nieuws

Dagboek Kunduz: ‘Wie door een rietje kijkt ziet een mooie missie’

SP-Kamerlid Jasper van Dijk was van 17 tot 20 oktober 2011 op werkbezoek in Kunduz en Kabul, Afghanistan. Het bezoek was vooral gericht op de zogenaamde politietrainingsmissie waartoe het kabinet dit jaar besloot. ‘Als je door een rietje kijkt, lijkt de trainingsmissie een mooi project. Zodra je daarvan uitzoomt, zie je de dubbele agenda's en de werkelijkheid van een land in oorlog,’ aldus Van Dijk.

Hieronder zijn verslag van deze reis.

Politietraining

Maandag 17 oktober, aankomst in Kabul Rond 18.00 uur komen we aan op de Nederlandse ambassade in Kabul. We worden zwaar beveiligd. Onze delegatie rijdt in een colonne van zes SUV's met kogelvrije ramen. In elke SUV zit bewapende beveiliging. Tijdens het avondeten neemt de Nederlandse ambassadeur de stand van zaken door. Afghanistan is volgens hem nu onveiliger dan vijf jaar geleden. Toen kon je als westerling nog alleen de straat op, nu is het daar te onveilig voor.

Alle werkzaamheden van de internationale gemeenschap zijn gericht op 2014, het jaar waarin het merendeel van de Amerikaanse troepen naar huis terugkeert. Dat is financieel gezien begrijpelijk, aangezien de VS per maand 10 miljard dollar uitgeven aan deze oorlog. De ambassadeur vindt echter dat we nog 10 tot 15 jaar actief moeten blijven, vanwege de onzekere situatie waarin Afghanistan verkeert.

De economische situatie van Afghanistan is buitengewoon somber. Negentig procent van de Afghaanse inkomsten komt uit het buitenland (circa 15 miljard dollar). Met 1,5 miljard dollar aan eigen inkomsten, is er nog een lange weg te gaan. Het is de vraag hoe de Afghaanse overheid alle projecten die nu door het buitenland worden gefinancierd, ooit zelf kan betalen.

Dinsdag 18 oktober, Kunduz Vanochtend met het vliegtuig naar het trainingskamp in Kunduz. Vanaf het vliegveld rijden we met kogelvrij vest in zwaarbewapende Bushmasters naar het trainingskamp, het German Police Training Centre (GPTC). De afstand vliegveld - trainingskamp is misschien 500 meter, maar Defensie wil ons uiteraard niet onbeschermd op een bermbom laten rijden.

Het Nederlandse deel van het Duitse trainingskamp heet Camp Windmill, waar we ook zullen overnachten. We krijgen een briefing over de trainingsmissie en het werk aan de rechtsstaat, het zogenaamde Rule of Law programma. Commandant Ron Smits geeft leiding aan het trainingsprogramma.

De politietraining bestaat uit een basistraining van 8 weken. Daarna volgt een praktijktraining van 10 weken, die gespreid wordt over een periode van 5 maanden. Elke agent die deelneemt, krijgt een salaris van circa 170 dollar per maand, ruim drie keer het gemiddelde salaris in Afghanistan. In Kunduz zouden zich 1600 agenten bevinden, waarvan er 1200 al getraind zijn. Er moeten dus nog 400 agenten getraind worden. Dit aantal wordt even later door een Duitse trainer in twijfel getrokken. Hij denkt dat er veel minder dan 400 agenten beschikbaar zijn.

Commandant Smits stelt dat de Nederlandse missie knelt. Binnen het huidige mandaat zijn er te weinig rekruten om op te leiden. De trainers mogen uitsluitend lesgeven aan civiele agenten in Kunduz, terwijl er daar te weinig van zijn. Ze mogen geen training geven aan de grenspolitie, omdat die ook mag vechten. Agenten buiten Kunduz mogen niet opgeleid worden omdat deze later niet gevolgd kunnen worden, wat het parlement (lees: GroenLinks) als voorwaarde stelde. Vanwege deze beperkingen worden zeven van de twintig trainers teruggehaald uit Kunduz. De volgende lichting trainers bestaat uit 10 mensen in plaats van 20.

