opinie

Onmiddellijke sluiting van Studiehuis dringend gewenst

Het Studiehuis zal vooral voor allochtone leerlingen negatieve gevolgen hebben volgens onderwijswethouder Jaap van der Aa (Parool, 29 november 1999) De dit jaar op alle scholen verplicht doorgevoerde Tweede Fase waaraan het Studiehuis is gekoppeld, heeft een overladen programma en vereist een zelfwerkzaamheid waar veel leerlingen en scholen niet aan toe zijn. Volkomen onterecht wil staatssecretaris Adelmund eerst meer onderzoek doen naar de achtergronden van de problemen. Dat betekent dat een grote groep leerlingen de dupe wordt van een ondoordacht en te snel ingevoerd veranderingsproces. Om dat te voorkomen is het noodzakelijk dat er nu al drastisch wordt ingegrepen.

De klachten van de leerlingen zijn duidelijk: teveel vakken, een te hoge studielast en te weinig begeleiding en werkplekken. Er is kritiek op de nieuwe vakken Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) en Algemene Natuurwetenschappen en sommigen hekelen de verplichte wiskunde en de toegevoegde vreemde taal. Het is ook allemaal wel wat veel. Er zijn zelfs leerlingen die spreken over werkweken van 50 uur en meer. Dat is nooit de bedoeling geweest. Vooral de uitvoering van de grote aantallen opdrachten en werkstukken vergt veel tijd. Dat ligt deels aan de scholen zelf leerkrachten onderling voor te weinig afstemming zorgen tussen de aangeboden leerstof en de afsluiting per vak. Daardoor moeten leerlingen in korte tijd voor teveel vakken tegelijk een opdracht uitvoeren of een werkstuk maken. Als tegelijkertijd zoveel leerlingen klagen over te zware pakketten dan is er geen sprake meer van incidenten of kinderziekten. Dan moet op korte termijn worden overwogen om substantieel te snijden in het programma. Dat betekent ofwel het schrappen van vakken ofwel het beperken van de leerstof. Daarmee wachten tot het einde van dit schooljaar betekent vrijwel zeker dat een grote groep leerlingen blijft zitten of zakt voor het eindexamen. Dat is niet alleen demotiverend, het is onaanvaardbaar.

Een van de doelstellingen van de Tweede Fase en het Studiehuis is een betere voorbereiding op het hoger onderwijs. Dat streven is op zichzelf loflijk maar het illustreert tegelijkertijd de beperkte visie van waaruit het onderwijsbeleid wordt geformuleerd. Het primair- en voortgezet onderwijs is niet slechts bedoeld om leerlingen klaar te stomen voor het middelbaar beroeps- en hoger onderwijs. Zo'n twee eeuwen geleden, ten tijde van de Bataafse Republiek, werd voor het eerst een doelstelling voor het onderwijs in de wet vastgelegd. Volgens die wet 'wordt het onderwijs gegeven om door middel van het aanleren van gepaste en nuttige kundigheden de kinderen op te voeden tot alle christelijke en maatschappelijke deugden.' Wij zouden dat tegenwoordig anders formuleren maar de bedoeling ervan is ook nu nog duidelijk. Het gaat in de eerste plaats om de opvoeding, de leerresultaten zijn uiterst belangrijk maar toch secundair. In de Tweede Fase en het Studiehuis wordt het leraarschap grotendeels gereduceerd tot de rol van instructeur. Maar de leraar is vooral een pedagoog en pas in tweede instantie een instructeur. En dat verdraagt geen grote klassen en groepen, geen onoverzichtelijke megascholen en geen centrale directies die ver van de leerlingen en de mensen voor de klas staan.

De eis dat leerlingen zelfstandiger in het Studiehuis moeten werken is op veel scholen en voor veel leerlingen misplaatst. Er zijn onvoldoende werkplekken, te weinig computers, maar belangrijker, er is nauwelijks begeleiding. Op nogal wat scholen zwaait de conciërge de scepter in het studiehuis, elders helpen ouders een handje maar vaak zijn leerlingen op elkaar aangewezen. Omdat scholen zelf invulling geven aan de wijze waarop met de zelfwerkzaamheid wordt omgegaan ligt in het Studiehuisidee een groot risico. Het komt scholen financieel namelijk goed uit om leerkrachten minder uren klassikaal les te laten geven en grote groepen leerlingen in het Studiehuis aan het werk te zetten. Daar komt nog bij het toenemende belang dat wordt gehecht aan het zelfstandig werken met de computer. Dat apparaat kan de leraar natuurlijk niet vervangen maar volgens velen wel het belang van zijn fysieke aanwezigheid verminderen. Is het cynisch te veronderstellen dat het lerarentekort op die manier vanzelf oplost? En is het achterdochtig te vermoeden dat bewindslieden in het Studiehuis tegelijkertijd een mogelijkheid tot bezuiniging zien? Ik denk het niet. Onder de huidige omstandigheden is sluiting van het Studiehuis dringend gewenst.

