nieuws

Ongelijkheid is slecht voor de gezondheid

Gelijkheid is beter voor iedereen. Dat is de belangrijkste conclusie uit het spraakmakende boek The Spirit Level van de Britse wetenschappers Kate Pickett en Richard Wilkinson. Ongelijkheid is volgens hen slecht voor de gezondheid, zorgt voor meer geweld, meer criminaliteit, meer tienerzwangerschappen, meer obesitas, meer depressies, meer wantrouwen, meer kindersterfte, meer stress en minder sociale mobiliteit. Ongelijkheid is niet alleen slecht voor arm, maar ook voor rijk. Spanning sprak met een van de auteurs, Richard Wilkinson, emeritus hoogleraar in de epidemiologie, over zorg en ongelijkheid, over problemen en oplossingen.

Ongelijkheid is slecht voor je gezondheid, beweren Wilkinson en Pickett. Maar waarom? Hoe kan het dat ongelijkheid, zoals zij stellen, ‘onder je huid gaat zitten’? En waarom is ongelijkheid niet alleen slecht voor de gezondheid van armen, maar ook van rijken? 

Mensapen en Marx 

Om de invloed van ongelijkheid op de gezondheid te begrijpen, moeten we kijken naar de gevolgen van chronische stress, zegt Wilkinson. ‘Ongelijkheid tast onze sociale relaties aan. Slechte relaties zorgen voor stress.’ In ongelijke samenlevingen wordt status belangrijker. ‘Niemand staat graag voor schut.’ Als ons gevoel van eigenwaarde of status wordt aangetast, krijgen we meer stress en stijgt het niveau van het stresshormoon cortisol. Dit hormoon heeft een grote invloed op je lichaam en gezondheid. Zelfs een laag niveau van stress heeft al effect op de sterftecijfers. ‘Een lage status doet pijn. Dit wakkert bijvoorbeeld geweld aan. Een samenleving met veel ongelijkheid is gewelddadiger. Dit komt omdat mensen zich vernederd voelen.’

Mensen vertonen sterke psychologische reacties op ongelijkheid. ‘We kunnen beter mensapen bestuderen dan Marx,’ stelt Wilkinson. Hij doelt erop dat achter de effecten van ongelijkheid sociale processen schuilgaan. Die processen zijn juist bij apen goed te bestuderen. Wilkinson wijst ook op de epigenetica. Daarmee bedoelt hij te zeggen dat je omgeving je genen niet verandert, maar wel de manier verandert waarop je genen handelen. Omgevingsfactoren zorgen ervoor dat genen ‘aan- en uitgezet worden’. Veranderingen in je sociale positie hebben een epigenetisch effect. Volgens Wilkinson is je kindertijd een belangrijke periode, waarin de mogelijkheden ontwikkeld worden om je aan te passen aan de wereld om je heen. In een ongelijke, competitieve wereld moet je leren vechten voor jezelf, terwijl je in een gelijke wereld juist moet leren hoe je kunt samenwerken. De omstandigheden in je kindertijd zorgen voor een andere cognitieve en emotionele ontwikkeling. Ongelijkheid zorgt dat andere genen aan- en uitstaan en maakt je een ander mens.

Omdat ongelijke samenlevingen meer gericht zijn op competitie, wat stress in de hand werkt, wordt de gezondheid van zowel rijk als arm aangetast. Dus ook mensen die veel bezitten, hebben een minder goede gezondheid. Gelijke samenlevingen leveren daarentegen minder stress op en zijn beter voor arm én rijk.

Bron: Wilkinson 2013
Sociale en gezondheidsproblemen en de mate van inkomensongelijkheid. Dit is een van de vele - sprekende - grafieken uit The Spirit Level. Maatschappelijke problemen afgezet tegen de inkomensongelijkheid wereldwijd.

Nederland een middenmoter?

Nederland is in het boek van Wilkinson en Pickett, dat in 2009 uitkwam, een middenmoter waar het gaat om (on)gelijkheid. De inkomensverschillen zijn niet zo groot als in Engeland, Portugal en de Verenigde Staten, maar ons land is ook niet zo egalitair als Japan, Noorwegen en Zweden. Bij de sociale problemen die het gevolg zijn van ongelijkheid eindigt Nederland eveneens in de middenmoot. Het percentage mensen met een psychische aandoening is niet zo hoog als in de Verenigde Staten en Engeland, maar ook niet zo laag als in Japan. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het percentage mensen dat illegale drugs gebruikt, of het relatieve aantal moorden, of het relatieve aantal gevangenen. Finland en Japan scoren in alle gevallen beter, de Verenigde Staten en Engeland slechter. De levensverwachting in Nederland ligt lager dan in Japan en Finland, maar hoger dan in de Verenigde Staten en Engeland.

