opinie
Harry van Bommel:

Impasse doorbreken van tien jaar ineffectieve sancties

Al een paar maal eerder stond hij op het punt om met een delegatie af te reizen naar Irak, maar steeds werd een bezoek op het allerlaatste nippertje afgelast. Vorig weekeinde lukte het dan eindelijk toch. Harry van Bommel, Tweede-Kamerlid voor de Socialistische Partij, bezocht het land van Saddam Hussein en nam daar geen blad voor de mond. Hij werd zelfs even opgepakt. Voor het Friesch Dagblad hield hij een dagboek bij.

Donderdag 30 november 2000 Vandaag treffen we de laatste voorbereidingen. Belangrijk is de brief voor vice-premier Tariq Aziz, waarin staat dat we niet alleen tegenstander zijn van de sancties en met ons bezoek solidariteit willen betuigen met het Iraakse volk. Er staat ook letterlijk dat we het Irakese standpunt ten aanzien van het geschil met de Verenigde Naties over massavernietigingswapens afwijzen en dat we de binnenlandse politiek tegen etnische minderheden in het land veroordelen. Irak moet zich ook wat de SP betreft aan de relevante VN-resoluties houden. Ik beëindig die brief met onze overtuiging dat het Irakese volk het recht zou moeten hebben om zijn eigen leiding te kiezen en dat alle politieke, economische, culturele en sociale rechten volledig gerespecteerd zouden moeten worden. Dat is nu niet het geval. De brief liegt er niet om en de Koerdische Irakees Fuad Hussein heeft me gewaarschuwd dat zo'n duidelijke stellingname zal leiden tot uitzetting en verdere weigering van een visum voor Irak. Dat mag zo zijn, maar als we Aziz informeren over ons standpunt, dan ook volledig. Nog even snel naar de Dappermarkt om een kleine reiskoffer op wieltjes te kopen. Bij de vorige poging Irak te bezoeken, speelde mijn herniaoperatie uit 1997 weer op. De laptop die ik meeneem om ter plekke aan het dagboek voor het Friesch Dagblad te werken, weegt minstens tien kilo. Alleen in het voormalige Oostblok maakten ze computers zo zwaar. Met beleidsmedewerker Jasper van Dijk spreek ik telefonisch de debatten van volgende week door. De mislukte basisvorming en de moeizame samensmelting van de mavo en het vbo tot vmbo komen dan aan de orde. Medewerker Johan van den Hout logeert de nacht voor het vertrek bij me. Om middernacht kijken we naar collega-Kamerlid Agnes Kant bij Barend en Van Dorp. Ze heeft alweer een nieuw pakje aan. Waar haalt die meid toch de tijd vandaan om elke keer weer met iets origineels op televisie te verschijnen? Bovendien moest ik maar eens kledingadvies bij haar gaan vragen.

Vrijdag Om kwart voor zes haalt de cameraman van de VPRO ons af. Op de luchthaven zal ik voor Zeven Dagen met Fuad Hussein telefonisch discussiëren over de vraag of deelname aan deze missie verstandig is of niet. Hij is ook tegen de sancties, maar vreest dat onze deelname door dictator Saddam Hussein – overigens geen familie van Fuad – misbruikt zal worden voor propagandadoeleinden. Met dat dilemma hebben wij ook geworsteld. De impasse die is ontstaan – bijna tien jaar sancties die ineffectief zijn gebleken – moet echter worden doorbroken. Om identificatie met het regime te voorkomen zullen we geen handen schudden met leden van de Iraakse regering. We zullen ook niet deelnemen aan diners of andere activiteiten waar zij aanwezig zijn. In plaats daarvan zullen we ze de brief bestemd voor Aziz overhandigen. In het vliegtuig zal ik de andere delegatieleden daarover informeren. Die weigering kan onbeschoft overkomen, maar is noodzakelijk om de missie tot een succes te maken. In het vliegtuig leg ik al voor onze tussenstop in Damascus via de intercom in het Engels ons standpunt uit. Direct daarna zegt Johan hetzelfde in het Frans. Er ontstaat een relletje omdat een van de leiders van de missie het niet met ons standpunt eens is en bovendien vindt dat we dat niet via de intercom aan alle delegatieleden hadden moeten mededelen. Ik kan er niet mee zitten; wat gezegd moest worden, is gezegd. Wij respecteren andere standpunten en vragen hetzelfde voor ons standpunt. Van verschillende delegatieleden krijg ik bijval. Een Britse priester en een Franse psychiater spreken me instemmend aan. Genoeg gezond verstand aan boord, dat geeft een goed gevoel. 's Nachts komen we aan op een volledig verlaten vliegveld. Er is een ontvangst door een rijtje kerkelijk leiders en andere personen van wie we niet weten wie of wat ze vertegenwoordigen. Daarom lopen we er net als de Franse psychiater en een aantal andere delegatieleden beleefd maar beslist langs. De Franse socialist en oud-minister Claude Cheysson en een delegatieleider geven er een persconferentie. Vervolgens worden we per bus naar het hotel Al-Rasheed vervoerd. Daar aangekomen eten we nog snel wat voor het slapen gaan. Om drie uur lokale tijd doe ik vermoeid het bedlampje uit. Tot zover verloopt alles volgens plan.

