opinie
Harry van Bommel:

Kloof leraren en leiding moet gedicht

Een steeds machtiger directie vormt een nieuwe laag tussen bestuur en school, met de schoolleider als vertegenwoordiger van de werkgever. Het invoeren van experimenten met prestatieloon is maar één van de gevolgen, met gevolgen, met profijt voor slechts weinigen.

Scholen zijn sinds enige decennia intern steeds meer gaan lijken op bedrijven. Het waren "platte" organisaties met nauwelijks een hiërarchie. Door arbeidsdeling kwamen er functies bij: decanen, coördinatoren, locatiebeheerders, leerlingbegeleiders - staffunctionarissen met minder lesuren dan de "gewone" leraar die alleen les geeft. Die gewone leraar verwijst moeilijke leerlingen "waar wat mee is" naar de leerlingbegeleider. Logisch, met 26 lesuren en zo'n 10 klassen met in totaal al gauw 250 of meer leerlingen. Afgedwongen fusies hadden dislocaties over meerdere gebouwen en letterlijk en figuurlijk steeds grotere afstand tussen schoolleiding en "lesgevers" tot gevolg. Zo'n centrale directieraad of bovenschoolse directie runt scholen volgens de regels van het moderne bedrijfsmanagement. Het is een nieuwe laag tussen bestuur en school. Traditionele besturen, bestaand uit notabelen of een wethouder, werden afhankelijk van informatie van het management dat bij mandaat vrijwel alle bevoegdheden kreeg. De schoolleider werd van collega tot machtige vertegenwoordiger van de werkgever. De ontwikkeling naar een op de vrije (leerlingen-)markt concurrerend bedrijf komt met experimentele invoering van prestatieloon in een nieuwe fase. De leraar oefent geen zelfstandig ambt meer uit. Zijn werktijd per jaar is tot op het uur vastgesteld, zijn loon wordt door de schoolleiding naar vermeende arbeidsprestatie betaald. Zijn maatschappelijk aanzien daalt weer verder. Prestatieloon heeft een negatieve connotatie. Bureau Berenschot, belast met de uitwerking, bedacht een nieuw woord: competentiebeloning. Dat is taalkundig onzin. Competentie geeft een bevoegdheid aan: MO-akte, doctoraalbul. De individuele competenties van het Bureau Berenschot zijn niets anders dan individuele extra prestaties, gemeten aan verondersteld mindere prestaties van collega's. Die leiden dan tot "beloningsdifferentiatie". Het ministerie spreekt van "modernisering van het beroep" door de invoering van "carrièreperspectieven" en "loopbaanfasering" gebaseerd "competentiebeoordeling", "competentieontwikkeling" en "competentiebeloning". Er komen drie rangen: de beginnende, ervaren en excellente leraar. Slechts een klein deel van de leraren komt voor de hoogste rang in aanmerking. Scholen met veel gegoede ouders met hoge ouderbijdragen zullen bij vacatures trachten excellente leraren van elders weg te kopen door het aanbieden van meer salaris, volledige vergoeding van verhuiskosten en gunstige huisvesting. Sommige leraren zullen altijd in de laagste rang blijven steken, een groter deel bereikt de middelste. Meer zal de schoolbegroting niet toelaten. Wie durft dat carrièreperspectief te noemen? Met de invoering van een functiewaarderingssysteem ("fuwasys") kunnen leraren die tot het middenmanagement zijn doorgedrongen hoger beloond worden. Maar aangezien salarissen uit één pot komen, zal wat men de één extra geeft onthouden moeten worden aan de ander. Veel leraren vertrouwen de schoolleiding een objectieve beoordeling niet toe, bij toekenning van prestatieloon noch promoties. De kloof die vooral in grote scholen bestaat tussen een schoolleiding die men zelden of nooit in de leraarskamer ziet, die nooit meer zelf voor de klas staat, die zichzelf uitstekend beloont ten koste van anderen, rechtvaardigt dit wantrouwen volledig. Prestatieloon en "fuwasys" bieden de schoolleiding mogelijkheden tot manipulatie. Ze zal er, bewust of onbewust, gebruik van maken. Dat is inherent aan iedere hiërarchische structuur en werkt even onverbiddelijk als een natuurwet. Afgunst en verbittering verjagen de voor een goed pedagogisch klimaat noodzakelijke collegialiteit. Na de invoering van prestatieloon en "fuwasys" komt de laatste ontwikkelingsfase: de privatisering van het onderwijs. De eerste voorstanders melden zich al: Arie van der Hek (PvdA), bestuursvoorzitter van de Universiteit van Twente en voormalig voorzitter van de HBO-raad en Jan Franssen (VVD), burgermeester van Zwolle en voorzitter van de vereniging van particuliere onderwijsinstellingen. Ze pleiten voor onderwijsvouchers. Ouders kiezen een school, die ontvangt de voucher en verzilvert die bij de overheid. Privé-scholen kunnen een extra bijdrage vragen. Zoals in de ziekenzorg mogelijkheden worden bedacht tot voorrangsbehandelingen voor de rijken en hun kinderen, zo zullen er ook scholen komen met kleinere klassen, hogere salarissen en daardoor betere leraren. Als het prestatieloon is ingevoerd en de weg naar privatisering is geopend, heeft Paars de laatste ideologische veer van het onderwijs afgeschud. Het onderwijs, dat ook de taak heeft de integratie van etnische minderheden en de zo gewenste sociale cohesie te bevorderen, legt dan juist de basis voor een hechte tweedeling. Van de school mag verwacht worden dat ze er naar vermogen in bijdraagt het aantal drop-outs en maatschappelijke ontsporingen terug te dringen. Maar daarvoor hebben we geen prestatieloon nodig. Daarvoor moeten er in het hele basis- en voortgezet onderwijs kleinere klassen komen. Ook is de ontvlechting nodig van door afgedwongen fusie veel te grote scholen, waar leraar en leerling verdrinken in de massale anonimiteit. De gapende kloof tussen schoolleiding en leraren moet worden gedicht. De betrekkingsomvang moet verder verkleind worden zodat de leraar binnen een gelijkblijvende taakomvang meer voor de individuele leerling kan doen. Dan kan, naast ook nog een beetje meer salaris, het ambt van leraar vanzelf weer aantrekkelijk gemaakt worden en z'n maatschappelijk aanzien herwinnen.

Betrokken SP'ers