Sinds 2009 lopen de inkomensverschillen in Nederland echter op. Het CPB heeft becijferd dat op de middellange termijn de inkomenskloof met 3,2 procent zal toenemen. Landen die grote toenames in inkomensongelijkheid hebben weten te voorkomen, doen het beter dan landen die dat hebben nagelaten, stelt Wilkinson. Ook kleine toenames in inkomensongelijkheid hebben gevolgen. De trend is dat we steeds ouder en gezonder worden. Maar groeiende ongelijkheid remt dat proces af. Ook kleine toenames in inkomensongelijkheid hebben effect. Ze maken het bijvoorbeeld moeilijker om geweld en het gebruik van illegale drugs tegen te gaan, stelt Wilkinson. Daarnaast vertragen ze het proces dat we allemaal steeds ouder en gezonder worden, en het schaadt het welzijn van kinderen.

Nederland is een middenmoter als het gaat om inkomensongelijkheid, maar de vermogens zijn hier veel schever verdeeld. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de rijkste 1 procent meer dan 28 procent van het totale vermogen bezit. We vragen Wilkinson of hij en medeauteur Kate Pickett niet beter naast inkomensongelijkheid, ook naar vermogensongelijkheid hadden kunnen kijken. Hij antwoordt: ‘Landen met een grote vermogensongelijkheid laten een vergelijkbaar beeld zien als landen met een grote inkomensongelijkheid. Er zijn echter weinig data beschikbaar die het mogelijk maken om landen onderling te vergelijken. Daarom hebben wij er in The Spirit Level voor gekozen om te focussen op inkomensongelijkheid.’ Een interessant voorbeeld is volgens Wilkinson Denemarken. Dit land heeft relatief kleine inkomensverschillen, maar voor wat betreft levensverwachting valt Denemarken te vergelijken met een land als de Verenigde Staten, waar de inkomenskloof groot is. Wilkinson begreep niet hoe dit mogelijk was, totdat hij ging kijken naar de vermogensverdeling in Denemarken. Die is zeer scheef en blijkt van grote invloed te zijn op de levensverwachting.

Massabeweging

Ongelijkheid is niet alleen slecht voor de gezondheid, maar ook voor de economie, zegt de schrijver. ‘Rechts heeft altijd gesteld dat ongelijkheid nodig is voor economische groei. Dat is echter in strijd met de feiten. Het IMF, de OESO en de Wereldbank hebben alle becijferd dat ongelijkheid slecht is voor economische groei.’

Wilkinson legt in The Spirit Level en tijdens het interview uit hoe de loonkloof binnen bedrijven in de afgelopen decennia is gegroeid. Verdienden topbestuurders van de 350 grootste bedrijven in de Verenigde Staten in de jaren 60 en 70 nog 30 tot 40 zoveel als een gemiddelde werknemer, tegenwoordig verdient de top wel 300 tot 400 keer zoveel. Deze ontwikkeling heeft alles te maken met de verzwakking van de vakbonden, zo betoogt Wilkinson. Hij pleit voor meer gelijkheid door redistributie (herverdeling door belastingen), maar vooral ook door predistributie: het direct aanpakken van de loonverschillen binnen bedrijven.

Om de ongelijkheid te bestrijden is volgens Wilkinson een massabeweging nodig. Die beweging moet ‘de economie democratiseren’. Door een bedrijf te democratiseren verandert het ‘van een eigendom in een gemeenschap’. Daarom moeten we ernaar streven dat de meerderheid van het bestuur van een bedrijf uit werknemers komt te bestaan. Dit heeft een gunstig effect op hoe mensen hun werk beleven, op hoe zij omgaan met stress, en op hun gezondheid. 

Zorgstelsel

‘Gezondheidszorg is extreem belangrijk voor de kwaliteit van leven,’ aldus Wilkinson. ‘Ik begon veertig jaar geleden met mijn onderzoek naar gezondheid en ongelijkheid, omdat ik dacht dat iedereen het onacceptabel zou vinden als er grote verschillen in levensverwachting zouden zijn tussen rijk en arm. Ik ben tot de conclusie gekomen dat deze onacceptabele verschillen het gevolg zijn van sociale en economische ongelijkheden die mensen wél accepteren.’

Wilkinson vindt het belangrijk te benadrukken dat de effecten van armoede en werkloosheid groot zijn. ‘Daarom moeten we goede medische zorg hebben. Gratis voor iedereen. Dat biedt de noodzakelijke zekerheid en solidariteit.’ Een solidair zorgstelsel is voor Wilkinson essentieel, maar het is zeker niet het enige waarvoor we moeten vechten. ‘Het is van cruciaal belang dat we een heel andere samenleving opbouwen.’ In zo’n samenleving hoort een zorgstelsel met ‘publieke zorg voor iedereen’. Het beste zorgstelsel is volgens Wilkinson een stelsel dat betaald wordt uit de belastingen en sociale premies. Er moet een systeem komen zonder de optie om niet meer mee te doen. De mensen die het meeste zorg nodig hebben, zijn juist degenen die het vaakst zorg mijden. Wilkinson pleit daarom voor een systeem waarbij niemand uitgesloten wordt.