nieuws

Initiatiefwet SP, PvdA, CDA en GroenLinks; huurbescherming ondernemers wordt verbeterd

De initiatiefwet van SP, PvdA, CDA en GroenLinks die een einde moet maken aan de ongelijkheid tussen hurende ondernemers en hun verhuurders, wordt op 27 september ingediend. Hiermee willen de Kamerleden wier fracties gezamenlijk een meerderheid hebben in de Tweede Kamer een einde maken aan misstanden rond renovatie waarbij huurders zonder pardon hun pand uit kunnen worden gezet.

De initiatiefneemsters Gesthuizen (SP), Smeets (PvdA), Blanksma (CDA) en Van Gent (GroenLinks) weten zich met hun wet gesteund door de winkeliers en horecaondernemers in Nederland. Gesthuizen: 'We ontvangen al lange tijd klachten over misbruik van de situatie. Volgens de wet mag een verhuurder nu een ondernemer uit het pand zetten als hij van plan is de boel te renoveren. Ondernemers staan zo goed als machteloos. Zij moeten hun winkel verlaten en maar zien dat ze ergens anders opnieuw beginnen.'

Sinds 2003 is het mogelijk voor verhuurders om bij een op handen zijnde renovatie de huurder de wacht aan te zeggen. Winkeliers of horecaondernemers krijgen te horen dat zij een andere locatie moeten zoeken omdat er in het nieuwe winkelcentrum geen plaats meer zal zijn. 'Maar die ondernemers zijn vaak de spil in de wijk. Zij zijn het die de boel naar een hoger plan hebben getrokken, de wijk leefbaar hebben gemaakt, maar krijgen stank voor dank,' aldus Pauline Smeets.

In de wet staat nu dat een verhuurder dringend eigen gebruik mag aanvoeren om zich, na afloop van de eerste termijn van het huurcontract voor een bedrijfspand, niet te houden aan de wettelijke verplichting het contract met een tweede termijn te verlengen. De verhuurder kan zodoende het contract opzeggen zonder dat hij rekening hoeft te houden met de ondernemer die zijn zaak in het pand heeft. 'Er is hierdoor geen sprake van evenwicht. Zelfs de rechter kan eigenlijk niet anders dan de huurder in het ongelijk stellen en zeggen dat hij uit zijn pand gezet mag worden,' zegt Blanksma, 'dat willen we aanpakken!' Tot 2003 woog de rechter in zulke gevallen niet alleen het belang van de verhuurder, maar ook de belangen van de huurder mee bij het beoordelen van de gegrondheid van de opzegging. In 2003 echter werd ‘renovatie’ als dringend eigen gebruik ingevoegd. Daardoor is de positie van ondernemers die bedrijfsruimte huren ernstig aangetast. Volgens de initiatiefneemsters is het goed dat de wet regelt dat panden gemakkelijk kunnen worden opgeknapt, 'maar,' aldus Van Gent, 'het is niet voor niets zo dat huurders van woningen ook beschermd worden. Wat ons betreft geldt die noodzaak evengoed voor de winkeliers. Mensen verdienen immers hun brood met hun zaak. Dat mag je niet over het hoofd zien.'

Door het betreffende artikel (296 lid 1 sub b) van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen blijft renovatie mogelijk maar zijn verhuurders en huurders meer elkaars gelijken. Renoveren kan met voortzetting van het contract en als het toch op ontbinding aankomt dan heeft de huurder recht op compensatie. In feite krijgt de rechter de mogelijkheid om naar de zaak te kijken en een belangenafweging te maken. De initiatiefneemsters menen echter dat de wetenschap dat een huurder juridisch sterk staat veel verhuurders al tot beter gedrag zal dwingen. Volgens hen procederen verhuurders noch huurders graag en zullen partijen hun best doen er samen uit te komen. 'Het enige dat wij willen is dat beide partijen even sterk zijn. De verhuurder heeft zijn belangen want het is zijn pand, maar de huurder heeft ook belangen. Zo hoort het dan ook gewoon in de wet te staan.'

Het voorstel wordt voor advies naar de Raad van State gestuurd en dan naar de Tweede Kamer.