De Tweede Fase dreigt een Darwinistische werking te krijgen; door natuurlijke selectie vallen de zwakste leerlingen af. Leerlingen die nog niet aan de gevraagde zelfwerkzaamheid toe zijn, of zij die thuis op onvoldoende ondersteuning kunnen rekenen, zullen als eersten afvallen. Om die reden noemde Jaap van der Aa, de invoering van het Studiehuis in deze krant 'onverantwoord'. Hij vreest dat veel Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse leerlingen zullen mislukken in het nieuwe onderwijsconcept. Van der Aa was bijna vijfentwintig jaar leraar en rector in de hoofdstad en weet waarover hij praat. Hij zou er goed aan doen af te reizen naar Zoetermeer om partijgenoot Karin Adelmund tot rede te brengen. Lukt dat niet dan zal de invoering van de Tweede Fase een ongunstig effect hebben op de emancipatiekansen van groepen in achterstandsituaties. Daar zou de staatssecretaris, die onlangs nog in tranen uitbarstte over de schoolresultaten van allochtone leerlingen, van wakker moeten liggen.

Inmiddels is duidelijk dat de basisvorming onvoldoende oplevert en zeker niet goed functioneert als aanloop naar de Tweede Fase. Leerkrachten en leerlingen klagen terecht dat die overgang véél te groot is. De overgang van Mavo naar Havo wordt daardoor nagenoeg onmogelijk. Opnieuw is dat in het nadeel van leerlingen uit achterstandsituaties. Juist zij hebben baat bij de mogelijkheid van een lange leerweg maar nu wordt ze de pas afgesneden. Wederom een argument dat Adelmund aan zou moeten sporen om snel het roer om te gooien. Maar kennelijk wordt zij overvleugeld door haar minister die steeds benadrukt dat er meer ruimte moet zijn voor diversiteit in het onderwijs en verschillen tussen scholen. Hij gaat zelfs zover de ouderbijdrage en sponsoring van het onderwijs in dat licht te bezien. Onder zijn leiding stevenen we af op Amerikaanse toestanden in het onderwijs waarbij de portemonnee van de ouders de kwaliteit van het onderwijs en dus de kansen van het kind bepalen. Dat is niet alleen ongewenst, het is verwerpelijk. Die ontwikkeling moet onmiddellijk een halt worden toegeroepen. Dat moet beginnen met een verbod op de ouderbijdrage en sponsoring. Anders zet de tweedeling in het onderwijs zich voort en komen er kwalitatief slechte scholen voor arme onderwijsconsumenten en speciaalzaken voor de betere klasse. Wie twijfelt aan dit beeld moet eens een kijkje nemen in de Verenigde Staten. Op veel terreinen, maar zeker op onderwijsgebied, lijkt Amerika gidsland te worden. De kwaliteitsverschillen daar tussen rijke particuliere en arme overheidsscholen zijn ten hemel schreiend.

Is het te laat om het tij te keren? Ik denk het niet. Om te beginnen moeten we volmondig erkennen dat we met deze onderwijsvernieuwing de plank volledig mis dreigen te slaan. Ook de SP heeft oorspronkelijk ingestemd met een nieuwe inrichting van de Tweede Fase maar steeds gepleit voor een geleidelijke invoering zodat tussentijds bijstellen mogelijk zou zijn. Onderwijsvernieuwingen moeten per definitie langzaam worden ingevoerd om te voorkomen dat een hele generatie leerlingen de dupe wordt van te hoge ambities of fouten van beleidsmakers. Voorstellen tot uitstel van de definitieve invoering hebben echter nooit een meerderheid in de Tweede Kamer kunnen krijgen onder het mom dat daarmee scholen waar de Tweede Fase reeds was ingevoerd, gestraft zouden worden. Een recent voorstel van D 66 om op korte termijn 25% van de exameneisen te schrappen kreeg wel de steun van de SP maar niet van de overige partijen. De erkenning dat we op de verkeerde weg zijn lijkt daarmee verder weg dan ooit. Daarom is het van groot belang dat veel leerlingen maar liefst ook veel leerkrachten maandag demonstreren tegen deze vernieuwing. Het maakt niet uit of zij dat doen op het Malieveld of de Dam, als het maar massaal is. Van Adelmund, met haar lange staat van dienst in de vakbond, mag toch worden verwacht dat zij zich iets gelegen laat zijn aan het protest van zoveel direct betrokkenen?