's Middags krijgen we een rondleiding op het trainingskamp. We zien een oefening van de rekruten met voornamelijk Duitse trainers. Een groot deel van de Afghaanse agenten kan niet lezen en schrijven. Ik spreek met een Duitse trainer die zijn scepsis over het programma nauwelijks kan verbergen. Het niveau is laag en het is de vraag wat je nu precies in een training van acht weken kan bereiken. Als ik hem vraag of hij streng is in de selectie van rekruten, antwoordt hij van niet, omdat er nu eenmaal productie gedraaid moet worden. Voor 2014 moeten de streefcijfers gehaald zijn, dan kan je niet te kritisch zijn. Daarom wil ook hij graag dat de Nederlanders meer soorten agenten mogen trainen, zodat het tempo wordt opgevoerd.

Terwijl wij de mannelijke agenten bezoeken, maken onze vrouwelijke collega's een bezoek aan de 11 vrouwelijke cursisten. We zien ook een moskee in aanbouw op het terrein. De Duitse trainer spreekt liever van een gebedshuis, omdat een moskee niet goed valt onder de Duitse bevolking.

Na een gesprek met een vertegenwoordiger van EUPOL (de EU-missie waarbij voornamelijk hoger juridisch personeel wordt opgeleid) en de burgemeester van Kunduz, eten we met militairen en personeel van de ambassade. Er wordt ons gevraagd wat we van de missie vinden. Ik zeg dat alle inspanningen waardering verdienen, maar dat dit niet wegneemt dat elke activiteit binnen een militaire context plaatsvindt. Voor pakweg 20 trainers zijn honderden militairen nodig. Bovendien maakt de missie deel uit van een omstreden NAVO-operatie die al tien jaar duurt en nauwelijks vooruitgang boekt.

We overnachten met 10 man in een van de legertenten en ik lees het boek Onder Taliban en Krijgsheren van Emiel de Bont (Nieuw Amsterdam, 2011). De Bont heeft als politiek adviseur jarenlang in Afghanistan gewerkt. Hij beschrijft hoe de inval in 2001 tot stand kwam. Tegelijk met de bombardementen gingen Amerikanen met koffers vol dollars het land in om de Afghaanse krijgsheren om te kopen. De oorlog zou vooral niet te snel beëindigd mogen worden, opdat Amerikaanse militairen de tijd krijgen om Taliban en Al Qaida-strijders op te sporen en om te brengen. Het boek plaatst ook dit werkbezoek in een bredere, omstreden context. Als je door een rietje kijkt, lijkt de trainingsmissie een mooi project. Zodra je daarvan uitzoomt, zie je de dubbele agenda's en de werkelijkheid van een land in oorlog.

Woensdag 19 oktober, Kunduz, Mazar-e-Sharif en Kabul Na het ontbijt gaan we naar een trainingskamp voor een bezoek aan de praktijktraining die volgt op de 8-weekse basisopleiding. Deze wordt verzorgd door de POMLT's (Police Operational Mentoring and Liaison Team) en staat voor de 10-weekse training die gedeeltelijk op locatie plaatsvindt. Dat betekent dat de trainers met de agenten in de stad aan de slag gaan, onder zware militaire bewaking. Er wordt ook getraind op het kamp, onder andere met behulp van playmobil, waarmee concrete situaties worden nagebootst.

We vragen de rekruten wat zij van de training vinden. Door het volle programma en de communicatie via een tolk, kunnen we niet uitgebreid praten. De rekruten zeggen dat zij dankbaar zijn voor de Nederlandse hulp. Het blijft echter moeilijk vaststellen of de training voldoende is om het politiewerk goed te kunnen uitvoeren.

