. Zelfs het allerlaagste niveau is blijkbaar niet voldoende.

Hetzelfde geldt voor de aanbeveling dat in aanvulling op flexibiliteit om werkgelegenheidszekerheid en een goede transitie mogelijk te maken de socialezekerheidsregelingen op een aanvaardbaar sociaal niveau moeten liggen. Voor geen enkele lidstaat, zelfs niet voor de lidstaten het het allerlaagste sociale zekerheidsniveau wordt de aanbeveling gedaan het niveau te verhogen. De aanbevelingen weerspiegelen de flexicurity visie van de Europese Commissie en de zo vaak herhaalde claim dat er een samenhang moet zijn met moderne sociale zekerheissystemen, blijft vaag. In de praktijk gaat het alleen in de richting van een reductie en nooit in de richting van een verhoging an het niverau zelfs niet in gevallen van sociaal onaanvaardbare lage niveaus. Het is wellicht niet overdreven hier van een fopspeen te spreken.

De nadruk ligt op flexibiliteit en het zekerheidsaspect is absoluut veel minder ontwikkeld. Hoewel de Comissie verklaart uit te gaan van voor iedere lidstaat specifieke flexicuritystrategieen blijkt het toch vooral te gaan om een algemeen model gebaseerd op meer flexibiliteit en minder zekerheid .

Ook het EVVis kritisch. In een brief aan de Raad schrijft het EVV dat het niet alleen moet gaan om meer maar ook om betere banen en het tegengaan van de groei van precaire arbeid zoals onvrijwillig partime werk tijdelijke contracten. Deze vormen van arbeid ondermijnen volgens het EVV de Europese basis voor productiviteit en innovatie. Volgens het EVV zal de voorgesteld flexicuritystrategie geen reeele invloed hebben op een groei van de werkgelegeheid noch de groeiende segmentatie van de arbeidsmarkt tegengaan, nee deze eerder versterken.

Deel 2. De Werkgelegenheidsrichtlijnen (2008-2010) en de Nederlandse Nationale Hervormingsplannen.

De Europese Commissie is trots op Nederland. Niet alleen is Nederland een voorbeeldland als het gaat om flexicurity ook bij de uitvoering van de voorgestelde hervormings- en dereguleringsplannen, krijgt Nederland een pluim. Nederland heeft volgens de Europese Commissie significante vooruitgang geboekt over de periode 2005-2008 vooral als het gaat om het terugdringen van de administratieve lasten, het verbeteren van het ondernemingsklimaat en het verbeteren van mogelijkheden voor kinderopvang. Wel blijft er nog iets te wensen over daar waar het gaat om het verbeteren van het arbeidsaanbod van vrouwen, ouderen en gehandicapten. In vervolg op het Implementatie Rapport 2007 doet de Europese Commissie aan de Raad voor Nederland voor de implementatie van werkgelegenheidsplannen, het voorstel met de grootste prioriteit in te zetten op vergroting van de participatie van deze kansarme groepen en op die manier de omvang van het totaal aantal gewerkte uren in de economie drastisch te verhogen. Een tweede aanbeveling is het private budget voor onderzoek en research te verhogen en beter te coordineren.

Naar een concrete analyse en kritiek op de Werkgelegenheidsvoorstellen van de Europese Commissie en Europese Raad.

Werkwijze: Om tot een daadwerkelijk kritisch oordeel te kunnen komen over de betekenis van deze aanbevelingen voor Nederland in het kader van de neoliberale Lissabon agenda en wat deze betekenen voor de positie van werknemers, is een eerste stap de Werkgelegenheidsrichtlijnen op een rij te zetten en deze te toetsen aan de praktijk. We hebben daarover de afspraak gemaakt dat deelnemers aan het Vakbondsoverleg aan de hand van de concrete richtsnoeren op sector niveau een analyse proberen te maken.

De voorbereidende conferentie van 12 februari en de conferentie van 7 maart zijn een goed platform om daar een begin mee te maken en conclusies te trekken. Bij die kritische beoordeling kunnen ook de standpunten van de ETUC betrokken worden die zich onlangs in kritische zin over de vaststelling van de werkgelegenheidsrichtsnoeren heeft uitgelaten.

Naast de concrete richtsnoeren kan daarbij het implementatieverslag van de Nederlandse regering over 2007 worden betrokken waarin alle genomen maatregelen (participatiebeleid) staan opgesomd.

Hieronder staan de concrete Werkgelegenheidsrichtsnoeren binnen de drie door de Europese Commissie vastgestelde prioritaire actieterreinen die uit uitgangspunt vormen voor de analyse:

Actie 1: Maak het aantrekkelijk voor werkelozen om aan de slag te gaan en zorg dat werkenden hun werk houden, verhoog het aanbod van arbeid en moderniseer het sociale zekerheidssysteem.

Richtlijn 18: Promoten van een levencyclus benadering voor werk:  hernieuwde inzet om werkgelegenheid te creëren voor jongeren om de bovengemiddelde jeugdwerkeloosheid te verminderen.  verhogen van arbeidsparticipatie van vrouwen, discriminatie bij sollicitatie tegengaan, beloningsverschillen aanpakken.  kinderopvang verbeterenn om de combinatie van werk en gezin mogelijk te maken (90 procent tussen 3 jaar en basisschool, 33 procent onder 3 jaar in 2010).  arbeidparticipatie van ouderen verbeteren door bevorderen actief ouder worden door aangepaste arbeidsomstandigheden en ontmoediging van vroeg pensioen (verhoging van gemiddelde pensioenleeftijd met 5 jaar van 59,9 naar 64,9 jaar in 2010).  ontwikkelen van moderne (?) sociale zekerheidssystemen inclusief pensioenen en gezondheidszorg om hun kwaliteit, financiële houdbaarheid en aanpassing aan veranderende behoeften te garanderen.

