opinie

Hoe goed is vrijhandel?

‘Vrijhandel is goed, maar nu even niet’, was de kop boven het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant van 31 juli. Het commentaar ging in op het mislukte overleg bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de Doha-ronde. Volgens de Volkskrant is er consensus over het principe dat iedereen wel vaart bij vrije wereldhandel. Maar is vrijhandel wel eerlijke handel?

Het lijkt zo simpel: de producent heeft in geval van vrijhandel een grotere afzetmarkt in een tariefloze wereld en de consument kan op zoek naar de laagste prijs, zelfs al komt het product van de andere kant van de aardbol. Dat laatste maakt weinig uit. (Bulk)transport is vooralsnog relatief goedkoop en de milieukosten worden niet verdisconteerd in de prijs van het product. Zo draait de wereldeconomie volgens vrijhandelsprotagonisten als Eurocommissaris Mandelson en staatssecretaris Heemskerk op z’n best en zal er meer welvaart zijn. Maar wat is meer welvaart? Hoeveel welvaart moet nagestreefd worden? Dat ze in Burkina Faso meer welvaart kunnen gebruiken is duidelijk, maar hoeveel meer welvaart is hier in Nederland nog nodig? Kan iemand aangeven waar de bovengrens is? En hoe verhoudt welvaart zich tot welzijn en welbevinden? Op wereldschaal zal er misschien sprake zijn van meer welvaart, maar het vrijhandelsmodel staat allerminst borg voor een betere verdeling van welvaart. Bovendien: hoeveel boter hebben sommige onderhandelaars op hun hoofd? Hoe kan commissaris Mandelson met droge ogen pleiten voor vrijhandel, terwijl de Europese Commissie eind vorig jaar nog exportsubsidies op varkensvlees introduceerde?

Opvallend tijdens het Doha-overleg waren de pogingen deals te sluiten over sectoren heen. Jullie de landbouwsubsidies omlaag, dan doen wij de deur open voor jullie industriële producten. Het blijkt problematisch landbouw op één lijn te stellen met de andere sectoren. Je kunt zonder televisie, zonder speelgoed, zonder kapper, zonder stroom zelfs. Maar je kunt niet zonder eten. De huidige voedselcrisis en de reacties van producerende landen (exportverboden, neerhalen van invoertarieven) laten duidelijk zien dat vrijhandel niet werkt voor landbouw. Zoals Kamal Nath, de Indiase minister van handel terecht stelt (Volkskrant 1 aug): ‘Elk land moet in de eerste plaats in zijn eigen voedsel voorzien’. En dit is een minister die 200 miljoen boeren vertegenwoordigd, niet 1 miljoen zoals de Verenigde Staten. China denkt er net zo over, maar minister Verburg bijvoorbeeld vindt zelfvoorziening uit de tijd. Nu wil ik niet beweren dat Nederland weer helemaal zelfvoorzienend zou moeten worden, maar het streven zou moeten zijn zoveel mogelijk lokaal of regionaal te produceren.

De Volkskrant vindt protectionistische maatregelen op de korte termijn begrijpelijk, “maar op de langere termijn belemmeren zij zowel de handel als de ontwikkeling van de landbouw”. Dat dit laatste niet verder wordt uitgelegd, is veelzeggend. Het tegendeel is namelijk waar: kijk naar de geschiedenis van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de EU. Marktbescherming is juist nodig om tot ontwikkeling te komen. Pas als dat zover is kun je overwegen die bescherming los te laten.

Ook wordt opgemerkt dat de boer in kleine ontwikkelingslanden de verliezers zijn. “Zij zien een ruimere toegang tot de westerse markten aan hun neus voorbij gaan”. Weer die monomane focus op toegang tot markten voor kleine boeren in de tropen. Wat gaan ze verbouwen voor onze markten? Bovendien hebben ze die toegang al, via het Everything but Arms initiatief en een soortgelijk programma in de Verenigde Staten. Afrika draagt slechts een paar procent bij aan de import in Europa. Er is geen aanbodrespons want er wordt niet geïnvesteerd in landbouw in Afrika. Vrijhandel betekent ook het wegvallen van belangrijke staatsinkomsten voor ontwikkelingslanden. Het wegvallen van importbelasting zal zich doen voelen in de publieke sector: lagere lonen, meer werkloosheid, slechte dienstverlening, slecht onderwijs. Tot slot wordt in het commentaar opgemerkt dat “mondiale problemen – het klimaatprobleem voorop -- om een collectieve oplossing vragen”, maar deze uiterst obligate opmerking heeft natuurlijk niets te maken met vrijhandel.

Het mislukte Doha overleg valt samen met de tussentijdse evaluatie van het GLB. Door de hoge voedselprijzen ontvangen Europese boeren minder subsidie. Het verder afbouwen van landbouwsteun moet echter met zorg bekeken worden. Het landelijk gebied, gewassen, grasland, koeien,maar ook boerderijen, weidevogels, slootjes, ‘vergezichten’, ze zijn onderdeel van het nationale cultuurgoed. De hoeders van dit gebied moeten wel een boterham kunnen verdienen, dat moet voorop staan. En als daar inkomenssteun voor nodig is, dan moet dat gewoon betaald worden. In dit licht is het toekennen van een geldelijke waarde aan “ecologische diensten” een belangrijke stap die nog gezet moet worden. Maar wie wil hier niets van weten? Inderdaad, de WTO, want het verstoort de markt.