Zaterdag Om acht uur word ik telefonisch gewekt. Gewoonlijk word ik vanzelf eerder wakker maar de drukke week en de vermoeiende reis hebben me afgemat. Na het ontbijt krijgen we door de Franse priester en coördinator van L'avion pour l'Irak Jean-Marie Benjamin het programma te horen. We kunnen de voorzitter van het parlement ontmoeten, vervolgens naar een kinderziekenhuis en daarna naar een schuilkelder die tijdens de Golfoorlog is gebombardeerd. Het eerste onderdeel heeft niet onze belangstelling, zodat we meteen naar het kinderziekenhuis afreizen. Daar zien we vooral leukemiepatiëntjes. In Irak is volgens Unicef de kindersterfte enkele malen hoger dan voor de sancties. Dat komt door ondervoeding en het ontbreken van medicijnen maar ook door de gevolgen van het gebruik van munitie met verarmd uranium waarvan de stofdeeltjes na inademing kanker veroorzaken. Die munitie met verarmd uranium is ook gebruikt in de NAVO-oorlog tegen Joegoslavië. De gevolgen zullen ook daar niet uitblijven. De artsen die ik in het ziekenhuis spreek, maken een gedreven indruk. Michael Guyader, de Franse psychiater, vraagt aan de ziekenhuisdirecteur of er ook psychologische hulp wordt geboden aan patiënten. Het antwoord luidt dat daar geen prioriteit aan kan worden gegeven. Guyader spreekt daar later tegenover mij zijn verbazing over uit. Het herstelproces, maar ook de begeleiding van terminale patiënten wordt zonder psychologische hulp enorm bemoeilijkt. Hij heeft veel ervaring met de begeleiding van patiënten met oorlogstrauma's, onder meer in de bezette Palestijnse gebieden. Verder spreekt hij schande van het ontbreken van antibiotica en desinfecterende middelen als gevolg van het embargo. Zelfs plastic zakken voor bloedtransfusie ontbreken. Dat is allemaal in strijd met de conventie van Genève. Direct na dit bezoek vertrekken we naar de schuilkelder Al Amirya, die op 13 februari 1991 door een Amerikaanse bommenwerper werd getroffen. Het dak is gemaakt van gewapend beton van ruim een meter dik, maar het projectiel is er dwars doorheen geschoten en heeft zelfs een krater in de betonnen vloer geslagen. Van de 422 burgers die er een veilig heen komen dachten te hebben gevonden, voornamelijk ouderen en kinderen, overleefden slechts veertien op miraculeuze wijze deze aanval die vier dagen later door de VS als een vergissing wordt erkend. De beelden in de bunker zijn onvoorstelbaar; het moet een oven zijn geweest. Aan de muur hangen foto's van de slachtoffers en enkele foto's van de situatie daags na de aanval waarop de verkoolde lijken nog zijn te zien. Defensiespecialisten noemen dit collateral damage ofwel bijkomende schade. Voor mij is dit vooral het bewijs dat precisiebombardementen niet bestaan en dat ministers van Defensie, ook de Nederlandse, moeten ophouden met het gebruik van die leugenachtige voorstelling van zaken. Naast de schuilkelder is een schoolgebouw waar een groot aantal kinderen op zaterdag koranlessen krijgt. Ze hebben ons bezoek opgemerkt en roepen ons toe met de weinige Engelse woorden die ze kennen: hello, good morning en how are you? Kinderen zijn overal hetzelfde. Bij een eerder bezoek aan townships in Zuid-Afrika en tijdens mijn zomervakantie in India heb ik dezelfde kreten met een glimlach en een vriendelijk hello beantwoord. We keren terug naar het hotel voor een late lunch en horen dat de vertegenwoordiger van Unicef niet naar het hotel kan komen. Omdat we slechts kort in Bagdad zijn, besluiten we het kantoor van Unicef dan maar onaangekondigd te bezoeken. Dat komt ze helaas slecht uit. De coördinator is in een belangrijke vergadering en we kunnen hem die dag niet spreken. Wel krijgen we een rapport mee dat een goed beeld geeft van de feitelijke omstandigheden in Irak ten gevolge van de sancties. Enigszins teleurgesteld gaan we het centrum van Bagdad in om daar te onderzoeken wat Irakezen wel en niet kunnen kopen. Een apotheker legt ons uit waar vraag naar is maar wat hij niet kan leveren: antibiotica, babyvoeding en verder alles wat uit het Westen komt. De producten die hij wel heeft, zijn onvoldoende om aan de vraag te beantwoorden. In het hotel spreken we Hamad, de portier die in 1988 uit Soedan naar Irak is gekomen. Van zijn salaris van 40.000 dinar kan hij ongeveer een halve maand leven. De rest betaalt hij van fooien, voor het overige krijgt hij voedselhulp. Een deel van zijn huisraad heeft hij moeten verkopen toen een van zijn kinderen ziek werd. Het staatsziekenhuis kost slechts 35 dinar – enkele centen – per bezoek maar als je niet aan de beurt komt, elke dag wordt maar de helft van de lange rij wachtenden geholpen, dan ben je aangewezen op vrij gevestigde artsen die 3000 dinar per consult rekenen. Een auto, koelkast, wasmachine of televisie heeft hij niet meer. Alleen de radio brengt nog wat vertier thuis. Gelukkig kan hij te voet naar zijn werk. 's Avonds is er in het hotel een bijeenkomst met Aziz waar we ons volgens plan niet vertonen. Vlak voor zijn vertrek geeft Johan hem een brief met ons standpunt. Op hetzelfde moment sta ik via een slechte verbinding telefonisch het NOS-journaal te woord. Voordat het journaal van tien uur het gaat uitzenden, zal men de ruis eruit filteren, zo wordt me beloofd.

