WTO laat ontwikkelingslanden in de kou staan
Deze week vindt in de Mexicaanse badplaats Cancun een nieuwe onderhandelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie WTO plaats over het bevorderen van vrijhandel op wereldschaal. Volgens WTO-woordvoerders en regeringsleiders van de westerse landen zou vrijhandel bij uitstek in het belang van ontwikkelingslanden zijn. Vertegenwoordigers van een groot aantal ontwikkelingslanden en van ontwikkelings- en milieuorganisaties uit het Westen zijn echter aanmerkelijk minder enthousiast over de effecten van het WTO-beleid. Het kan dan ook zijn dat de huidige onderhandelingsronde in Cancun op niets uitlopen. Wanneer een mislukking van de top de leiders van de westerse landen ertoe zou brengen om het probleem van de armoede en uitsluiting in de wereld eindelijk eens serieus aan te pakken, zou dat een mooi resultaat zijn.
Goed en slecht nieuws
Voor de zomer kwam de ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties (UNDP) met het 'Human Development Report 2003' naar buiten. Diegenen die het idee hadden dat het de goede kant uitging met de wereld, waren na het lezen van het rapport in een keer een illusie armer. De in 1990 geformuleerde millenniumdoelstellingen, die grofweg tot een halvering van de armoede in 2015 zouden moeten leiden, dreigen in de verste verte niet gehaald te worden. Tegenover het goede nieuws dat de gemiddelde levensverwachting ook in ontwikkelingslanden toeneemt, een steeds groter percentage van de wereldbevolking kan lezen en schrijven en de absolute armoede in Azië afgenomen is, bevat het rapport ook nogal wat slecht nieuws. Nog steeds moeten meer dan 1,2 miljard mensen rond zien te komen van minder dan één euro per dag. Verder is de inkomensongelijkheid in 33 van de 66 ontwikkelingslanden de afgelopen twintig jaar toegenomen en zijn 54 landen armer dan zij in 1990 waren. 'Een dergelijke achteruitgang qua overlevingsperspectief kwam voordien vrijwel niet voor', somberen de schrijvers van het rapport. Naast een uitgebreide serie adviezen die regeringen van arme landen ertoe aan moet zetten om aan ontwikkeling te werken, krijgen de rijke, ontwikkelde landen een terechte veeg uit de pan. Wanneer de rijke landen het roer niet omgooien, zullen de arme landen ook in de toekomst in economisch opzicht onderontwikkeld blijven. Wat de rijke landen moeten doen om ontwikkelingslanden wel kansen te geven, staat nauwkeurig beschreven. In de eerste plaats moeten zij hun tarieven en subsidiepolitiek herzien omdat zij ontwikkelingslanden daarmee beroven van exportkansen. Verder moeten de rijke landen patenten (intellectuele eigendomsrechten) wegnemen die de ontwikkeling van economische sectoren in het Zuiden blokkeren. Tot slot dienen de ontwikkelde landen serieus werk te maken van de schuldsanering van ontwikkelingslanden.
Perverse ontwikkeling
Wanneer we naar de grote lijnen kijken, is er de afgelopen vijf eeuwen weinig veranderd in de relatie tussen de westerse landen en de voormalige koloniën. De kloof tussen rijke en arme landen blijft bestaan doordat er tot op de dag van vandaag meer kapitaal van het arme Zuiden naar het rijke Noorden vloeit dan andersom. In Nederland praten we graag en veel over hulp aan arme landen en over mensenrechten, maar achter die façade gaat een rauwe werkelijkheid schuil. Alleen al door de Europese voedsel- en kledingmarkt te beschermen tegen de goedkope export vanuit ontwikkelingslanden, lopen die landen jaarlijks naar schatting 300 miljard dollar aan inkomsten mis. Wanneer men zich bedenkt dat er wereldwijd jaarlijks tussen de 50 en 55 miljard dollar aan ontwikkelingshulp besteed wordt, dan dringt de vergelijking zich op van de ene hand die fooien uitdeelt en de andere hand die ongegeneerd graait. De afgelopen twintig jaar is een aantal ontwikkelingslanden erin geslaagd om een plekje te veroveren op de wereldmarkt, terwijl andere landen – vooral onder de Sahara en in Midden-Amerika – economisch verder afgegleden zijn. Die landen staan er op dit moment niet alleen slechter voor dan vroeger, maar het ontbreekt hen ook aan ontwikkelingskansen in de nabije toekomst. Niet alleen economisch maar ook sociaal zijn een groot aantal landen kopje onder zijn gegaan. Vanwege de armoede en uitzichtloosheid trekken veel mensen van het platteland naar de sloppenwijken van de grote steden. Dat gaat vaak gepaard met wat sociologen 'processen van sociale ontbinding' noemen. Traditionele familieverbanden en systemen van onderlinge steun en solidariteit vallen uit elkaar onder invloed van de krachten van de wereldeconomie. In een omgeving die gekenmerkt wordt door armoede en uitsluiting leidt het principe 'eten of gegeten worden' tamelijk eenvoudig tot criminaliteit, alcohol- en drugsproblemen, kinderarbeid en prostitutie.
Een andere wereld is mogelijk
De neoliberale economische politiek leidt zowel in ontwikkelde als ontwikkelingslanden tot een ongewenste vorm van tweedeling tussen rijk en arm, tot een uitverkoop van de publieke sector en tot uitholling van de democratie. Wanneer de politiek niet sturend op kan treden op het vlak van werkgelegenheid, het aanpakken van inkomensverschillen, het garanderen van de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, zijn we in sociaal opzicht overgeleverd aan de wetten van de jungle. Binnen een dergelijk systeem is het 'normaal' dat de top van het bedrijfsleven haar zakken vult terwijl werknemers op straat worden gezet, de Amerikaanse president op een doordeweekse dag 87 miljard dollar extra vraagt aan het Congres om zijn operaties in Afghanistan en Irak voort te kunnen zetten en zieken in ontwikkelingslanden het zonder medicijnen moeten stellen omdat westerse farmaceutische bedrijven op hun patenten blijven zitten.
Hoewel de strijd voor een wereld op basis van de principes menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit alles behalve eenvoudig is, zijn wij ervan overtuigd dat het mogelijk is de wereld anders en beter in te richten. Dat brengt met zich mee dat de economie in dienst van de bevolking moet staan in plaats van omgekeerd. De vrije markt die de sociale ongelijkheid en milieuaantasting veroorzaakt, moet beteugeld worden. Enkele weken geleden hebben wij op werkbezoek in Ghana gezien dat de Wereldbank haar plannen om de watersector te privatiseren op heeft moeten geven omdat de bevolking in verzet kwam. Pluimvee- en rijstproducenten in dat land voeren er samen met vakbonden actie voor het handhaven van subsidies en importtarieven die de landbouwsector moeten beschermen tegen dumpbeleid vanuit de EU en de VS. Ons alternatief van sociale globalisering krijgt vorm op al die plaatsen in de wereld waar mensen zich verzetten tegen de anonieme terreur van de wereldmarkt. De demonstraties die de WTO-top in Cancun zullen overschaduwen, beschouwen we daarbij als een steun in de rug.