Openbaar vervoer kan beter van overheid blijven

Als de Europese Commissie vasthoudt aan haar plannen om over te gaan tot verdergaande liberalisering van het openbaar vervoer, is het niet ondenkbaar dat bedrijven uit Polen of Roemenië straks ons stads- en streekvervoer overnemen. Volgens Erik Meijer staan we aan de vooravond van een van de meest aangrijpende dwangmaatregelen van de EU, vergelijkbaar met het achteraf zo rampzalig gebleken inentingsverbod tegen mond- en klauwzeer.

Een groot deel van het openbaar vervoer in de Europese Unie is in handen van lidstaten, provincies en gemeenten. Dat is geen toeval. De pioniers van dat vervoer waren uitvinders, speculanten en avonturiers. Zij dachten snelle winsten binnen te halen, maar concurreerden elkaar kapot. Na de opkomst van de auto werd deze bedrijfstak zelfs definitief verliesgevend. Toen wilden de overheden dit vervoer wel in stand houden, ook als er geld bij moest. In sommige gevallen, vooral in grote steden, komt driekwart van de ritkosten uit de belastingpot of uit inkomsten van andere overheidsbedrijven. In enkele gevallen, bijvoorbeeld bij het gratis openbaar vervoer in de Belgische stad Hasselt, zelfs 100 %. Zonder openbaar vervoer zouden dichtbevolkte gebieden volstrekt onleefbaar worden als gevolg van milieuverontreiniging en ruimtegebrek. De Europese Commissie vindt deze gang van zaken strijdig met de vrijheid van ondernemen en de open toegang tot de markt, en beschouwt grote overheidsbijdragen als een vorm van concurrentievervalsing. Zij ziet het openbaar vervoer niet zozeer als een kerntaak van de overheid, die net als milieuzorg en welzijn geld mag kosten, maar meer als een bedrijfstak die nèt zo moet functioneren als industrie of bankwezen. Bovendien constateert zij de snelle opkomst van grote internationale busmaatschappijen, die aan alle overheden aanbieden om in ruil voor subsidies het vervoer over te nemen. Die busmaatschappijen, zoals Arriva, Connex en Stagecoach, hebben hun bakermat in de vrije concurrentie zoals die in Engeland bestaat. Zij willen de huidige 'gesloten markt' openbreken. Het voorstel van de Europese Commissie gaat ervan uit dat de 'bevoegde instanties' het openbaar vervoer in hun gebied in het openbaar moeten aanbesteden op de vervoersmarkt. De onderneming die met de geringste overheidssubsidie kan voldoen aan de vooraf bekend gemaakte kwaliteitseisen wint voor vijf jaar de aanbesteding. Natuurlijk mag iedereen aan die aanbesteding meedoen: de multinationale reuzen, een kleine plaatselijke touringcarondernemer of het gemeentelijke vervoerbedrijf. Het verschil is dat de reuzen zich een afwijzing of zelfs het verlies van een bestaand vervoergebied kunnen veroorloven, omdat ze elders vele andere vervoergebieden hebben. Het gemeentelijke bedrijf heeft daarentegen slechts één vervoergebied. Zodra het dat verliest gaat het kapot. De voorgestelde verordening komt in de praktijk waarschijnlijk neer op een uitsterfregeling voor kleine bedrijven, waaronder vooral de overheidsbedrijven. Niet omdat die duurder of slechter zijn, maar omdat ze zich minder risico's kunnen veroorloven. Ook als ze de eerste keren nog veel aanbestedingen winnen zullen ze binnen 20 jaar wel eens struikelen. Tegen die tijd is de hele Europese markt verdeeld tussen drie tot vijf groten, die de failliete restanten van anderen opkopen. Het democratisch controleerbare en kleinschalige overheidsmonopolie is dan vervangen door grootschalige privémonopolies. Tel uit je winst ! Als het Europees Parlement (EP) die plannen goedkeurt heeft dat ingrijpende gevolgen voor de democratische zeggenschap vanuit de betrokken overheden. Die overheden komen in een zwakke positie terecht als zij niet langer zelf de benodigde kennis in huis hebben, maar worden gedwongen om te onderhandelen met moeilijk controleerbare reuzen. In de toekomst kunnen het privéondernemers zijn die de dienstregeling en de tarieven vaststellen of de keuze maken tussen bus en tram.. De Europese Commissie heeft echter een compensatie in de aanbieding: alle overheden kunnen voortaan flink bezuinigen op het openbaar vervoer. Volgens de voorschriften wordt de subsidie beperkt tot 20 %. Daaruit moeten dan niet alleen de kosten worden gedekt, maar ook de winsten voor de exploitanten. Dat lukt waarschijnlijk alleen door de tarieven drastisch te verhogen of door flink te schrappen in plattelandslijnen, avonddiensten en weekenddiensten. En door flink te snijden in de salarissen, die 70 % van de kosten uit uitmaken. Sommige voorstanders verwachten zelfs dat die 30 tot 40 % omlaag kunnen. Niet alleen door personeelsleden te brengen onder een goedkopere binnenlandse CAO voor taxi- of touringcarchauffeurs, maar ook door mensen in te huren die worden betaald volgens een slechtere buitenlandse CAO. Dat kan aan de oostgrenzen van Duitsland en OOstenrijk hooglopende conflicten opleveren. Want ook bedrijven uit kandidaatlidstaten zoals Polen en Roemenië, waar de levensstandaard veel lager is dan in de EU, mogen op de aanbestedingen inschrijven. Het zou goed zijn als gemeenten of provincies in Europa straks niet verplicht worden om hun openbaar vervoer aan te bieden aan anderen, maar de vrijheid behouden te beslissen het zelf te doen. In ruil daarvoor zouden hun niet elders meeconcurreren. Veel grote steden zijn het daarmee eens. Daarnaast moet de positie van werknemers worden beschermd en dient men te voorkomen dat spoor- en tramlijnen worden weggeconcurreerd door de bus.