Zondag Om half een zullen we vertrekken, dus is er ruimte om de omgeving van het hotel te verkennen. Direct om de hoek staat een sprookjesachtig gebouw dat het parlement zou zijn. Onbekommerd schieten mijn medewerker en ik er foto's van, net als Marcel Wiegman, journalist van Het Parool. Dit komt ons echter duur te staan. Het blijkt een van de vele paleizen van Saddam te zijn. Militairen houden Wiegman aan. Mijn medewerker en ik lopen terug om tekst en uitleg te geven, in de veronderstelling hem vrij te krijgen. Tot onze grote verbazing moeten wij ook meekomen, ondanks het feit dat onze camera's onopgemerkt zijn gebleven. Wiegman moet op het politiebureau zijn fotorolletje inleveren en het duurt ruim twee uur voordat een geheimzinnig persoon in burger met een tolk die wel goed Engels spreekt, onze identiteit heeft geverifieerd. We krijgen excuses aangeboden en mogen vertrekken. Gelukkig weet men niet dat Van den Hout en ik in onze binnenzak een camera hebben. De verboden foto van het paleis van Saddam gaat zo niet verloren. Door het oponthoud missen we wel het vliegtuig. Er is drie kwartier op ons gewacht, maar veel delegatieleden moeten direct na aankomst een aansluitende vlucht halen naar eindbestemmingen in Engeland, Italië en Frankrijk. We informeren meteen of er die middag nog een vlucht van een andere missie naar Europa gaat, maar dat is niet het geval. De directeur van de luchthaven maakt ons duidelijk dat de hele kwestie niet zijn verantwoordelijkheid is, maar de onze. Daar baal ik behoorlijk van. Komen we naar Irak om te protesteren tegen de sancties die het land treffen, en dan zegt zo'n luchthavenbaas dat we zelf maar moeten uitzoeken hoe we het land weer uitkomen. Volgens hem gaan er deze week geen vluchten meer. Het alternatief is met een jeep duizend kilometer door de woestijn naar Amman te rijden, om van daar per vliegtuig te vertrekken. We gaan eerst maar eens terug naar het hotel om ons te beraden. De problemen stapelen zich op. Een jeep naar Amman kost ongeveer 150 Amerikaanse dollar en dat hebben we nog maar net. We besluiten niets meer te consumeren in het hotel, om in ieder geval die 150 dollar te reserveren voor een eventueel vertrek per jeep. Eigenlijk zie ik het helemaal niet zitten om zonder geld, zonder de mogelijkheid te bellen met Nederland en zonder proviand duizend kilometer door de woestijn te rijden. Er liggen nauwelijks plaatsen van enige betekenis op de route, dus de risico's zijn erg groot. Het is vragen om problemen. Er moet een andere oplossing zijn. In het hotel vragen we alle westerlingen die we tegenkomen of zij informatie hebben over andere missies die zeker in Bagdad zullen komen deze dagen. Tot onze aangename verrassing blijkt er een humanitaire missie in een ander hotel te verblijven. Hoe is het toch mogelijk dat we daar niets over hebben gehoord? Ik neem onmiddellijk contact op met de leider van die missie, Senator Folloni, en leg hem onze benarde situatie uit. De man is uiterst hoffelijk, spreekt zijn afkeuring uit over het achterlaten van westerlingen in een land dat nauwelijks per lucht te verlaten is, en biedt ons een lift aan met zijn vliegtuig dat nog enkele plaatsen vrij heeft. Wel moet ons meereizen nog even bij de VN worden gemeld. Nadat dit is geregeld, zijn we zeker van de terugvlucht op maandagmiddag twaalf uur.

