Dienstenrichtlijn links én rechts onder vuur

Op 5 januari schreef D66 Europarlementariër Sophie in ´t Veld een lovend artikel over de dienstenrichtlijn in het Financieel Dagblad. Daarin viel ze vooral ´links´ aan op een in haar ogen onterechte en zelfs agressieve kritiek op deze richtlijn. Nu vind ik mijn kritiek onterecht noch agressief, maar verbaas ik mij vooral over de naiviteit van In ´t Veld over de zegeningen van de voorgestelde liberalisering en over het feit dat zij niet lijkt te beseffen dat ook haar eigen liberale geloofsgenoten de dienstenrichtlijn helemáál niet zo omarmen. De kritiek op Bolkestein komt van links én rechts, en terecht.

Met name het oorspronglandbeginsel, volgens In ´t Veld een ingenieuze oplossing, ligt breed onder vuur. Sterker nog, zelfs de Europese Liberalen dienden alleen al op het terrein van gezondheidszorg 16 amendementen in om de werking van dat principe zo goed als ongedaan te maken. De Christendemocraten gaan daarin nog veel verder en halen Van ’t Veld ruim ‘links’ in met hun kritiek op de richtlijn. Ook vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf zitten niet te wachten op de per definitie oneerlijke concurrentie die dit gaat opleveren, om over de vakbonden nog maar te zwijgen. Want juist bij gebrek aan geharmoniseerde Europese regelgeving is het oorspronglandbeginsel helemaal geen oplossing. Het ontkent de belangrijke verschillen tussen lidstaten op het gebied van milieuwetgeving, arbeidsvoorwaarden en vergunningenstelsels. Het Luxemburgse voorzitterschap van de Unie heeft in haar programma dan ook al laten weten dat dit onderdeel uit de richtlijn verder afgebakend dient te worden. De kans dat het oorspronglandbeginsel ongeschonden de eindstreep haalt is inmiddels minimaal.

Ook In ´t Veld beseft wel dat het oorspronglandbeginsel niet zo eenvoudig is al zij in het begin van haar artikel doet voorkomen. Want even verder spreekt ze over het ´flink aantal uitzonderingen´ dat daarop is gemaakt ´om te voorkomen dat milieu-, veiligheids- en sociale normen worden ondermijnd´. Later prijst ze nog de ´veiligheidskleppen die de commissie heeft ingebouwd´ om sociale dumping, oneigenlijke concurrentie en normvervaging tegen te gaan. Dat is dus een gevaarlijk voorstel, als er zoveel uitzonderingen en veiligheidsmaatregelen voor nodig zijn om ons te beschermen tegen ongewenste effecten. Tal van maatschappelijke sectoren hebben dat ook ontdekt, en buiten Nederland wordt in de hele EU dan ook luid geprotesteerd tegen deze richtlijn.

Volgens In ´t Veld veronderstelt de richtlijn geen verdere liberalisering, maar verdedigt ze de maatregel vervolgens wel met het opsommen van de grote voordelen van eerdere Europese liberaliseringen. Die zouden allemaal hebben geleid tot betere en goedkopere diensten. Maar als ik naar de belangrijkste sectoren kijk, energie en openbaar vervoer, zie ik echter heel iets anders. Liberalisering heeft er vooralsnog alleen maar toe geleid dat de dienstverlening is verslechterd en dat we daar een hogere prijs voor zijn gaan betalen. En daarnaast legt het vrijmaken van alle dienstenverkeer weliswaar niet direct de plicht tot liberalisering of privatisering op, maar de dynamiek die ontstaat door de verscherpte beleidsconcurrentie tussen lidstaten zal daar in de praktijk wel degelijk toe leiden, en snel ook.

De dienstenrichtlijn heeft in tegenstelling tot wat In ´t Veld beweert helemaal niets te maken met de Lissabon-strategie. Die gaat over een duurzame kenniseconomie, niet over de kappers, glazenwassers, verzekeringsagenten of transportbedrijven, de zeventig procent van de huidige werkgelegenheid die onderwerp is van deze dienstenrichtlijn. En dat de richtlijn slechts een logisch gevolg zou zijn van het EU-Verdrag is haast een gotspe. Vanuit juridische hoek wordt namelijk vooral gesteld dat de richtlijn direct in strijd is met dat verdrag, met name waar het gaat om het principe van subsidiariteit.

De dienstenrichtlijn is wel degelijk een bedreiging voor de Nederlandse én Europese economie en de normen met betrekking tot milieu, veiligheid en arbeidsvoorwaarden zoals we die momenteel kennen. In ´t Veld lijkt haar standpunt louter te baseren op Bolkestein´s eerste toelichting bij de richtlijn en gaat volkomen voorbij aan de terechte kritiek die bepaald niet alleen van links komt. Als woordvoerder op dit punt zou zij er goed aan doen de standpunten van haar eigen Europese politieke vrienden ter rechterzijde van D66 nog eens goed te bestuderen. Deze dienstenrichtlijn zal er in zijn huidige vorm zeker niet komen. Het is een achterhaald idee daaraan vast te blijven houden.