opinie

Hoger onderwijs is geen handelswaar

Onderwijs is geen handelswaar, maar liberale politici denken daar anders over. Net als het openbaar vervoer, de woningbouwverenigingen en de energiesector, wordt ook het hoger onderwijs de markt opgejaagd. Financiële concurrentie tussen onderwijsinstellingen zou tot lagere kosten voor de overheid leiden en de student meer keuzevrijheid en kwaliteitsverhoging bieden. Dit alles valt echter zeer te betwijfelen.

Commercialisering en concurrentie in het hoger onderwijs kunnen leiden tot lagere overheidsinvesteringen. De rekening wordt dan bijvoorbeeld doorgeschoven naar de student. Private opleidingen zijn nu al duur, zoals de eenjarige masteropleiding van de UvA en Nijenrode: International Business Transactions & Law, die 25.000 euro kost.

De rekening kan ook bij het bedrijfsleven gelegd worden en dan is het de vraag op wat voor manier dat gebeurt. Een algemene bedrijfsbelastingverhoging zou ideaal zijn. Dat komen er meer algemene middelen en wordt publieke sturing gewaarborgd. Maar liberale politici willen het bedrijfsleven rechtstreeks laten investeren in het hoger onderwijs. Dat is onverantwoord, want bedrijven gaan uitsluitend op zoek naar lucratief onderzoek. Dat ondermijnt de diversiteit van het aanbod, de niet-commerciële waarden en de lange termijndoelen van het onderwijs.

Kwaliteit Dat de kwaliteit van sommige instellingen door concurrentie stijgt ligt voor de hand. Duurdere opleidingen kunnen nu eenmaal meer bieden dan studies met minder middelen. Topmasters waarvoor een hoger collegegeld gevraagd mag worden, kunnen betere arbeidsvoorwaarden en onderzoeksomstandigheden bieden en degraderen de andere masteropleidingen tot tweede rangsstudies. Het Angelsaksische systeem is een goede illustratie. Een bul aan Harvard kost een vermogen, maar helaas krijgt niet iedere talentvolle krantenjongen de benodigde beurs.

In Nederland zijn de kwaliteitsverschillen tussen de instellingen niet zo groot en is het niveau gemiddeld genomen (nog) hoog. Dat moet ook zo blijven, maar concurrentie zal daar een eind aan maken. Beter is het als het Nationale Accreditatie Orgaan (NAO) via visitaties waarbij gewerkt wordt met zelfonderzoek en onderlinge vergelijkingen, toeziet op de kwaliteit. Ook een deugdelijke medezeggenschap van studenten en personeel draagt daaraan bij.

Fraude en niveau Zelfs bij voldoende publieke bekostiging is financiële concurrentie tussen instellingen niet productief. De HBO-fraude is er mede door veroorzaakt. De outputfinanciering, waarbij instellingen bekostigd worden op grond van het aantal afgestudeerden, heeft een negatieve invloed op het onderwijsniveau. Instellingen zijn dan namelijk niet gelukkig met moeilijke vakken of veeleisende docenten. Die vertragen of verlagen de uitstroom van studenten en daarmee komt er minder geld binnen. Concurrentie om publieke middelen leidt tot oneigenlijk of illegaal boekhouden en vraagt om intensieve handhaving, terwijl het niveau zakt. Het is publiek zondegeld.

Concurrentie leidt ook tot fusies en bij private instellingen tot overnames. Voorstanders prijzen de schaalvoordelen. Die zijn twijfelachtig, want grote instellingen kennen veel bureaucratie. Bovendien zijn onderwijsinstellingen geen productiebedrijven, zoals Yvonne van Rooy, voorzitter van de KUB, zei in reactie op de immense bezuinigingsvoorstellen. De menselijke maat speelt een hoofdrol bij kennisoverdracht.

Vrijheid en profijt Studenten moeten meer keuzevrijheid hebben, zegt staatssecretaris Nijs. Zij stelt zich de vrije student voor. Als iemand die op zijn computer op zoek gaat naar aanbiedingen. 'Alleen in Heidelberg Europees Recht in 2 maanden!' Of: 'Slagingskans bij ons 90%, aanbieding duurt tot juli!'. Of: 'Bij ons strafrecht voor de halve prijs!' Als de studiekeuze mede wordt beïnvloed door de portemonnee, neemt de keuzevrijheid af. Dat is tevens de fundamentele kritiek die ik op het profijtbeginsel heb. Volgens het profijtbeginsel wordt studeren in rekening gebracht bij de student, omdat die het later zal terugverdienen. Het hoort bij een 'ieder-voor-zich' mentaliteit en miskent de grote culturele en maatschappelijke waarde van hoger opgeleiden. Ik voel er niks voor om studenten aan te moedigen calculerende burgers te worden. Eenieder is er bij gebaat dat studenten burgerzin ontwikkelen en hun talenten en studietijd stoppen in kennisverrijking. Zij dragen een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat onderwijs behoren volwassen burgers en werkgevers van nu te betalen via een progressief belastingstelsel, met het oog op een goede toekomst voor iedereen.

Gats en EU Als gevolg van commercialisering treedt er een tweedeling op in het onderwijs, zowel in de toegankelijkheid als in de kwaliteit. Dat geldt voor onze hoogontwikkelde landen, maar zeker ook voor de ontwikkelingslanden. Onderwijs dient gratis te zijn en afgestemd te worden op brede maatschappelijke behoeften. In toenemende mate worden publieke instellingen door de overheidsbezuinigingen de markt opgedreven. In de woorden van staatssecretaris Nijs: "Daarmee begeven deze publieke instellingen zich op een terrein, waar de marktregels van toepassing zijn, zoals de EU-mededingingsregels of de EU-bepalingen betreffende staatssteun. Omgekeerd valt eenzelfde trend te signaleren: in toenemende mate bieden private instellingen regulier onderwijs binnen het nationale stelsel aan […] Ondanks het feit, dat onderwijsbeleid een nationale aangelegenheid en bevoegdheid is, kunnen internationale bepalingen gewild of ongewild doorwerking hebben op nationale regelgeving en beleid".*

Instellingen die straks door het NAO geaccrediteerd zijn, mogen een erkend diploma afgeven. Nu hebben nog uitsluitend de publieke instellingen recht op bekostiging en studiefinanciering. Maar kan overheidsbekostiging in het licht van de EU-regelgeving en de General Agreement on Trades in Services (Gats) niet beschouwd worden als oneerlijke concurrentie? Hebben geaccrediteerde commerciële instellingen straks ook recht op overheidsgeld of moeten de publieke instellingen wellicht gewoon verdwijnen? Het zijn doemscenario's die we nu nog kunnen voorkomen door de publieke instellingen zo zuiver mogelijk te houden en niet de markt op te sturen. Publieke bekostiging van onderwijsinstellingen biedt de beste waarborg voor algemene toegankelijkheid, maatschappelijk relevantie, diversiteit van opleidingen, sturing op kwaliteit, keuzevrijheid en optimale ontwikkelingskansen voor de student. Het leidt tot economische groei zonder tweedeling en tot sociale en culturele verrijking.

Duidelijkheid Om meer duidelijkheid te krijgen, wil de SP dat de Onderwijsraad onderzoek doet naar de bekostiging van het hoger onderwijs. Daarbij moet centraal staan hoe reëel het is dat het hybride bekostigingstelsel (vermenging van publiek-private geldstromen) valt onder het GATS-verdrag zodat instellingen aan zeer liberale mededingingsregels moeten voldoen.