Terugval naar ouderwets soort overheid maakt Europa omstreden

Dat oude discussies over Europese als federatie of statenbond zijn verstomd heeft de voortgang van centralisatie en uniformering allerminst afgeremd. De huidige EU draagt steeds meer kenmerken van een staat, een superstaat. Met één munt, met pogingen om voor grootmacht te spelen door een gezamenlijke politiek op het gebied van buitenland en defensie, en vooral met de mogelijkheid om alle andere overheden binnen het grondgebied te dwingen om af te zien van hun democratisch gemaakte keuzes en beschermingsmaatregelen. Veel van wat die overheden in de loop van de 20e eeuw waren gaan doen om arbeid, milieu, dierenwelzijn en achtergebleven regio's te beschermen mag nu niet meer omdat het strijdig blijkt met de zaligverklaarde vrijhandel en vrije concurrentie. Keren we dankzij de EU in de 21e eeuw terug naar wat zo kenmerkend was voor de overheid in de 19e eeuw?

Negentiende-eeuws Europa bestond grotendeels uit reusachtige veelvolkerenstaten, die wel macht en glorie wilden uitstralen maar weinig deden om tegemoet te komen aan de behoeften van hun inwoners. Grote volkeren, die de bestuurs- en onderwijstaal beheersten, leverden de eersterangs burgers die doordrongen tot de top van bestuur, bureaucratie en leger. Kleinere volkeren voorzagen in de behoefte aan tweede- en derderangs burgers, die arm of afhankelijk waren. De inwoners hadden ook nauwelijks greep op 'hun' overheid. Daarvoor was die te ver weg en te veel verbonden met de belangen van kleine machtselites, en te zeer beperkt tot bescherming van de belangen van de bevoorrechten en het opleggen van orde. Niet voor niets zagen wanhopige ingezetenen op sommige momenten revolutie als enige mogelijkheid om een dove en parasitaire overheid te vervangen door een luisterende en beschermende overheid. Dat oude Europa is in 1918 grotendeels ingestort. Pas toen ontstond ruimte voor een nieuwe kleinschaliger overheid met kerntaken als gelijkheidsbevordering, democratisch meebeslissen voor allen, uitbreiding van publieke dienstverlening, opbouw van sociale zekerheid en later ook bescherming van het leefmilieu. Voor het eerst in de geschiedenis was de staat niet langer het instrument van een kleine machtige minderheid, maar in toenemende mate dienaar van het volk.

Binnen de huidige EU is die nieuwe overheid de eerste verliezer. Bedrijven tellen nu zwaarder dan kiezers. Schaalvergroting maakt de belangrijkste beslissers onbenaderbaar, behalve voor machtige internationale ondernemingen. Zij vinden publieke dienstverlening en sociale zekerheid te duur om nog te passen in het stabiliteitspact dat de waarde van de euro moet garanderen. Renteverlaging als aanjager van de economie in een lidstaat of renteverhoging tegen inflatiegevaar kunnen niet meer, evenals stabiliserende op maat gesneden wisselkoersen. Expansie of vestiging van overheidsbedrijven schept niet langer werkgelegenheid in kwetsbare regio's. Snelle en flexibele inwilliging van wensen van consumenten, werknemers, milieubeschermers en derde wereld bewegingen wordt belemmerd door een terugtrekkende overheid en verkoop van staatsbedrijven. Een gezamenlijke buitenlandse politiek maakt levensbedreigende militaire avonturen ver weg mogelijk, ook als die botsen met de publieke opinie. Een publieke verontwaardiging als bij de MKZ-crisis, waar de beproefde oude inenting werd verboden en massaslachting van gezond vee werd opgelegd, zal steeds vaker gevoed worden. Kortom, groei van de kloof tussen bestuur en burger en afname van het probleemoplossend vermogen van de overheid gaan hand in hand. Een dergelijke ouderwets logge en afstandelijke overheid zal door velen weer als overbodig en parasitair worden ervaren.

Alleen in een grootschalig en meertalig milieu functionerende mensen met topfuncties kunnen nu tevreden zijn. Wie niet mobiel is maar gebonden aan taal, regio, traditioneel werk en verenigingsleven ervaart het anders. Zodra de meeste mensen hun bestuur niet meer vertrouwen krijgen we politieke instabiliteit naar het model van Oost-Europa, waar inmiddels de grootste winnaars van de vorige verkiezingen na een regeerperiode vrijwel automatisch de grootste verliezers van de volgende verkiezingen zijn. Als ook de euro mettertijd flopt, ontkomen de provincies naar Argentijns voorbeeld niet aan demping van de chaos met noodgeld, en moeten we gaan betalen met een friso, brabo, limbo, grono of flevo. Partijen die eigen taal, cultuur, tradities of kleinschaligheid willen beschermen, en intolerant zijn naar alles wat als 'vreemd' wordt gezien, kunnen gouden tijden beleven. Geplande verdere stappen naar centralisatie en uniformering van de EU kunnen daarom een volkomen averechts resultaat oproepen.