opinie

Niemand houdt écht van Europa

De Europese Unie roept bij de inwoners ervan vrees en hoop op. Aan Nederland gaan die emoties vrijwel voorbij. Wij hebben al 40 jaar de tijd gehad om te wennen aan de onvermijdelijkheid, de stroperigheid en de ondoorzichtigheid. Vrijwel niemand wil eruit, maar toch houdt niemand echt van dit Europa.

In sommige lidstaten van de Europese Unie kunnen de gemoederen hoog oplopen. Vooral bij de doorgaans schijnbaar zo rustige Skandinaviërs en Engelsen. Je kunt daar verkiezingen winnen door bezwaren tegen het voortgezette lidmaatschap van de EU en stappen naar verdere integratie tot inzet te maken. Of regeringen dwingen de pas in te houden, op straffe van het verliezen van een referendum. Dat gebeurt zowel door 'one-issue' lijsten, die speciaal zijn opgericht om zich te keren tegen het lidmaatschap van de EU, als door Euro-sceptische (vleugels van) partijen die reeds lang op alle niveau's actief zijn. Voor sommige niet-lidstaten, die reeds lang zijn uitgenodigd om mee te doen, geldt hetzelfde. Al twee keer leidde in Noorwegen een referendum tot afwijzing van en door de regering uit-onderhandelde toetreding. In het volledig door EU-lidstaten omringde Zwitserland is toetreding eveneens onbespreekbaar.

Opmerkelijk is dat de kritiek komt uit alle richtingen, van uiterst links tot uiterst rechts. Sommige van die argumenten komen ons Nederlanders wat overdreven voor. "We zijn bezet door het buitenland", of "Karel de Vijfde, Napoleon en Hitler hebben alsnog hun zin gekregen", is een populair argument. Een ander argument dat het nog beter doet is: "We zetten de deur open voor criminelen en profiteurs" of "We importeren de problemen uit het buitenland." Deze argumenten kunnen samengaan met vreemdelingenhaat, en het gevoel dat het eigen volk superieur is. Maar dat geldt slechts voor een deel van de opposanten. De meerderheid van de bezwaarden ontkent niet de noodzaak van samenwerking met de buurvolkeren om gezamenlijke problemen op te lossen, maar vindt de prijs voor eenmaking te hoog. Er leeft een sterk gevoel dat de eigen ordelijke en overzichtelijke samenleving als gevolg van de Europese eenmaking ernstig verstoord raakt.

Niemand wil minder democratie, of een minder stabiele economie, of minder mogelijkheden om sociale en ecologische problemen snel aan te pakken. En niemand wil worden onderworpen aan onbegrijpelijke of onduidelijke regels die men zelf nooit zou hebben vastgesteld. En het liefst hebben we bestuurders die we onmiddellijk ter verantwoording kunnen roepen, die beschermen wat we waardevol vinden en die niet dralen om die maatregelen te nemen die we nodig vinden. Niet voor niets zijn de veelvolkerenstaten, die in de 19e eeuw nog de Europese landkaart beheersten, uiteengevallen of omgezet in federaties. De Europeaan van de 21e eeuw ziet kleinschaligheid als een belangrijke kwaliteit. Een kwaliteit die verloren dreigt te gaan nu de Europese eenmaking sinds de jaren '90 steeds meer in een stroomversnelling terechtkomt.

Het meest populair is de EU in landen waar de hoop overheerst dat het lidmaatschap zal bijdragen tot grote vooruitgang. In Spanje en Portugal zagen velen het lidmaatschap als een verzekering tegen beroepsmilitairen met een fascistisch superioriteitsgevoel. Het onderdompelen van hun eigen land in een groter geheel maakt het voor zulke lieden moeilijker om opnieuw de macht te grijpen en de bevolking af te snijden van welvaart en democratie. Wie desondanks nog twijfelde aan de zegeningen van de EU is overtuigd geraakt door de nieuwe geldstromen vanuit Brussel naar de eigen regio. Het bestaan van structuur- en cohesiefondsen wordt daar inmiddels ervaren als de belangrijkste verworvenheid. En ook in de kandidaat-lidstaten uit Oost-Europa, waar het Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking nu blijft steken op een-derde tot twee-derde van het gemiddelde binnen de EU, roept toetreding hoge verwachtingen op. De velen die daar in de afgelopen tien 'magere' jaren hun werk, hun voorzieningen en hun bestaanszekerheid hebben verloren worden blij gemaakt met het vooruitzicht van tien 'vette' jaren, die hen net zo welvarend zouden maken als bv. Nederland nu al is.

Geen oorlog meer, niet meer wachten aan de grens en in de nabije toekomst op vakantie gaan zonder geld te wisselen. Europa biedt ons een kans om als klein land toch in het groot mee te tellen. Met zulke boodschappen is Nederland in ruim 40 jaar rijp gemaakt voor de Europese Unie zoals die er nu uitziet. Veel mensen willen best samenwerking om hormoonvlees en lawaai-vliegtuigen uit Amerika buiten de deur te houden, multinationals aan banden te leggen, ons voedsel vrij te houden van dioxines of BSE en internationale spoorverbindingen te verbeteren. Optreden als één blok kan ook voorkómen dat een Wereld Handels Organisatie afzonderlijke staten kan hinderen in hun sociaal beleid en milieubeleid. Of dat Europese bedrijven wapens leveren aan Indonesische militairen die hopen door het aanstichten van onlusten tegen achtergestelde bevolkingsgroepen de macht terug te krijgen. Maar juist op die punten vallen de prestaties van Europa voorlopig zwaar tegen, of leggen de nationale ministers uitspraken van het Europese Parlement naast zich neer. Voorlopig zal het beeld van ondoorzichtigheid, ondoelmatigheid, geldverspilling en vriendjespolitiek dan ook wel blijven verhinderen dat veel mensen echt van dit Europa gaan houden.