Vrouwvriendelijk Europa met grondwet nog ver weg
Zelfs met een Europa dat streeft naar een gelijke kansenbeleid en met een Grondwet waarin de gelijkheid tussen mannen en vrouwen als één van de grondbeginselen geldt, zal Europa niet over belangrijke bevoegdheden beschikken in de strijd tegen discriminatie. Een sociaal en vrouwvriendelijk Europa, waar het dichten van de kloof prioritair gesteld wordt, is met deze Grondwet dus nog veraf. Met recht en reden moet deze dan ook worden afgewezen. Alleen dan zullen de Europese burgers en hun vertegenwoordigers nog de kans hebben de tekortkomingen ervan te corrigeren.
Commissie Vrouwenrechten & Gendergelijkheid De Commissie Vrouwenrechten en Gendergelijkheid van het Europees Parlement is verantwoordelijk voor de bescherming en verbetering van de vrouwenrechten zowel binnen als buiten de Europese Unie. De 60 europarlementariërs die in deze vrouwen-commissie zetelen, voeren deze verantwoordelijkheid uit door de wetsvoorstellen en beleidsnota's die de Europese Commissie hieromtrent opstelt, te beoordelen en te amenderen.
De vrouwencommissie streeft daarbij naar een optimalisatie van het gelijke kansen-beleid en tracht zo alle vormen van discriminatie op basis van het geslacht te bestrijden. De discriminatie van vrouwen is immers nog steeds actueel. Zo bekleden vrouwen maar al te dikwijls een ondergeschikte positie op de arbeidsmarkt en dit zowel op sectoraal als op professioneel vlak.
Bij wijze van voorbeeld kan enerzijds verwezen worden naar de onderwaardering van de arbeid en de lonen in sectoren die voornamelijk door vrouwen worden gedragen, zoals de gezondheids- en zorgsector. Anderzijds kampen vrouwen nog steeds met het zogenaamde glazen plafond. Zij lijken maar niet te kunnen doordringen tot de hoogste beleidsfuncties in de politieke en ondernemingswereld.
Bovendien beperkt de discriminatie zich niet alleen tot de arbeidsmarkt. Ook op vlak van onderwijs, sociaal leven en toegang tot diensten, vertoeven vrouwen in een onder-geschikte positie. Eén van de hete hangijzers inzake, betreft de ongelijke behandeling bij het vaststellen van risico's en premies voor onder meer levens- en ziekte-verzekeringen.
De Europese Commissie tracht met de steun van de parlementaire vrouwencommissie de discriminatie van vrouwen op verzekeringsvlak te bestrijden. Zij baseren zich hiervoor op studies die aantonen dat het verzekeringsrisico niet zozeer afhankelijk is van het geslacht. Desondanks oordeelt de Raad, onder druk van de verzekeringslobby, dat er geen gegronde redenen zijn om de verzekeringssector te dwingen een eind te maken aan dergelijke praktijken.
Er is dus duidelijk nog werk aan de winkel en daar probeert de vrouwencommissie toe bij te dragen. En hoewel de Nederlandse vrouwen een bevoorrechte positie bekleden in vergelijking met heel wat andere lidstaten van de Europese Unie, is het van essentieel belang om hun (sociale) verworvenheden te blijven verdedigen. In dit opzicht is het verspreiden van informatie omtrent de Grondwet meer dan noodzakelijk. Deze Grondwet draagt immers het potentieel om de positie van de vrouw en de strijd hieromtrent, te bedreigen.
De Grondwet en de dienstenrichtlijn... Hoewel de Grondwet de wetgevingsprocedure vereenvoudigt, betekent dit geenszins dat er een verbetering op komst is. Zo stelt de algemene regel dat op voorstel van de Europese Commissie, de Raad zal beslissen bij gekwalificeerde meerderheid en dit in samenspraak (co-decisie) met het Parlement, tenzij de Grondwet het anders bepaalt.
