Europees Parlement: nog steeds een rariteit naast de echte volksvertegenwoordiging

Nieuws uit de Tweede Kamer gaat meestal over botsende standpunten, interruptie-debatten, meerderheidsbesluiten en de kans dat een met de regeringsplannen strijdige motie het zal halen. Nieuws uit het Europese Parlement gaat daarentegen onevenredig vaak over dat parlement zelf. Dat trekt meer aandacht dan inhoudelijke meningsverschillen over de toekomst van Europa.

Het EP worstelt met hetzelfde probleem als de Eerste Kamer en de provinciale staten van de grotere provincies. De meeste mensen kunnen zich nauwelijks voorstellen wat daar wordt besproken en besloten. Dat is een wezenlijk verschil met gemeenteraad en Tweede Kamer, waar het gaat om bekende personen, bekende problemen, bekende belangen, bekende standpunten en bekende resultaten. Publieke belangstelling en betrokkenheid, levensvoorwaarden voor een serieus functionerende parlementaire democratie, zouden eigenlijk beter tot hun recht komen bij een beperking tot twee bestuurslagen. Maar dat stuit op bezwaren van andere volksvertegenwoordigers, die denken dat zijzelf op de belangrijkste plek zitten.

Veel leden van het EP roepen inmiddels: 'Wij zijn het die hier de wetten maken waarover het voortaan in Europa gaat. Die arme nationale parlementariërs zijn tegenwoordig niet meer dan volgzame uitvoerders van onze beslissingen.' Zo ziet het grote publiek het zeker niet. Met betrekking tot de meeste onderwerpen bestaat er geen Europese publieke opinie. Dat publiek vraagt zich wel af waarom er eigenlijk een Europees Parlement bestaat. 'Wat doen die lui daar eigenlijk anders dan heen en weer reizen, geld verspillen en hun zakken vullen ? Hoeveel miljard is er betaald voor vergaderpaleizen ? Waarom staan die zowel in Brussel als in Straatsburg ? Hoe vaak zijn ze afwezig ? Wat kost ons dat allemaal wel niet als belastingbetalers ?' Het ziet er voorlopig niet naar uit dat het publiek het EP een status zal geven die lijkt op het Amerikaanse parlement; het blijft een rariteit náást de echte volksvertegenwoordiging.

Eind september 1999 sprak in Den Haag een kamerbrede meerderheid uit dat het waanzin is dat het EP nog steeds in twee steden vergadert. Eigenlijk was dat vooral kritiek op de eigen regering. Die is in 1997 bij het verdrag van Amsterdam accoord gegaan met een blijvende rol voor Straatsburg, waarbij zelfs het aantal vergaderweken in die stad precies werd vastgelegd. De Nederlandse EP-leden delen die kritiek. Maar de taakverdeling tussen Straatsburg - vanouds de 'echte' zetel van het EP - en het machtscentrum Brussel berust op een moeizaam compromis tussen nationale regeringen. Frankrijk vindt eigenlijk dat alles in Straatsburg thuishoort. Door de geweldige concessie te doen dat óók nog vergaderingen in Brussel worden toegestaan hoopte dat land voor altijd van het gezeur af te zijn. Zonder hevig conflict zal Frankrijk nooit instemmen met een andere oplossing.

Juist dàt conflict schijnt vrijwel niemand aan te durven. Toen de Franse president Chirac op 14 december 1999 in Straatsburg een nieuw glazen vergaderpaleis van 2 miljard kwam openen probeerde iedere Nederlandse partij iets te verzinnen om de eigen afkeer duidelijk te maken. Toen ik voorstelde om niet allerlei uiteenlopende machteloze gebaren op te voeren maar de krachten te bundelen met de vele Straatsburg-tegenstanders uit andere landen, opdat een meerderheid van het EP voortaan stelselmatig elke besluitvorming in Straatsburg zou kunnen lamleggen, gaf niemand thuis. Roepen dat je tegen bent mag, maar voor effectieve en volhardende actie schrikt men terug.

Zal het met de volgende protest-actie beter gaan ? D66, Groen Links en de VVD haalden het TV-nieuws door ferm aan te kondigen dat ze wat gaan ondernemen tegen de slechte opkomst van EP-leden op vrijdagen in Straatsburg. Daar tekenen 's-ochtends om 9 uur meestal 200 van de 626 EP-leden de in de vergaderzaal voor pers en publiek verstopte presentielijsten, wat hen ruim f 500 oplevert. Daarna nemen nog slechts enkele tientallen aan de stemmingen deel. Maar als 32 leden de voorzitter vóór elke aangekondigde stemming vragen om telling van het aantal aanwezigen moet die telkens vaststellen dat het voor een geldige stemming vereiste aantal leden niet aanwezig is.

Op 14 april jl. lukt dat een aantal keren. De politieke gezindheid van de Nederlanders die opstaan om het verzoek te ondersteunen loopt uiteen van SP tot SGP-RPF-GPV; alleen het CDA ontbreekt. Ik stel voor om op vrijdag voortaan pas aan het eind van de vergadering te stemmen en de presentielijsten te laten tekenen, want pas zo'n perspectief maakt de actie zinvol. Maar de zaal loopt steeds verder leeg, zodat er geen tellingen meer kunnen worden aangevraagd. Om 12.03 uur wordt een voorstel over bosbouw met 41 tegen 7 stemmen aangenomen. Daarna slaan de tegenstanders van de actie hard terug. 'Kijk eens, al die relschoppers die van ons parlement een circus willen maken zijn er vandoor. Zij proberen ons al 21 jaar die vrijdag af te pakken. Die luiaards zijn alleen gekomen om ons te hinderen.'

Ik herinner ze eraan dat ik een van die relschoppers ben, en net als op andere vrijdagen nog steeds aanwezig. Maar ik ben de enige uit Nederland die over is. Met zo'n halfslachtige actie blijft de vrijdag in Straatsburg nog lang de dag van geldjagers en van diegenen die het ongeluk hebben dat de onderwerpen waarover ze moeten spreken toevallig die dag op de agenda staan.