Niet Parlement maar liberalisme draait Europa de nek om

Volgens Derk Jan Eppink (24 januari in NRC) draait het Europees Parlement Europa de nek om. Zo reageert een medewerker van de Europese Commissie blijkbaar als hij zijn zin niet krijgt. Wel vervelend dat hij daar beledigende uitlatingen voor nodig heeft. Vervolgens veegt hij alle Europarlementariërs op een hoop en hen probeert te diskwalificeren omdat ze niet allemaal hetzelfde stemmen. Misschien is een betere analyse dat dat éne Europa waar hij vanuit gaat gewoon niet bestaat.

Het afwijzen van de Havenrichtlijn leidt er volgens Eppink toe dat havens ‘het exclusieve domein blijven van vakbonden en communisten’. Het verzet van de havenwerkers zou meer te maken hebben met de vakbondsprivileges dan met een sociaal Europa. Heeft hij eigenlijk wel geluisterd naar hun inhoudelijke argumenten, want die waren en zijn en volop. Of zijn de onwetende havenwerkers misschien allemaal voor het karretje gespannen door Niek Stam, die ‘communist’ van FNV-Bondgenoten die zijn pluche en priveleges wil verdedigen? Eppink lijkt wel het schoolvoorbeeld van een bestuurder die maar weinig voeling heeft wat er op de werkvloer speelt. Het is ‘zijn’ Europese Commissie die de Havenrichtlijn voor de tweede keer indiende terwijl die in 2003 al massaal door het Europees Parlement naar de prullenbak was verwezen. Maar Europese Commissarissen, en blijkbaar ook Eppink, zijn slechte verliezers. Inhoudelijke argumenten voor de Havenrichtlijn of straks de Dienstenrichtlijn geeft Eppink niet. Slechts zijn frustratie over het afwijzen daarvan door het Europees Parlement vormen de basis van zijn artikel.

Jarenlang heeft de Europese Commissie de Polen gebombardeerd met de boodschap dat zij lid moesten worden van de EU omdat dat in hun belang zou zijn. Nu beschermen de Polen hun belangen en klimt Eppink in de pen om dat in de kiem te willen smoren. Hij klaagt dat zijn Commissie ‘elke keer een nieuwe meerderheid moet vinden in het Parlement’. Maar is dat niet juist een democratisch principe? Eppink vindt het vooral lastig, maar blijkbaar alleen als het parlement de commissievoorstellen niet slikt. Afwijzen is taboe en wordt door hem afgedaan als zwakte onder druk van burgers, economisch nationalisme of het ‘de nek omdraaien van Europa’.

Eppink zegt niet te begrijpen waarom volksvertegenwoordigers uit 25 landen niet dezelfde mening hebben. Zijn blinde geloof in de onfeilbaarheid van de Europese Commissie en het heil dat verwacht zou mogen worden van liberaliseringsmaatregelen als de Havenrichtlijn en de Dienstenrichtlijn staan dat ook niet toe. Maar stel dat op 16 februari een meerderheid van het Europese Parlement de Dienstenrichtlijn afwijst, dan zal hij dat toch gewoon moeten accepteren. Voor- én tegenstemmers in het parlement hebben zo hun eigen redenen, allen vanuit hun eigen achtergrond en ideologie. Deze pluriformiteit is juist het wezen van elke democratische instellingen. Als Eppink een ambtenaar van het Nederlandse kabinet was geweest en zich zó badinerend had uitgelaten over de Tweede Kamer, zou hij terstond aan de schandpaal zijn genageld. En terecht. Maar blijkbaar kun je over het Europees Parlement en de achterban van parlementariërs zeggen dat ze vernielzuchtig zijn en ‘een zonder kompas ronddobberend afwijzingsfront’, zonder te hoeven verwachten dat iemand een krimp geeft. Eppink zou er goed aan doen te begrijpen dat net zo min als er één Nederland bestaat met slechts één stem in de Tweede Kamer, er ook niet één Europa bestaat.