Hierna hebben we een gesprek met de gouverneur van Kunduz, de heer Jegdalek en de commandant van de politie, de heer Qatra. Ik vraag de commandant wat hij weet van de martelingen in gevangenissen, zoals blijkt uit een recent rapport van de Verenigde Naties. De commandant zegt dat alles in zijn provincie in orde is. Als ik er meer van weet, moet ik maar met bewijzen komen. Dan vraag ik of hij de conclusies van het VN-rapport ontkent. Qatra zegt dat er misschien elders in Afghanistan misstanden zijn, maar niet in Kunduz. Het rapport maakt echter wel degelijk melding van martelingen in gevangenissen in Kunduz. Het is zelfs de vraag in hoeverre Nederlandse en Duitse trainers medeplichtig zijn, als blijkt dat door hun getrainde agenten hierbij betrokken zijn.

We vertrekken naar de legerbasis in Mazar-e-Sharif, waar in november vier Nederlandse F16's worden gestationeerd. Volgens het mandaat worden de F16's alleen in nood ingezet, maar in de praktijk kunnen de straaljagers ook deelnemen aan NAVO-operaties waarbij grondtroepen met bombardementen worden beschermd. Hierbij vallen niet zelden de meeste burgerslachtoffers.

Een gesprek volgt met de Duitse commandant Kneip. Net als iedereen, worstelt Kneip met 2014 als einddatum. De kwaliteit van het werk is ondergeschikt aan de deadline. Als er te weinig voortgang wordt geboekt is er niets aan te doen, in 2014 houdt het op.

We vliegen terug naar Kabul voor een bezoek aan het parlement. Het parlement staat qua activiteiten nog in de grondverf. Het bestaat uit 41 partijen en men voelt zich meer individueel vertegenwoordiger dan partijlid. Op onze vraag wat zij doen aan de corruptie, wordt gezegd dat de regering niet luistert en dat het parlement nog jong is.

Vervolgens maken we een bezoek aan de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Bismullah Khan. Hij geeft voorbeeldige antwoorden op al onze vragen en is zeer dankbaar voor de Nederlandse steun. ‘Agenten die door Nederlanders zijn getraind, zullen niet vechten. Wel zullen zij zich moeten verdedigen tegen terroristische aanvallen.’ De minister stelt het op prijs als ook agenten uit andere gebieden dan Kunduz worden getraind. Het VN-rapport over martelingen baart hem zorgen. De minister doet er alles aan om de daders te pakken te krijgen.

Na afloop rijden we terug naar de ambassade. Het wordt een heftige tocht door Kabul, waarbij we over steile weggetjes rijden, over de bergen naar de andere kant van de stad. Veel armoede, veel burka's en veel Afghanen die ons aanstaren in onze kogelvrije auto's. Ik voel me een soort kolonist en vraag me af wat omstanders van ons denken.

Op de ambassade voeren we een gesprek met vertegenwoordigers van de Navo (dhr. Gass), de EU (dhr. Usackas) en VN (dhr. De Misturo). De heren houden een hartstochtelijk pleidooi voor de activiteiten van de internationale gemeenschap. Strekking: we moeten nu doorzetten, dan wordt er de komende jaren iets moois tot stand gebracht. Ik vraag hoe zij verklaren dat de situatie nu onveiliger is dan vijf jaar geleden en waarom Afghanen zouden geloven dat het nu wel beter wordt. Men stelt dat de Taliban nu echt verzwakt is. Maar ook zij kunnen niet weerleggen dat de Taliban voor hetzelfde geldt rustig afwacht vanuit het grensgebied in Pakistan.

We eten met Nederlandse vertegenwoordigers in Afghanistan. Daaronder Martine van Bijlert van the Afghanistan Analysts Network (AAN). Zij houdt een genuanceerd pleidooi waaruit blijkt hoe lastig het is om vooruitgang te boeken. Er is veel scepsis en onzekerheid onder Afghanen, omdat men niet weet wat er de komende jaren gaat gebeuren.