In die afwijking schuilt nu juist het gevaar: door deze bepaling wordt het vetorecht weliswaar doorbroken voor beleidsterreinen die voornamelijk het economisch (lees privatiserings-) belang dienen maar niet voor bijvoorbeeld het sociaal beleid en de discriminatiewetgeving. Daarenboven vermeldt Artikel I-3 van de Grondwet dat één van de doelstellingen van de Europese Unie erop gericht is haar burgers een interne markt te bieden (lees op te leggen) waarin de mededinging vrij en onvervalst is. Op deze manier wordt niet alleen het voeren van een coherent sociaal-economisch beleid op Europees vlak onmogelijk gemaakt, ook op nationaal vlak zullen de gevolgen zich laten voelen.
Als de nationale overheid maatregelen wil treffen die het sociale klimaat bestendigen of bevorderen, zal zij in grote mate afhankelijk zijn van de economische toestand die voortvloeit uit het beleid op Europees niveau. In de huidige neoliberale sfeer die de Europese Unie teistert, staat de poort wagenwijd open voor de beruchte diensten-richtlijn van Bolkestein en hebben de grote bedrijven het voor het zeggen. In hoeverre de nationale overheid de sociale maatregelen dan nog zal kunnen realiseren en in hoeverre zij zal kunnen tegemoet komen aan de maatschappelijke behoeften, is nog maar de vraag.
Bovendien snijdt het mes niet alleen aan de nationale kant, ook op Europees niveau zullen de beperkingen zich manifesteren. De Grondwet mag dan wel de ambities van de Europese Unie uitbreiden met onontbeerlijke doelstellingen zoals sociale zekerheid en solidariteit en de gelijkheid van mannen en vrouwen, ze heeft nog steeds niet de bevoegdheden (noch de middelen) die noodzakelijk zijn om deze ambities waar te kunnen maken.
...en de vrouwenrechten? Zelfs met een Europa dat streeft naar een gelijke kansenbeleid en met een Grondwet waarin de gelijkheid tussen mannen en vrouwen als één van de grondbeginselen geldt, zal Europa niet over de bevoegdheid beschikken om in de strijd tegen discriminatie, bindende maatregelen te treffen die bijvoorbeeld een kwalitatief hoge en voor iedereen toegankelijke dienstverlening garanderen. Of de nationale overheid desgevallend wèl over de nodige middelen zal beschikken, is en blijft een wel erg onzeker gegeven.
Bij wijze van voorbeeld kan de precaire situatie van alleenstaande moeders aan-gehaald worden. Zij ondervinden immers op allerlei vlakken de nadelige gevolgen van de discriminatie op basis van het geslacht. Niet alleen is de loonkloof net dat ietsje groter, ook de werkloosheid onder deze vrouwen ligt beduidend hoger. Hun financiële situatie is derhalve niet bepaald benijdenswaardig.
Om dergelijke sociaal achtergestelde situaties te bestrijden, volstaat het niet hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Er moet bijvoorbeeld ook aandacht worden geschonken aan hun noden inzake huisvesting, de toegankelijkheid van de gezond-heidszorg en de betaalbaarheid van kinderopvang. Nog meer dan bij anderen, bestaat er onder deze vrouwen immers een acute behoefte aan betaalbare kinderopvang, veelal omdat zij genoodzaakt zijn hun gezinsleven te combineren met een voltijdse baan.
Zolang de overheid bij machte is dergelijke sociale voorzieningen te regulariseren, kan hun situatie er alleen maar op vooruit gaan. Met de nieuwe Grondwet en in het bijzonder de dienstenrichtlijn, bestaat het gevaar echter dat deze voorzieningen wel aangeboden worden maar dat de kwaliteit ervan niet voldoet of dat de kwaliteit niet naar behoren kan gecontroleerd worden. Bovendien is de vrees dat de vraag groter zal zijn dan het aanbod en de kost van de voorzieningen veel te hoog zal zijn, zeker niet ongegrond.
Een vrije markt waarin de vraag groter is dan het aanbod, leidt alleen maar tot meer sociale ongelijkheid. Een doorgedreven privatisering waarbij de overheidsinmenging systematisch wordt afgebouwd, zal vergelijke fenomenen genereren. Een sociaal en vrouwvriendelijk Europa, waar het dichten van de kloof prioritair gesteld wordt, is met deze Grondwet dus nog veraf.
Met recht en reden moet deze Grondwet afgewezen worden. Alleen dan zullen de Europese burgers en hun vertegenwoordigers nog de kans hebben de tekortkomingen ervan te corrigeren.