opinie
Harry van Bommel:

Principes over kindsoldaten delven onderspit

Binnenkort bespreekt de Tweede Kamer de Defensienota 2000 van de VVD-bewindslieden De Grave en Van Hoof. Nu al staat vast dat het personeelsbeleid een centrale rol in het debat zal spelen. De werving van voldoende beroepsmilitairen levert problemen op en het huidige personeel zal pas later met pensioen moeten. Vooral de voortgaande werving van kindsoldaten zal veel kritiek oogsten.

In de discussie over de werving van jonge militairen speelt het aanvullend protocol bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind een belangrijke rol. Dat protocol bepaalt onder meer de minimumleeftijd voor rekrutering van militairen. Enkele landen zijn voorstander van een leeftijdsgrens van 18 jaar maar ons land heeft een paar weken geleden tijdens een VN conferentie in Genève, in strijd met de wens van de Tweede Kamer, die inzet niet gesteund. Nederland blijft voorlopig staan op de Uniceflijst van landen met kindsoldaten, naast landen als Ruanda en Sierra Leone. Dit is een ronduit beschamende kwestie.

Minder dan twee maanden geleden schreef staatssecretaris Van Hoof aan de Kamer dat ook hij afschuw voelt bij de beelden van de vaak zeer jonge kindsoldaten. Hij was dan ook bereid maatregelen tegen de inzet van jonge kinderen te ondersteunen, op voorwaarde dat die op voldoende internationaal draagvlak kunnen rekenen. Verschillende fracties in de kamer vonden dat onvoldoende en steunden daarom het voorstel aan de regering om internationaal te pleiten voor een leeftijdsgrens van 18 jaar. Bovendien zou ons land volgens dat voorstel het goede voorbeeld moeten geven door de grens bij rekrutering op 18 jaar te stellen. Momenteel ligt die grens op 17 jaar. Het blijkt nu dat de regering de wensen van de Kamer aan haar laars lapt. Nederland heeft zich internationaal niet ingezet voor een verhoging naar 18 jaar en blijft zelf 17-jarigen rekruteren. Daarmee schoffeert ze niet alleen de Kamer maar zet ze ook ons land internationaal voor schut.

Eind vorig jaar moest de staatssecretaris erkennen dat Defensie de afgelopen twee jaar niet minder dan zeven maal in strijd met de regels zeventienjarige militairen naar gewapende conflicten heeft gestuurd. Hoe dit kon gebeuren is onbekend en het is ook niet duidelijk of en hoe vaak dit in de jaren daarvoor gebeurde. Eveneens niet toegestaan was het in dienst nemen van 58 zestienjarigen. Volgens de staatssecretaris is herhaling van deze blunders van Defensie uitgesloten. Maar die garantie is natuurlijk alleen te geven indien Defensie ook voor het opleiden van militairen de leeftijdsgrens op 18 jaar stelt. Daar blijkt in ons land een breed draagvlak voor aanwezig te zijn. Behalve de Kamer stelt ook het Nederlandse publiek zich op dat standpunt. Uit onderzoek van het Rode Kruis blijkt dat 89 procent van de bevolking voorstander is van een verhoging van de minimumleeftijd naar 18 jaar.

De weigerachtige houding van de staatssecretaris heeft alles te maken met het wervingsprobleem waar Defensie al enige tijd mee kampt. De laatste jaren wordt ongeveer 15 procent beneden de aanstellingsbehoefte gerealiseerd. Dat wervingstekort wordt niet alleen veroorzaakt door de druk op de arbeidsmarkt maar ook door het groeiende besef dat een baan in het leger vrijwel zeker uitzending naar oorlogsgebied betekent. En slechts weinig jongeren zien het zitten om met een onduidelijke militaire en politieke opdracht in een onbekend deel van de wereld een rol te gaan spelen in conflicten waar ze zelfs de historie maar nauwelijks van kennen. Voor mij staat echter vast dat het principiële vraagstuk van de leeftijdsgrens niet ondergeschikt gemaakt mag worden aan het praktische probleem van het wervingstekort. Anders zullen we straks discussiëren over het opleiden en uitzenden van nog jongere militairen.

Defensie heeft inmiddels niet meer genoeg aan de indienstneming van 17-jarigen en dus zoekt men naar nog jongere schoolverlaters van 16. Via de Regionale Onderwijs Centra (ROC) wordt daarom een Oriëntatie Koninklijke Landmacht aangeboden. Het is zeer de vraag of de jongeren van 16 of 17 jaar die tekenen voor werk bij de krijgsmacht, zich wel realiseren wat een dergelijke functie inhoudt. Het wervingsmateriaal dat Defensie zelf naar buiten brengt, schept nog steeds een beeld van werk vol leuke spanning en avontuur. De harde werkelijkheid van uitzendingen naar bijvoorbeeld Kosovo of Bosnië schemert niet door in de wervingscampagne. De Nederlandse politie houdt er een andere mening op na over haar rekruten. Je moet 18 jaar zijn om te mogen beginnen aan de 18-maanden durende opleiding tot agent. Dit juist omdat een agent, net als een soldaat, in moeilijke omstandigheden moet kunnen werken en wapens draagt en die zonodig moet gebruiken.

Ook de senioren zullen in het debat aan de orde komen. Het langer in dienst willen houden van militairen leidt bij de bonden tot logisch verzet. 'Van iemand van 58 kun je niet verwachten dat hij over de hei in Bosnië huppelt' zo vatte Bauke Snoep van de AFMP de kritiek onlangs kernachtig samen. Daarnaast gaat er van de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 60 jaar ondubbelzinnig antireclame uit voor een baan bij de krijgsmacht. Maar gezien het wervingsprobleem van Defensie zal de staatssecretaris vermoedelijk vasthouden aan dit onderdeel uit de Defensienota.

Kort samengevat komt de oplossing voor het wervingsprobleem neer op het zo jong mogelijk binnenhalen en het zo lang mogelijk vasthouden van personeel. Dat hiermee op korte termijn principes over kindsoldaten het onderspit delven en op de lange termijn het imago van Defensie als werkgever blijvend wordt beschadigd neemt men op de koop toe. Regeren is vooruitzien en de Defensienota 2000 moet het beleid uitstippelen voor tien jaar. Deze bewindslieden echter kiezen voor het vooruitschuiven van een discussie over de werkelijke problemen. Dat zijn de achtergronden van het wervingsvraagstuk en die zijn van principiële aard. Hoe oud moet je zijn voor een verantwoorde dienstuitvoering en hoe lang kun je dit doen? Hoe komt het dan dat zo weinig mensen vrijwillig dienst willen nemen? Als de krijgsmacht het ambitieniveau dat de politiek verlangt niet waar kan maken dan moet dat ambitieniveau omlaag. De SP is daar gezien het vallen van de muur en de twijfelachtige resultaten van vredesoperaties sowieso een voorstander van. Een structurele oplossing ligt dus bij een lager ambitieniveau en betere arbeidsvoorwaarden. Dat hoeft per saldo geen cent extra te kosten.

Betrokken SP'ers