Donderdag 20 oktober, Kabul Na het ontbijt voeren we een gesprek met de leider van de EUPOL-missie, de heer Yukka Savoleinen. De EU-missie houdt zich vooral bezig met de training van hoger personeel bij politie en justitie. We zien een overzichtskaart van de Afghaanse veiligheidsorganisatie, met oneindig veel soorten politie. Volgens Savoleinen is het de uitdaging om de politie en veiligheidsdiensten van een 'paradigma van gewapend conflict' naar een 'paradigma van rechtsstaat' te laten groeien. Het probleem is dat de bevolking de politie niet vertrouwt en ook geen gebruik maakt van de middelen van de rechtsstaat.

Daarnaast is het budget voor deze missie een probleem. EUPOL krijgt 60 miljoen per jaar van de EU, maar dat bedrag moet ieder jaar worden bevochten. Er is dus geen enkele zekerheid of de gemaakte plannen de komende jaren kunnen worden uitgevoerd.

's Middags bezoeken we de politieopleiding in Kabul. Ook hier weer veel nadruk op het proces om van oorlog naar rechtsstaat te groeien. En opnieuw het pleidooi om Nederland meer soorten agenten te laten trainen. De Kamerleden worden vakkundig gemasseerd, het lijkt wel afgesproken werk.

We spreken met de heer Van Veerssum die het lesprogramma heeft samengesteld voor de 8-weekse training van de agenten. Aanvankelijk bestond het programma uit een stapel papier van 500 pagina's. Die heeft hij weggegooid en ingeruild voor een praktisch en uitvoerbaar programma. Mensenrechten moeten aan de hand van concrete situaties worden overgebracht, niet vanuit abstracte internationale verdragen.

Ik vraag hoe ver je komt met een training van acht weken als je bedenkt dat een Nederlandse agent minstens drie jaar wordt opgeleid. Van Veerssum antwoordt dat hij dat niet weet. Het moet nu eenmaal van de Amerikanen.

We reizen door naar de Amerikaanse commandant Golden, die de leiding heeft over NTMA in het noorden, (Nato Training Mission Afghanistan). Golden houdt een strak pleidooi voor meer trainingen door de Nederlanders. Hij wil dat Nederland meer onderofficieren en grenspolitie gaat trainen alsmede agenten buiten Kunduz. De grenspolitie zou gesplitst kunnen worden in een blauw (politie) en een bruin (leger) deel. Dan zou Nederland het blauwe deel van de grenspolitie kunnen opleiden. Golden erkent dat de politie niet wordt gevolgd nadat ze zijn opgeleid, een wens van het Nederlandse parlement.

We besluiten ons werkbezoek met een bezoek aan de Nederlandse militairen op het vliegveld van Kabul. Rond 01.00 zijn we terug in Nederland.

Conclusie Een werkbezoek georganiseerd door het ministerie van Defensie vereist dat je soms afstand neemt. Steeds moet je de vraag stellen: wat krijgen we niet te zien? We spreken met militairen en trainers, maar nauwelijks met Afghanen. De gesprekken die we voeren, zijn steeds in de context van ons werkbezoek. Dat wil zeggen: een tamelijk formele setting waarbij iedereen zijn praatje goed heeft voorbereid. Buitenlandse vertegenwoordigers vertellen ons dat hun werk in Afghanistan noodzakelijk is voor succes. De vorderingen worden prachtig weergegeven met powerpoints op een zwaarbewaakt kantoor. Het is de vraag hoeveel het zegt over de weerbarstige werkelijkheid op straat.

Soms lukt het om mensen apart te spreken, bijvoorbeeld tussen twee afspraken door. Dan valt op dat vrijwel iedereen somber is over de toekomst van Afghanistan. Zowel militairen als vertegenwoordigers erkennen dat de omstandigheden uiterst moeizaam zijn en dat het maar zeer de vraag is of er de komende jaren vooruitgang kan worden geboekt. De inval in 2001, geleid door de VS, wordt al helemaal met scepsis bekeken. Het vergt nogal wat creativiteit om na tien jaar bezetting te beweren dat alles in 2014 koek en ei zal zijn. Het betekent dat alle lopende programma's op dat jaartal worden afgestemd. Projecten worden niet meer op inhoud gebaseerd, maar op een deadline.