Maandag Zoals gewoonlijk in Nederland, wekt de biologisch klok me om zes uur. Van de spanning krijg ik aan de ontbijttafel nauwelijks een hap door mijn keel. Ik geloof pas in onze terugkeer vandaag als ik in het vliegtuig zit, en dat zal nog enkele uren duren. We nemen een taxi naar het hotel waar de Italianen verblijven en spreken daar Folloni en zijn medewerker. Om half twaalf komen we op de luchthaven aan en krijgen we nog een drankje aangeboden voor het vertrek. In de lounge komt een man op ons af die zich bekendmaakt als voorzitter van de Iraaks-Italiaanse vriendschapsvereniging. Het is een oud-ambassadeur die ons bestraffend toespreekt. Onze kijk op de Irakese binnenlandse politiek is onjuist, zo probeert hij ons te overtuigen. Het wordt me al snel duidelijk dat de man onze brief aan Aziz gelezen moet hebben; hij kent al onze bezwaren tegen de dictatuur van Saddam. Ook weet hij dat ik in het vliegtuig op de heenreis ons standpunt aan de mede-delegatieleden heb kenbaar gemaakt. De inlichtingendienst van Saddam is er maar druk mee geweest. Belangrijker vind ik dat we op tijd vertrekken. Gisteravond hebben we via de SP in Nederland een ticket laten reserveren van Rome naar Amsterdam en we moeten dus op tijd in Italië aankomen. Met een Bulgaarse maatschappij vliegen we eerst naar Sofia en dan vlot door naar Rome. In Sofia kan ik mijn mobiele telefoon weer gebruiken. Het antwoordapparaat staat bomvol met berichten van radio, televisie en kranten. Of ik ze allemaal even met spoed wil terugbellen. Dat wil ik best doen, maar ik ga eerst mijn moeder bellen. Als zij via de Nederlandse media van onze aanhouding heeft gehoord, is ze vast bezorgd. Mijn ouders zijn echter niet thuis. Ik zal het vanuit Rome nog een keer proberen. In het vliegtuig kan ik niet bellen en in Rome aangekomen staat de telefoon roodgloeiend. De middageditie van Het Parool heeft op de voorpagina een bericht over onze aanhouding met als kop: 'Van Bommel ziet in Bagdad ook bajes'. De kop dekt niet echt de lading, maar veroorzaakt wel een mediahype. Vanaf het vliegveld kom ik live op radio 1 en kan ik uitleggen wat er precies is gebeurd. Toch zal later blijken dat het kwaad al is geschied. Vrijwel alle media – met uitzondering van de Volkskrant die helemaal niets meldt – brengen berichten als zou ik in de gevangenis zijn beland. Niets is minder waar. Ik bel snel nog even mijn moeder. Ze blijkt niet op de hoogte van onze aanhouding en ik hoef haar dan ook niet gerust te stellen. Bovendien weet ze dat ik niet in zeven sloten tegelijk loop. We vliegen 's avonds door naar Amsterdam en bij de slurf wordt ik opgewacht door RTL-nieuws.