Richtlijn 19: Actief arbeidsmarktbeleid, aantrekkelijk maken van werk, werk lonend maken voor werkelozen (inclusief kansarmen en gehandicapten) :  in het kader van de flexicuritystrategie wordt een actief en preventief arbeidsmarktbeleid gevoerd; vroegtijdig signaleren van behoeften, wensen, hulp bij het vinden van werk en training als onderdeel van geïndividualiseerde actieplannen, aanbieden van noodzakelijke sociale diensten ook voor mensen die veraf staan van de arbeidsmarkt gericht op het voorkomen van armoede.  Nieuwe start door middel van een baan voor iedereen die werkeloos wordt: voor jongeren maximaal binnen 4 maanden, volwassenen 12 maanden, activering langdurig werklozen (25 procent in 2010) door training, opdoen van werkervaring, etc.  Voortdurende aanpassen van het belasting en het sociale socialezekerheidsstelsel en een aanzienlijke vermindering tot stand brengen van de hoge marginale effectieve belastingpercentages, vooral voor de lage inkomens, met behoud van adequate niveaus van sociale bescherming.  Ontwikkelen van banen in de dienstensector voor individuen en bedrijven, vooral op lokaal niveau.

Richtlijn 20: Verbeteren van de afstemming op de behoefen van de arbeidsmarkt  modernising arbeidsmarktinstellingen met name arbeidsbureaus om ook trainingsbehoeften en faciliteiten transparanter te maken op nationaal en Europees niveau (Eures). Deze afstemming en verbetering van de transitie tussen banen maakt een belangrijk onderdeel uit van de flexicuritystrategie en verhoogt de arbeidsmobiliteit.  Binnen het raamwerk van de verdragen de mobiliteit van werknemers in Europa verhogen.  Betere anticipatie op noodzakelijk kwalifikaties, tekorten en bottlenecks op de arbeidsmarkt.  Verterken van het management van economische migratie.

Actie 2: vergroot het aanpassingsvermogen van arbeiders en bedrijven

Europa moet het vermogen om zich aan te passen en te anticiperen op economische en sociale verandering, verbeteren. Dit vereist werkgelegenheidsvriendelijke arbeidskosten, moderne vormen van arbeidsorganisatie en goed functionerende arbeidsmarkten met meer flexibiliteit, gecombineerd met werkgelegenheidszekerheid om tegemoet te komen aan behoeften van werknemers en bedrijven. De lidstaten moeten hun eigen flexicurity 'pathways' opstarten gebaseerd op de 4 flexicurityprincipes zoals aanvaard door de Raad.

Richtlijn 21: Meer flexibilieit combineren met werkgelegenheidszekerheid en een reductie van arbeidsmarktsegmentatie, met respect voor de rol van de sociale partners door:  aanpassing van arbeidswetgeving, door herziening van de verschillende contractuele en arbeidstijd arrangementen.  Aanpakken van zwart werk.  Betere anticipatie op en management van economische veranderingen, inclusief economische herstructurering en relocaties, veranderingen als gevolg van vrijhandelsakkoorden door de sociale kosten te minimaliseren en de aanpassing te vergemakkelijken.  Promotie van innovatieve en op aanpassing gerichte vormen van werkorganisatie met het doel verbetering van de kwaliteit en productiviteit van het werk met inbegrip van veiligheid en gezondheid op het werk.  Hulp bij veranderingen en transfer in en tussen beroepen door training (selfemployment, starten nieuw bedrijf, geografische mobliteit)

Richtlijn 22: Garanties aangepaste mechanismen voor werkgelegenheidsvriendelijke arbeidskosten en lonen:  aanmoedigen van sociale partners om binnen hun eigen verantwoordelijkheden het juiste kader vast te stellen voor loononderhandelingen die de productiviteit en arbeidsmarktverhoudingen weerspiegelen en de verschillen tussen man en vrouw tegengaan.  Onderzoeken van de invoed op de werkgelegenheid van niet loon gerelateerde kosten en waar nodig het aanpassen van de structuur en niveau hiervan, extra aandacht voor de reductie van het belastingniveau van de laagstbetaalden.

Actie 3:verhogen van investeringen in human capital door betere educatie

Richtlijn 23: uitbreiden en verhogen van de investeringen in human capital door:  verlagen van het aantal vroegtijdig school verlaters tot 10 procent.  jongeren van 22 jaar dienen hun vervolg onderwijs te hebben afgemaakt (streven 85 procent).  deelname van volwassenen (25-64 jaar) aan lifelong learning moet worden verhoogd (streven 12,5 procent).  publieke en private investeringen in onderzoek moeten worden verhoogd zowel in kwantiteit als kwaliteit.  Lidstaten dienen de Structurele fondsen en de Europese investeringsbank in te zetten voor een nationale geintegreerde lifelong learning strategie.

-Richtlijn 24: het aanpassen van educatieve systemen aan de behoefte aan nieuwe competenties