De politietrainingsmissie is een product van deze context. Einddoel is het opleiden van voldoende leger en politie zodat Afghanistan in 2014 op eigen benen kan staan. Er zijn berekeningen gemaakt van de benodigde aantallen en die moeten nu worden gehaald. Nederland en Duitsland hebben zich toegelegd op Kunduz. Elke rekruut krijgt een training van minimaal 8 weken. In 2014 moet dat leiden tot voldoende opgeleide agenten. Als je bedenkt dat een agent in Nederland minimaal drie jaar over zijn opleiding doet, weet je dat kwaliteit volledig ondergeschikt is gemaakt aan kwantiteit.

De boodschap aan de Kamerleden was glashelder: deze missie knelt. Onder het huidige mandaat worden de doelen niet gehaald en zullen Nederlandse trainers nauwelijks werk hebben. Op drie vlakken wordt gevraagd om meer bevoegdheden:

-Niet alleen civiele politie opleiden, maar ook grenspolitie -Niet alleen agenten opleiden die werken in Kunduz, maar ook elders in Afghanistan -Niet alleen agenten opleiden, maar ook onderofficieren

Met name de eerste twee punten liggen gevoelig. De grenspolitie - vergelijkbaar met de Marechaussee - heeft de bevoegdheid om te vechten, terwijl dat niet mag volgens het mandaat. Agenten opleiden die buiten Kunduz gaan werken, kunnen moeilijker gevolgd worden, terwijl ook dat een voorwaarde was. De komende weken zal het debat in Nederland zich op deze punten richten.

Wie door een rietje kijkt naar deze trainingsmissie, zal respect hebben voor de werkzaamheden. Het streven naar een civiele politiemacht klinkt mooi, het probleem is dat er zoveel kanttekeningen zijn. Wat kun je bereiken in achttien weken? Wat gaan de agenten doen met hun wapens als de training klaar is en ook het hoge salaris wegvalt?

Wie het rietje opzij legt en uitzoomt, ziet de context waarin de missie plaatsvindt. Een land dat al tientallen jaren in oorlog is en bezet wordt door buitenlandse machten. Een land dat zo arm is dat 90 procent van de inkomsten bestaat uit buitenlandse gelden. Een land dat omringd wordt door buurlanden die belang hebben bij chaos en geweld in Afghanistan. Zoals Pakistan, dat vanwege het conflict met India niet wil dat Afghanistan sterker wordt. Vandaar dat Pakistan nog altijd een veilige thuishaven is voor de Taliban. Het is niet ondenkbaar dat de Taliban rustig in Pakistan afwachten totdat de buitenlandse troepen in 2014 zijn vertrokken.

De SP is tegen deze trainingsmissie omdat hij deel uitmaakt van een militaire bezetting die al tien jaar duurt. Het zijn de Amerikanen die bepalen hoeveel agenten en militairen moeten worden opgeleid. Landen zoals Nederland, hebben zich daarnaar te voegen. Het is volstrekt onduidelijk hoe de situatie zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Mogelijk worden momenteel duizenden agenten en militairen door de Navo bewapend en opgeleid, om over enkele jaren verwikkeld te raken in een nieuwe, gewelddadige strijd. Misschien traint Nederland nu zijn toekomstige vijanden. Martelingen in gevangenissen vinden plaats, mogelijk met door Nederland opgeleide agenten.

Minister Hillen had gelijk toen hij zei dat deze missie vooral een militaire missie is. Het overgrote deel van de circa 550 Nederlanders is immers militair. De SP wil Afghanistan helpen, maar niet met militairen. Wij geven daarom geen steun aan een bezetting die al tien jaar duurt en nog altijd gepaard gaat met fors geweld en talloze slachtoffers. Een land tot democratie bombarderen is onmogelijk. Afghanistan zal dan ook op andere manieren geholpen moeten worden, zoals met humanitaire hulp, beter onderwijs en meer gezondheidszorg. Vandaar ook ons motto: ‘Steun Afghanistan, stop de oorlog.’

Jasper van Dijk