Dinsdag Vandaag maak ik een tour langs de media, te beginnen bij Ontbijt-televisie met mijn favoriet Dieuwertje Blok. Ik heb altijd al bij haar aan tafel willen zitten en dat gaat nu gebeuren. Ook zij opent met de mededeling dat ik in het gevang zou hebben gezeten. Ik corrigeer het voor de zoveelste keer. Daarna volgen enkele radioprogramma's. In de tussentijd word ik gebeld door familie en vrienden die vragen hoe het met me gaat. Ben ik ook bang geweest? 'Ja' zeg ik, 'om het vliegtuig te missen'. De media-aandacht duurt de hele dag voor. Mijn aanwezigheid in RTL-live loop ik mis, omdat het verkeer tussen Den Haag en Hilversum volkomen vastzit. Iedereen wil in verband met pakjesavond eerder thuis zijn en de file is dus uren vroeger ontstaan. Vanuit de auto bel ik in, terwijl er een foto van me wordt getoond aan de kijker. Ik vind het niks, maar kan er ook weinig aan veranderen. Op de terugweg naar huis eet ik vis – wie durft er nog rundvlees te eten? – in een wegrestaurant. Videokunstenaar en producent van het eigenwijze Amsterdamse televisieprogramma Hoeksteen live Raul Marroquin belt me op om te vragen hoe het met me gaat en nodigt me uit om bij hem Sinterklaas te komen vieren. Ik bedank hem vriendelijk, want ik ben doodop. Thuis drink ik een goed glas Ventoux en kruip onder de wol. Morgen is er weer een dag met het belangrijke debat over de basisvorming. Daaraan voorafgaand zal ik spreken met de intelligente en charmante ambassadrice van Eritrea.

Woensdag Om elf uur spreek ik in de Tweede Kamer met de ambassadrice. Het is een kennismakingsgesprek, maar ik vraag haar meteen uit over de op stapel staande vredesovereenkomst met Ethiopië. Net als haar, ben ik aangenaam verrast dat de ontwikkelingen nu snel de goed kant op gaan in die regio. Als de overeenkomst een feit is, moet Nederland een bijdrage leveren aan de wederopbouw van het land. De internationale gemeenschap heeft in economisch opzicht veel delen van Afrika te lang aan het eigen lot overgelaten. Mede daardoor zijn de meningsverschillen uitgelopen op gewelddadige conflicten. Er moet veel meer aandacht worden besteed aan conflictpreventie door landen te ondersteunen bij de democratisering van het bestuur. Om twee uur begint het debat over de basisvorming. Het gaat er hard aan toe. Ook van onze kant is er forse kritiek op de basisvorming en de wijze waarop staatssecretaris Adelmund er nu mee om wil gaan. Haar voorstellen kwalificeer ik als een 'doormodderscenario'. Tot 2004 zal het onduidelijk blijven hoe het op de lange termijn verder moet. Er zal een stelseldiscussie gevoerd moeten worden, maar dat wil ze niet. Zo worden de problemen vooruitgeschoven zonder dat er zicht komt op een echte oplossing. De huidige generatie leerlingen in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs is er de dupe van. Na het vier uur durende debat rijd ik naar Amsterdam om in Barend en Witteman in discussie te gaan met Wilders van de VVD en Kanie, een politicoloog uit Irak. Zij vinden mijn reis een slecht idee omdat het Saddam in de kaart zou spelen. Het is een fel debat en we worden het niet eens. Sonja Barend lijkt op mijn hand te zijn, maar dat kan ik me ook verbeelden. Zij legt net als ik de nadruk op de vele doden als gevolg van de sancties. Wilders en Kanie hebben er niet echt een antwoord op en blijven vasthouden aan de harde lijn; het is de schuld van Saddam. Aan het eind van het programma spreek ik de wens uit dat Wilders nu eindelijk eens kennis neemt van de rapporten van de VN en Unesco. Daarin wordt letterlijk beschreven wat er in Irak aan de hand is als gevolg van de sancties. Het is niet voor niets dat toplieden van de VN zelf uit protest tegen de sancties ontslag nemen.

Betrokken SP'ers