opinie
Harry van Bommel:

Delegatie was alles behalve pro-Saddam

Dinsdag schreef de politicoloog Mariwan Kanie in Trouw dat Westerse bezoeken de Irakese dictator Saddam Hoessein zouden sterken bij het moorden. Met zijn opmerking dat 'elke vlucht op Bagdad in de Irakese maatschappij veel nieuwe slachtoffers eist' was Kanie slechts een enkel woord verwijderd van de stelling dat wij door onze reis bloed aan onze handen zouden hebben. Deze beschuldiging mist werkelijk iedere grond en is verwerpelijk.

Het in één adem noemen van onze reis naar Bagdad en het barbaarse onthoofden van prostituees door het regime is echt een stap te ver. Als Koerd heeft Kanie het volste recht om ongenuanceerd woedend te zijn over de vreselijke situatie in Irak. Maar als politicoloog of journalist zou hij in een publicatie toch meer moeten inbrengen dan zijn afkomst. Het lukt Kanie helaas niet een onderscheid te maken tussen de gruwelen van het regime en het lijden van het volk onder de sancties.

Over het karakter van het bewind van Hoessein zullen wij het snel eens zijn. Dat was ook precies de reden waarom wij geen handen wilden schudden met vertegenwoordigers van dat regime en waarom wij in niet mis te verstane bewoordingen in een brief aan vice-premier Aziz hebben laten weten deze onmenselijke politiek sterk te veroordelen. Ook de Koerdisch kwestie hebben wij daarin aan de orde gesteld, want ook ons staat de Anfal-operatie uit 1988 nog scherp voor de geest. Dat de Koerden in het noorden beschermd zouden worden door de VN is echter een misverstand. Alleen al de Irakese bezetting van Koerdische dorpen nabij Arbil is daar het bewijs van. Het Noorden is wel welvarender dan de rest van Irak, maar ook dat heeft meer oorzaken dan alleen maar de afwezigheid van Saddam's harde hand. Het Noorden is vruchtbaarder en door de handel en smokkel met Turkije en Iran ook economisch minder afhankelijk van Bagdad. Het olie-voor-voedsel programma kent aan het Noorden bovendien een veel groter aandeel van de humanitaire goederen toe dan aan de rest van het land. Ook de 'cash-component' van de VN-hulp is hier veel groter dan elders, waardoor een zelfstandige economische ontwikkeling op gang is gekomen.

Maar het Irakese volk blijft niet gespaard van nog meer leed dan het onder het regime toch al te lijden heeft. Dat het sanctiebeleid inmiddels een half tot anderhalf miljoen doden tot gevolg heeft gehad komt daar nog eens bovenop. Het is belangrijk ook dit humanitaire drama in een analyse over Irak mee te nemen. Kanie rept daar echter met geen woord over. Alleen al het feit dat twee opeenvolgende leiders van het VN programma in Irak, Hans von Sponeck en Denis Halliday, ontslag namen omdat zij niet langer verantwoordelijk wilden zijn voor wat zij genocidale sanctiepolitiek noemen, moet toch tot nadenken stemmen. Ook Jutta Burghardt van het Wereld Voedselprogramma in Irak stapte om deze reden uit de organisatie. Zij worden in hun kritiek op de sancties ondersteund door cijfers van onder meer UNICEF, UNDP en nota bene de VN-Veiligheidsraad zelf. Een panel van die Veiligheidsraad concludeerde vorig jaar in een rapport dat 'minstens 23 procent van de kinderen met een te laag geboortegewicht ter wereld komt en dat een kwart van de kinderen onder de vijf jaar lijdt aan chronische ondervoeding. Slechts 41 procent van de bevolking heeft regulier toegang tot veilig drinkwater'. UNICEF plaatst Irak met betrekking tot kindersterfte inmiddels op dezelfde hoogte als Haïti en op de Human Development Index van de UNDP zakte Irak van plaats 109 in 1996 tot 127 in het jaar 2000.

In Bagdad spraken wij op eigen initiatief en zonder tussenkomst van derden met apothekers die ons hun benarde positie schetsten. In een winkel vol likdoornzalfjes en hoestdrank was geen pijnstiller te vinden en slechts enkele flesjes van één soort antibiotica beschikbaar. Een horecawerknemer beschreef hoe hij de laatste jaren zijn auto, wasmachine, televisie en koelkast heeft moeten verkopen om zijn kinderen te voorzien van schoolboeken, kleding en medicijnen. Voor de golfoorlog was Irak een welvarend land dat volgens het plaatselijke UNDP veldkantoor inmiddels 'is vervallen tot massieve armoede'. De middenklasse is weggevaagd. Naast de ongekende onderdrukking door het regime vormt nu ook de dagelijkse strijd om te overleven een factor die het vormen van een krachtige oppositie in Irak onmogelijk maakt.

Het is een duivels dilemma te moeten afwegen of solidariteit met een lijdend volk niet ook hun dictator in de kaart zou kunnen spelen. Elites profiteren tenslotte altijd van elke situatie. Toch kan de uitkomst daarvan wat ons betreft nooit zijn dat honderdduizenden onschuldige Irakese doden mogen vallen om bewezen ineffectieve sancties koste wat kost vol te houden. Dat is niet alleen moreel verwerpelijk maar ook in strijd met het internationale recht. In opdracht van de VN commissie voor de mensenrechten schreef professor Bossuyt in de zomer van dit jaar een rapport over sanctiepolitiek, waarin hij Irak beschrijft als het land dat 'de meest omvattende en totale boycot uit de historie' ondergaat. Tevens ontwierp hij een zestal criteria waaraan een sanctieregime op basis van het internationale en humanitaire recht zou moeten voldoen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldigheid van het politieke doel, het treffen van de juiste personen en goederen, een redelijke tijdslimiet, de effectiviteit van de sancties en de mondiale publieke opinie over de toepassing ervan.

In het debat dat de Tweede Kamer volgende week met minister Van Aartsen voert over sanctiebeleid zal de SP fractie deze 'Bossuyt-test' voorstellen als instrument dat ook Nederland zou moeten gebruiken bij het evalueren van sancties. Het huidige economische embargo tegen Irak zou ingeruild moeten worden voor slimme sancties en een verbod op wapenexporten wil het deze test doorstaan. En met Mariwan Kanie hopen wij er dan op dat het lijden van de Irakese bevolking vermindert en er ruimte wordt geschapen voor het vormen van een kansrijke oppositie tegen het bewind van Saddam Hoessein.

Betrokken SP'ers